Militaire idolatrie
Maar De Lange maakt niet de fout dit materiaal gelijk te stellen aan de Sovjetvisie op vrede en bewapening. Bax doet dat wel, waarmee hij bijvoorbeeld geheel voorbijgaat aan de in de Sovjetunie gevoerde discussie over de invloed van kernwapens op de internationale politiek en de vraag of oorlog voeren volgens de opvatting van Clausewitz nog mogelijk is. Daarover is in het Nederlands een uitstekende studie beschikbaar, de vertaling van David Holloway's De Sovjetunie en de bewapeningswedloop.
In het bijzonder hoofdstuk 3 ‘Militaire doctrine en strategie in het atoomtijdperk’ is van groot belang, maar het boek in zijn geheel biedt de context, die Bax niet verschaft. Bax maakt ook vrijwel geen gebruik van de relevante literatuur. Hij analyseert niet, maar rijgt slechts citaten aan elkaar, die op die manier een nodeloos huiveringwekkend ‘vijandbeeld’ - om bij zijn eigen termen te blijven - opleveren.
Hoe moet zijn materiaal - de inderdaad weerzinwekkende militaristische en grof nationalistische indoctrinatie in de Sovjetunie - worden geïnterpreteerd? Voor zover ik het kan beoordelen, heeft die indoctrinatie niet veel met buitenlandse politiek en niets met oorlogsvoorbereiding van doen. Bax noemt zelf als een van de redenen de dreiging van het uiteenvallen van de Sovjetstaat als gevolg van etnisch nationalisme: ‘...als beste middel (daartegen) beschouwden zij de vorming van een nieuw type mens, de “Sovjetmens”, voor wie de etnische afkomst van secundair belang is en die zich in de eerste plaats Sovjet-burger voelt.’ Dat is zeker juist en het is jammer dat Bax het daarbij laat. Het is namelijk niet de enige binnenlands-politieke drijfveer van ‘militaire idolatrie’ in de Sovjetunie.
Immers, ondanks de miljoenen slachtoffers van de geforceerde landbouwcollectivisatie en de stalinistische terreur was de nationale identificatie van de Sovjetbevolking - en zeker van het Russische deel ervan - zo sterk, dat haar inzet tijdens de Tweede Wereldoorlog niet te wensen overliet. Het is een wonder dat in de militair-nationalistische propaganda en opvoeding steeds op deze ‘grote patriotische oorlog’ wordt teruggegrepen. De Sovjetleiders zijn er zich ongetwijfeld van bewust dat het marxisme-leninisme bevolking noch jeugd nog kan overtuigen of inspireren. Daarmee wordt de rechtvaardiging van hun gezag aangetast en kalft het af. Maar er is niets anders beschikbaar, dus de leer behoudt een zekere oriënterende en rechtvaardigende functie en kan onmogelijk worden prijsgegeven. Nationalisme, de positieve identificatie met het eigen vaderland, die dankzij bewapening en militaire inspanning een grote mogendheid is geworden, zo zal men denken, biedt veel betere mogelijkheden.
Bax schrijft verder dat de Sovjetunie er een andere opvatting over ‘vreedzame coëxistentie’ op nahoudt dan wij. Dat is juist. Als Sovjetbegrip drukt ‘vreedzame co-existentie’ uit dat een kernoorlog geen middel van politiek meer kan zijn, zodat een voorzichtige buitenlandse politiek geboden is, maar het laat tegelijkertijd onverlet dat de ideologische en politiekeeconomische rivaliteit tussen Oost en West zal moeten voortgaan. Dat het in het Westen als harmoniebegrip werd geïnterpreteerd is minder belangrijk dan dat het is ontstaan en dat beide grote mogendheden er nu voor zorgdragen dat hun onderlinge betrekkingen beneden het cri-