Afstandsbediening
Het Veronica-effect
Nico Scheepmaker
De Haagse Post in de personen van Jan Brokken en Tom Rooduyn had vorige week dinsdag vijf mensen in de Burgemeesterzaal van het Pulitzer Hotel bijeengeveegd om te discussiëren over het Veronica-effect, de teloorgang van de Nederlandse televisie, en hoe erg het allemaal is. Tineke de Rooy van het maandag-middagprogramma Tineke vertegenwoordigde de Veronica-gedachte, Jan Blokker en Theo Sontrop (altijd gedacht dat deze, als directeur van de arbeiderspers, alleen maar boeken las, maar hij schijnt zich toch ook vaak aan de televisie te ergeren) vertegenwoordigden de ‘minderheid’ die opteert voor hoogkwalitatieve programma's en niet aan haar trekken komt, Henk Hofland zat erbij als individualist, en ik zelf mocht de grote groep van televisieliefhebbers vertegenwoordigen.
Op de tafel twee kleine bandrecorders, waarvan de inhoud voortdurend ververst werd. Er zou een Pulitzer Hotelprijs moeten worden uitgeloofd voor journalisten die in staat zijn uit zo'n kakofonie van geluiden en twistgesprekken een adequate weergave op het schrift samen te stellen, en daar nog aardigheid in hebben ook. Na afloop voelde ik de sterke behoefte mijn eigen flarden van meningen een beetje te ordenen (bijna had ik ‘op een rijtje te zetten’ geschreven), want je voert zulke gesprekken tenslotte niet voor de boekenbon van vijfenzeventig gulden die je na afloop op een ietwat tersluikse manier ter hand gesteld wordt, maar om de gelegenheid te baat te nemen je rondzwevende gedachten over allerlei televisiezaken met het schepnetje van je betoogtrant uit de enfin, u begrijpt me wel, ik zal het niet te bont maken...
Eigenlijk zou de Haagse Post in zo'n geval geen boekenbon voor de gedane moeite moeten geven, maar zeven bandrecordertjes op tafel moeten zetten en bedienen (u kunt de Chinese jongleeract van de man die heen en weer rent tussen zeven zwiepende stokken waarop bordjes draaien om elk verslappend bordje een nieuwe draai te geven?), waarvan er vijf na afloop cadeau worden gedaan aan de deelnemers aan het gesprek, zodat ze thuis nog even kunnen controleren welke wartaal zij hebben uitgeslagen doordat zij halverwege hun betoog door Sontrop zijn onderbroken. Volgens mij heb je, als je connecties hebt, voor vijfenzeventig gulden al een heel aardig bandrecordertje. Maar goed, ik herinner mij bij voorbeeld dat ik betoogd heb dat je als een minderheid van zeg zeven procent van de televisiekijkers met een hang naar Adriaan van Dis, Van Kooten en De Bie, kortom naar VPRO-programma's volgens de democratische beginselen (en die van recht en redelijkheid) mag eisen dat dan ook zeven procent van de programma's op jou gericht is. Die zeven procent is overigens geen definitief, onaantastbaar, door het ministerie van WVC geijkt cijfer, maar ontleen ik aan de gemiddelde kijkdichtheid van de Adriaan van Dis-programma's, want die mogen toch wel model staan voor hoge kwaliteit en intellectualisme. Iemand die op voet van gelijkheid kan discussiëren met Beate Klarsfeld, Bernard Levin en Fay Weldon mag als maatstaf gebruikt worden voor de kijkverlangens van die minderheid van zeven procent.
Nu doet zich al meteen de moeilijkheid voor, dat kwaliteit zich niet laat afdwingen. Het gesprek dat Cherry Duyns met Jeroen Brouwers voerde over dood, zelfmoord, schrijverschap en het eigenhandig afdrogen van de kopjes, behoort onloochbaar tot de verlangens van die minderheidsgroep, maar om u de waarheid te zeggen zat ik na tien minuten almaar te wachten tot de beide heren het herenleed van zich zouden afschudden om eindelijk in een bevrijdende schaterlach uit te barsten en in de richting van de camera (en dus de kijkers) een sliep-uit-beweging te maken. Naarmate ze echter humorlozer en humorlozer zaten door te somberen (soms liepen ze ook, op een kerkhof), groeide mijn bewondering voor hun durf die onverbiddellijke lachbui nog even langer, en zelfs nóg even langer uit te stellen (ik waande me in Toscane, waar die jongens hun lachbui ook zo lang uit schijnen te kunnen stellen), totdat het programma na ruim een uur was afgelopen en er geen lachje te voorschijn was getoverd. Nou, dat hoeft toch ook helemaal niet, daar was het onderwerp toch ook niet naar!, zult u nu geïrriteerd uitroepen, maar voor zover ik weet is elk onderwerp ernaar, en ik verdenk Cherry Duyns en Jeroen Brouwes er dan ook sterk van dat zij een hoogkwalitatief programma voor een minderheid van zeven procent hebben gemaakt dat eigenlijk helemaal niet zo goed was.
Hoe meer zendtijd, en hoe meer zenders, hoe beter. Ideaal zou zijn als er elke dag veertien zenders in de lucht waren, want dan kon die minderheid van zeven procent naar recht en rede één zender helemaal voor zich zelf opeisen. Ik vraag me trouwens wel eens af hoe groot de minderheid aan de onderkant van de ladder is. Klaagt die wel eens, of heeft die niets te klagen, omdat ze ruimschoots aan haar trekken komt? Ik denk altijd maar dat als er een hoogkwalitatieve groep van zeven procent is, er ook een laagkwalitatieve groep kijkers van acht procent is, die alleen maar voor de volle honderd procent aan haar trekken komt bij Kung-Fu-films, actiefilms waarin elke minuut iemand in een vleesmolen of een trog cement een gruwelijke dood vindt (die films bestaan niet alleen, maar vinden ook een behoorlijke aftrek in de videotheken, ik kreeg er eens eentje te zien op ons tv-toestel in het bungalowpark in de Flevopolder tijdens de vakantie op een ochtend toen het regende, zodat de kinderen binnenshuis vermaakt moesten worden) en dat soort Unfug, waarvan de Nederlandse televisie zelden of nooit iets laat zien. En al die Veronica- en Tros-programma's dan!, roepen Theo Sontrop en Jan Blokker (ik noem maar enkele denkbeeldige namen) vol onbegrip uit. Nee jongens, jullie weten niet wat er in de wereld te koop is, zelfs de Tros en Veronica zenden alleen maar programma's uit voor mensen die tussen die minderheid van acht procent onderaan, en die zeven procent van bovenaan in zitten. We zitten dus niet met één verwaarloosde (?) minderheid, we zitten met twee verwaarloosde minderheden, alleen hoor je nooit iets van die tweede, omdat die zich wat minder gearticuleerd uit. Toch zijn zij er erger aan toe dan hun antipoden, want die hebben altijd Adriaan en Kees en Wim nog (en Cherry en Jeroen), terwijl die acht procent nooit eens ‘De meisjes van de Reeperbahn’ en ‘Het massacre van Kung-Fu’ te
zien krijgen. Ik wou dat ik al die verstandige dingen tijdens dat rondetafelgesprek had gezegd!