De verliezers
Zwarte soldaten in Vietnam door Wallace Terry Uitgever: Veen, 312 p., f29,50
Hugo Arlman
Zevenentwintig miljoen Amerikaanse jongens bereikten tijdens de oorlog in Zuidoost-Azië de dienstplichtige leeftijd; van de elf miljoen die in het leger werden ingelijfd, vochten er ruim twee miljoen in Vietnam. Onder hen vielen achtenvijftigduizend doden en bijna driehonderdduizend gewonden. Het aandeel van de Amerikaanse minderheden - blacks, hispanics - was daarin buitenproportioneel: ‘De dienstplichtigen die vochten en sneuvelden waren voornamelijk de verliezers van de samenleving: dezelfde mensen die achterbleven op school, die achteraan stonden als het ging om werk, die altijd verloren in welke maatschappelijke competitie dan ook,’ schreven Baskir en Strauss in Chance and Circumstance, hun boek over de Vietnam-generatie uit 1978.
In de eerste jaren van de oorlog was een kwart van de gesneuvelden dan ook zwart, terwijl ze in Amerika maar elf procent van de bevolking uitmaakten. En de ‘helden’ van de oorlog, de luchtmachtofficieren die krijgsgevangen waren geweest, waren vanzelfsprekend in overgrote meerderheid blank. De racistische verhoudingen thuis weerspiegelden zich ook in Vietnam: zwarte solidariteit voedde het blanke racisme. ‘Ik heb huizen afgebrand in Chicago,’ vertelde een zwarte GI, ‘en geschoten op die bleekscheten, en het kan me geen reet schelen. Ik schiet net zo lief op blanken als op de Vietcong’. En blanke militairen hanteerden op hun beurt het hele scala van scheldwoorden dat ook in de grote steden van Amerika werd gebezigd, ‘Mau Mau’, ‘brownie’, ‘spade’, ‘nigger’.
Terry heeft twintig zwarte Vietnam-veteranen geïnterviewd over hun ervaringen in Vietnam, over de oorlog, over het racisme, over hun thuiskomst. VN publiceerde op 29 september en 6 oktober jongstleden twee van die gesprekken. ‘Ik heb m'n tijd er op zitten dat ik voor m'n land heb gevochten, en ik ben niet terug gekomen om me hier te laten overvallen. Als iemand me hier probeert te beroven of in elkaar te slaan, maak ik hem af. Zo simpel is dat.’
■