Hogere bekrompenheid
Vervolg van pagina 4
Edgar Allan Poe, Elias Canetti, John Wayne (!) en Thorbecke ongeveer als enige met vriendelijkheid en genoegen behandelt en verder uitsluitend minder bekende schrijvers van studies die feiten aandragen en die onbevooroordeeld analyseren? Het betekent dat hij behoort tot de Hollandse school van de Hogere Bekrompenen, waartoe volgens mijn informatie en kennis verder alleen nog Karel van het Reve behoort: degenen die staan voor een minimum aan ‘idealen’, zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid willen blijven en verder geen aanstellerij. Het verbaast mij niets dat ook in Blokkers hoofd een passage uit het werk van Gerard Reve gegrift staat waarin hij beschrijft dat hij het liefst alleen eet, achter een jute gordijn en zijn bord op een oude krant. Deze passage is het symbool voor de Hollandse hogere eenvoud van de geest.
Blokker is de meester van de reductie: grote politieke conflicten brengt hij terug tot ordinaire dorpsrellen, volwassen idealen krijgen bij hem de gedaante van overspannen jongensdromen. Hij heeft het zelden over ‘Nederland’, hij spreekt altijd van ‘Holland’ en het is alsof hij het daarmee tot zijn ware proporties terugbrengt. Met dat Holland heeft hij een haat/liefdeverhouding. Als hij het heeft over het land van Ot en Sien dan denkt hij aan twee dingen: aan de Hollandse nuchterheid en aan het lekenpastoraat Holland. Blokker voelt zich niet zo ontheven dat hij zou ontkennen dat hij niets heeft meegekregen van de domineestraditie, maar soms koketteert hij ermee. In feite heeft hij helemaal niets van een dominee, net zomin als een willekeurige Franse of Amerikaanse satiricus. Hij staat altijd aan de kant van de hersens, de Verlichting, de nuchterheid en de scepsis en is een hardnekkig bestrijder van de ‘Calvinistische illusie’ die men zowel aantreft bij het religieuze deel van Nederland als de ‘horden’ van Tros, Veronica c.s. waar hij het in zijn laatste bijdrage in Mag het ook zwart? over heeft: ‘dat de over ons gestelden over een onkreukbaarheid beschikken waarvan de genade aan de gewone mensen niet of minder vanzelfsprekend is gegund.’
En de man met de veelzeggende naam die het dichtst in de buurt komt van iemand die ‘deugt’? Over hem schreef Blokker een zin die ook op hemzelf van toepassing kan zijn: ‘dat rekbare waarvan je afleest dat hij veel kan hebben, maar toch niet over zich laat lopen.’ Vredeling.