Te kwader min Door Hannes Meinkema Uitgever: Contact, 294 p., f 24,90
Eddie Mielen
Hannes Meinkema is niet alleen een produktief, maar ook een populair schrijfster; haar verhalen en romans vinden al direct na verschijnen - vooral sinds En dan is er koffie - hun weg naar een trouwe schare volgelingen. Blijkbaar roepen de verwikkelingen rond relaties, vrouwenstrijd en maatschappelijk onrecht echo's van herkenning op, want ook haar nieuwste roman Te kwader min (waarom weer zo'n afgrijselijke titel?), kwam onmiddellijk in de boeken-toptiens terecht, nog voor er een recensie verschenen was. Vanwaar die goodwill bij de lezer? Na lectuur van de roman werd ik wederom bevestigd in mijn overtuiging omtrent dat waarom: door het - ook stilistich - simplificeren van Meinkema, het uitvergroten van een conflict en het daaromheen groeperen van het goede en het kwade. Het draait bij haar strijk en zet om een Slachtoffer van onbegrip en onderdrukking, een slachtoffer dat aan het eind van het verhaal het aura heeft verkregen van een martelaar. Van Assepoester tot Jeanne d'Arc. Ook in Te kwader min wordt dit wijsje weer gefloten. Het is een zoveelste variant op kwade moeder contra brave dochter. En hoewel Meinkema's thematiek - eerlijk is eerlijk - wat meer vleugels heeft gekregen, is een nieuw soort kitsch haar werk binnengeslopen.
In het eerste deel van het boek staat de verhouding tussen dochter Esther en haar ernstig zieke moeder centraal. Tijdens de oorlog heeft deze een joods meisje, Rachel, verzorgd, dat ze na de bevrijding weer aan de echte moeder moest overdragen. Daar is ze altijd wrokkig over gebleven en ze ziet in Esther maar een zwakke remplaçant van dat joodse meisje ‘de miskoop die niet teruggestuurd kon worden naar de winkel’. Uitgerekend de vriend van Esther (eindelijk eens een sympathieke minnaar bij Meinkema!), een joodse arts die, o toeval, op de afdeling werkt waar haar moeder verpleegd wordt, arrangeert vlak voor de moeder sterft een ontmoeting tussen haar en het onderduikstertje van destijds. Esther is woedend en haar vriend kan zijn boeltje ‘je eigentijdse kleertjes’ pakken. In deel twee zoekt de jaloerse Esther ‘Je hebt mijn moeder gehad, en je eigen ouders, je hebt een dochter. En wat heb ik?’) toenadering tot de vrouw die eens haar moeders pleegkind was en, na talloze gesprekken, vinden beiden elkaar uiteindelijk.