De vreemde charme van een verwende puber
De dagboeken van Jean Cocteau
Het witboek door Jean Cocteau met tekeningen van de auteur Vertaling: Tineke van Dijk Uitgever: De Woelrat, 93 p., f 32,50
Gruwelijk kinderspel door Jean Cocteau Vertaling: Hetty Renes Uitgever: Goossens, 137 p., f 24,75
Opium door Jean Cocteau Geïllustreerd door Jean Cocteau Uitgever: Stocken, 270 p., ca. f 20, -
Le passé defini Journal 1951-1952 door Jean Cocteau Uitgever: Gallimard, 460 p., ca. f 60, -
Rudi Wester
Jean Cocteau noteerde in 1951 in zijn dagboek: ‘Ik ben van mening dat elk van mijn werken op zich de reputatie van één man kan waarborgen. Welnu, mijn beroemdheid is niet op deze gebaseerd maar op wat films en tekeningen in de marge van mijn werk, op een legende samengesteld uit praatjes en onjuistheden. Er bestaat geen auteur die zo bekend, zo onbekend, zo miskend is als ik. Dat is ongetwijfeld weer een geluk bij een ongeluk want over auteurs van wie men alles al weet, valt niets meer te leren. Als zij sterven, blijven er alleen botten over. Men heeft alle merg eruit gezogen. Slechte vertalingen, toneelvoorstellingen verminkt door buitenlandse censuur en de grilligheid van actrices, versleten filmkopieën, een paar aanvechtbare anekdotes: daarop is de roem van een dichter als ik gebaseerd, ik die alleen al van het verkeerd zetten van een komma ziek word.’
Dit klinkt enigszins verongelijkt, maar wel begrijpelijk voor iemand die zijn leven lang heeft moeten horen dat hij een ‘touche-à-tout’ was, bezig met van alles en nog wat maar ‘zonder authentieke diepgang’, zoals bijvoorbeeld het verwijt luidde van de keizer der surrealisten, André Breton.
In 1983, twintig jaar na Cocteaus dood, is men begonnen met het uitgeven van zijn dagboeken. Het erin vermelde overzicht van zijn werken geeft inderdaad een verbijsterende hoeveelheid activiteiten te zien. Vóór alles noemde hij zich dichter (23 bundels), en verder staan cr 33 opstellen genoemd over onder anderen Picasso, Colette, Gide en opium; 13 toneelstukken, 12 bundels met tekeningen, 34 boeken door hem geïllustreerd, 18 films, 26 muziek bewerkingen samen met onder anderen Eric Satie, Georges Auric, Poulenc, Stravinsky en Darius Milhaud; en ongeveer vijf romans. En nog ontbreken er enkele werken omdat ze niet te classificeren zijn. ‘Ik ben het tegengestelde van een Ivoren Toren,’ erkent hij in zijn dagboek, ‘alles amuseert me en interesseert me. Ik ben het beste publiek van de chaos.’
De tijd voorzag Cocteau ruimschoots van chaos: twee wereldoorlogen, surrealisme, Parijs in de jaren twintig bruisend van jazz en Amerikaanse schrijvers, existentialisme. Cocteau stond overal met zijn neus vooraan en keek toe, nooit werd hij echt deelnemer (‘Ik heb me ziek laten verklaren in de Eerste Wereldoorlog toen ik, op een nacht in Nieuwspoort, begreep dat ik me vermaakte’), maar tekende en beschreef de gebeurtenissen met flair en op zijn eigen, afwijkende wijze. Twintig jaar opiumverslaving verhinderde niet dat hij met een onvoorstelbare energie, en vaak genie, kleur gaf aan meer dan een halve eeuw cultureel leven in Frankrijk. Is die roem even vluchtig als zijn tekeningen? Of zitten er onder het glanzende laagje oppervlakkige vernis meer kwaliteiten dan zijn vele boosaardige critici ooit zouden willen toegeven?