De Vorsterman Bijbel
(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel– AuteursrechtvrijBronDe uitgave betreft de digitale versie van de Vorstermanbijbel in twee delen waarvan het eerste deel 1528, het tweede 1531 als verschijningsjaar heeft. De titel luidt:
De Bibel. Tgeheele Oude ende Nieuwe Testament met grooter naersticheyt naden Latijnschen text gecorrigeert, ende opten cant des boecks die alteratie die hebreeusche veranderinge, naerder hebreeuscer waerheyt der boecken die int hebreus zijn, ende die griecse der boecken die int griecs zijn, ende dinhout voor die capittelen gestelt, Met schoonen figueren ghedruct, ende naerstelijck weder ouersien.
Deze digitale editie geeft de volledige bijbeltekst, inclusief de voorwoorden, de tafel der epistelen en evangeliën, de kanttekeningen, de samenvattingen en alle andere begeleidende teksten. Als ‘legger’ is gebruik gemaakt van het exemplaar dat berust in de bibliotheek van het Nederlands Bijbelgenootschap onder de signatuur 31 "1528" - Vors. Fotoscans hiervan zijn door het Nederlands Bijbelgenootschap op internet gepubliceerd op de website www.bijbelsdigitaal.nl. De elektronische bibliografie van in de Lage Landen gedrukte bijbels www.bibliasacra.nl somt van deze uitgave 25 exemplaren op, die zich bevinden in wetenschappelijke en openbare bibliotheken in Duitsland, Engeland, Nederland en België (nr. 1531.B.dut.WV.a, vgl. ook Den Hollander 1997, nr. 42). Het exemplaar van dezelfde editie dat berust in de bibliotheek van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) te Leiden, is bij leesproblemen en beschadigingen in het NBG-exemplaar gebruikt als tweede legger (zie hieronder: Gevolgde werkwijze bij het digitaliseren: Leesproblemen in de eerste legger). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achtergrond van het BijbeldigitaliseringsprojectIn juni 2007 heeft Nicoline van der Sijs in verschillende media een oproep gedaan voor hulp van vrijwilligers bij het digitaliseren van de Statenvertaling 1637. Vanwege de grote respons is het zogeheten Bijbeldigitaliseringsproject vervolgens uitgebreid met andere laatmiddeleeuwse en vroegmoderne bijbelvertalingen waarvan het NBG de afbeeldingen op internet heeft geplaatst. Inmiddels zijn er transcripties gepubliceerd van de Statenvertaling uit 1637, de Delftse bijbel uit 1477, de Leuvense bijbel uit 1548, de Lutherse bijbelvertaling uit 1648, de Deux-Aesbijbel uit 1562, de Liesveltbijbel uit 1542 en de Biestkensbijbel uit 1560. Bovendien zijn vijf psalmberijmingen en kerkboeken getranscribeerd en op internet gepubliceerd: de Psalmen van Datheen en de Heidelbergse Catechismus (1566), de Psalmen van Willem van Haecht (1583), de Psalmen en Lofzangen van Marnix van Sint Aldegonde (1591), de Psalmen van Johan de Brune de Oude (1644) en Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de hervormde kerk van Nederland in gebruik (1773). Er wordt gewerkt aan o.m. een digitale versie van het Nieuwe Testament van Jan Utenhove (1556) en van de tweede druk van de Statenvertaling uit 1657. Niet-bijbelse deelprojecten zijn o.m. de spreekwoordenverzameling Nievwe Wyn in Oude Le’er-Zacken van Johan de Brune de Oude (1636), Het Groot VVoordenboeck: Gestelt in ’t Neder-duytsch, ende in ’t Engelsch van Hendrick Hexham uit 1648 en De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden van Carolus Tuinman (1726-1727). Alle teksten zijn gepubliceerd op de website www.dbnl.nl van de Digitale Bibliotheeek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) en gedeponeerd bij Data Archieving and Networked Services DANS, een onderdeel van de KNAW. De Bijbels zijn voorts gepubliceerd op de website bijbelsdigitaal.nl van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG), sommige tevens op de website van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL). Op de site biblija.net kunnen een aantal bijbels naast elkaar worden gezet en met elkaar worden vergeleken. Aparte projecten vormen de Friese bijbelvertaling van dr. G.A. Wumkes uit 1943 en de Nije Fryske bibeloersetting uit 1995, te vinden op biblija.net; Wumkes staat ook op de Digitale Historische Bibliotheek Friesland (www.wumkes.nl). Begin 2009 zijn de werkzaamheden van de vrijwilligers die meewerken aan het digitaliseren, ondergebracht in een stichting, de Stichting Vrijwilligersnetwerk Nederlandse Taal (SVNT). De digitale tekstuitgave van de Vorstermanbijbel wordt gepubliceerd op de websites van de DBNL en het NBG, waarbij iedere instelling een andere vormgeving en andere zoekmogelijkheden biedt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Medewerkers aan de digitale uitgave van de VorstermanbijbelAan het overtikken en tot driemaal toe corrigeren van de tekst van de Vorstermanbijbel hebben 56 personen een bijdrage geleverd. De medewerkers hebben een of meer porties van de tekst van de Vorstermanbijbel overgetikt. Een portie bestond uit gemiddeld tien pagina’s bijbeltekst. Een aantal van de medewerkers heeft zich, soms naast de overtikwerkzaamheden, beziggehouden met de correctie van door anderen overgetikte porties; in onderstaande lijst is dit achter de desbetreffende namen toegevoegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coördinatie:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Medewerkers:
Een aantal personen verdient bijzondere vermelding vanwege hun bovengemiddelde bijdrage. Huib Neven, Gerard Oevering en Ingrid Vedder hebben ieder een groot aantal porties getranscribeerd, Rien den Harder en Tineke van der Laan elk een uitzonderlijk aantal; Sybe Bakker, Bram Ettema, Ike van Hardeveld, Ruud Hendrickx, Jantien Kettenes, Bram Laport, Marja van der Linden, Jenny Mateboer, Jef Schaap, Frits Schutte, Frans Wetzels, Herman Wiltink en Tineke Wiltink hebben de eerste correctie op zich genomen; Rien den Harder heeft samen met Sybe Bakker, Bram Ettema, Jakobus Folkersma, Annalies van Haaften en Jef Schaap de versnummering in overeenstemming met de Vulgata gebracht; Dirk Geirnaert heeft bij leesproblemen in de eerste legger het INL-exemplaar van de Vorstermanbijbel geraadpleegd; Marja van der Linden en Herman Wiltink hebben een bovengemiddeld aantal porties gecorrigeerd; Jantien Kettenes, Tineke van der Laan, Marja van der Linden, Frits Schutte en Herman Wiltink hebben alle porties nogmaals gecorrigeerd en tot bijbelboeken samengesmeed. Voor het Bijbeldigitaliseringsproject is een besloten e-maildiscussiegroep opgericht waarin de projectmedewerkers informatie met elkaar uitwisselen. Het Nederlands Bijbelgenootschap heeft fotoscans ter beschikking gesteld van het exemplaar van de Vorstermanbijbel dat in de bibliotheek van het NBG berust. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Totstandkoming en ontvangst van de VorstermanbijbelMet ruim 400 titels tussen 1504 en 1543 is Willem Vorsterman een van de grootste Antwerpse drukkers/uitgevers van de eerste helft van de zestiende eeuw. Zijn omvangrijke fonds omvatte titels in het Latijn, Frans, Engels, Nederlands, Deens en Spaans in diverse genres: prozaromans, geschiedeniswerken, devotiewerken, schoolboeken en Latijnse Erasmusedities. Willem Vorsterman was zowel de drukker van een pauselijke bul tegen Luther (1520) als van zes Deense Luthervertalingen in opdracht van de kanunnik Christiern Pedersen uit Lund. Hij bracht ten minste negentien bijbeledities op de markt, waarvan er dertien in het Nederlands waren. In 1528, twee jaar nadat zijn stadgenoot Jacob van Liesvelt de eerste complete gedrukte Nederlandse bijbel had uitgegeven, verscheen Vorstermans eerste complete Nederlandse bijbel: De Bibel. Tgeheele Oude ende Nieuwe Testament met grooter naersticheyt naden Latijnschen text gecorrigeert (Den Hollander 1997, nr. 32). In de titel wordt de suggestie gewekt dat de bijbelvertaling in overeenstemming was gebracht met de gezaghebbende Vulgata. Vorstermans bijbel van 1528 verscheen blijkens het titelblad “Cum Gratia et Priuilegio”. Ook het in het voorwerk opgenomen Extract uuten Registere vanden Vonnissen der wethouderen der stadt van Antwerpen, waarin Vorsterman een octrooi voor drie jaren werd toegekend voor het drukken, venten en verkopen van zijn uitgave, “wtgestelt ende ouergheset (...) by gheleerde ende ghetrouwe ouersetters ende interpretatuers inder Hebreuscher, Griecscher ende Latijnscher talen, gheleert ende expert zijnde”, maakte duidelijk dat deze uitgave met toestemming van de wereldlijke en kerkelijke autoriteiten op de markt werd gebracht als een gezaghebbend standaardwerk. In dit Extract werd ook nog gewag gemaakt van het consent dat als garantie voor de toelaatbaarheid van de editie was verleend door Claes van Lijre, de schout van Antwerpen en door Niclaes Coppijn, deken van de St.-Pieterskerk te Leuven en kanselier van de Leuvense universiteit. Naast dit Extract bevatte het voorwerk een Prologhe van de hand van de anonieme bijbelbewerkers, de ‘correctuers’ zelf, die hier hun werkwijze uitvoerig toelichten. In de door ons gedigitaliseerde tweede volledige bijbeluitgave van Vorsterman is deze boeiende proloog ingekort tot een beknopte gebruiksaanwijzing met de titel Die verclaringhe ende maniere, om dit boeck te lesen. De integrale tekst van de Prologhe van de eerste volledige bijbeleditie is als bijlage aan deze verantwoording toegevoegd. In de Prologhe wordt verteld dat de Vulgata de brontekst is geweest, maar dat in de marge varianten zijn aangegeven naar de Hebreeuwse grondtekst, niet “om eenighe nieuwe opinien te genereren”, maar opdat de lezer “daer claerder verstant wt mocht hebben”. Voor deze kanttekening hebben de bewerkers naar eigen zeggen gebruik gemaakt van de Complutensische polyglot, een bijbeluitgave die in 1522 met pauselijke goedkeuring te Alcala was verschenen, vervaardigd onder leiding van kardinaal Franciscus Ximenes, aartsbisschop van Toledo, en daarmee de hoogste Spaanse geestelijke. Op de titelpagina prijkt naast het wapen van de stad Antwerpen en naast Vorstermans eigen drukkersvignet, de eenhoorn, het met een kardinaalsmuts bekroonde wapen van Ximenes. Aldus presenteerde Vorsterman op de titelpagina en in het voorwerk zijn bijbeluitgave van 1528 als onverdacht rechtzinnig. Onderzoek van Augustijn (1975) heeft duidelijk gemaakt dat de Vorstermanbijbel in werkelijkheid op een andere manier tot stand is gekomen. Er is geen gebruik gemaakt van de Complutensische polyglot, en ook niet van een andere Hebreeuwse tekstuitgave. Uit tekstvergelijking is gebleken dat de Vorstermanbijbel veel overeenkomsten vertoont met de Liesveltbijbel uit 1526. Bij passages waar de Liesvelttekst afweek van de Vulgata, blijft de Vorstermanbijbel dicht bij de Vulgata, en wordt de Liesvelttekst in de marge geplaatst. Ook is gebruik gemaakt van het Oude Testament van Hans van Ruremund uit 1525. Bij de vertaling en de kanttekeningen van de profeten is daarnaast gebruik gemaakt van een in 1527 te Worms verschenen vertaling, Alle Propheten nach Hebräischer Sprach verteutscht. Voor het Nieuwe Testament is bij de eerste volledige bijbeleditie van oktober 1528 gebruik gemaakt van de uitgave van Christoffel van Ruremund uit 1526, die op zijn beurt een vertaling was van Luthers Nieuwe Testament van 1522. In enkele exemplaren is het Oude Testament samengebonden met andere bij Vorsterman verschenen edities van het Nieuwe Testament (vgl. Den Hollander 1997, nr. 32, 32a, 33 en 42). In de Prologhe wordt ook op de taal ingegaan. Over het Nederlands merken de bijbelbewerkers op “dat die duytsche tale, soo menigerley is als Brabants, Vlaems, Gulics, Cleefs, Gelders, etcetera.” De bewerkers hebben hun best gedaan de Bijbel in ‘onse Brabantsche tale’ te brengen, die door hen kennelijk als de standaardtaal werd beschouwd, maar geven zelf toe dat ze in dit opzicht niet geheel consequent zijn geweest, bv. in het vervangen van de vorm wil door sal: “so salmen somtijts vinden, dat woort wille, voor sal, ende met voor tot Moysen, etcetera. dat wi nochtans niet gherne ghedaen en hebben, ende somighe des gelijcke woorden, om dat in onse Brabantsche tale niet gemeyn en is, ende wi hebbent dicwils wtghedaen, maer twas so vol int exemplaer, dwelcke ons beuolen was te corrigeren, datment niet wel geheel ghewachten en conde.” Het Oude Testament van de thans gedigitaliseerde tweede volledige bijbeluitgave van Vorsterman (Den Hollander 1997, nr. 42) stemt in veel opzichten overeen met het Oude Testament van Vorstermans eerste bijbeluitgave. De titelpagina is woordelijk gelijk. De sierrand op het titelblad is gedrukt van dezelfde negen blokken, waarbij de houtsneden van Jesaja en Ezechiël zijn omgedraaid en er gebruik is gemaakt van een andere hoofdletter C in Cum Gratia. De houtsneden in de bijbeltekst zijn bijna allemaal gedrukt van dezelfde blokken. Het zetsel volgt dat van de eerste bijbeluitgave, waarbij een aantal nacorrecties, die in de eerste uitgave als aparte lijstjes van corrigenda opgenomen waren, thans grotendeels in de bijbeltekst zijn verwerkt. Ook het bindregister en het colofon aan het eind van het Oude Testament, met de datum 27 oktober 1528, zijn nagedrukt. In de tweede bijbeluitgave is de OT-tekst op enkele plaatsen gecorrigeerd en zijn enkele aantekeningen toegevoegd (Den Hollander 1997: 193). De overeenkomsten zijn bij het OT dus groter dan de verschillen. Ter illustratie volgt hier een fragment uit beide uitgaven (Spreuken 1:1-7):
Vorsterman 1528 DIt zijn Salomons des conincs van Israel Dauids soons byspraken, om te weten wijsheyt ende onderwisinghe om te verstaen die woorden der voorsichticheyt, ende om te ontfangen onderwijs der leeringhe, rechtuaerdicheyt, oordeel ende ghlijcke redelicheit, op dat den cleynen kinderen cloecheit gegeuen worde, ende den iongelinc conste ende verstant. Als dye wijse toehoort sal hi wijser worden, Ende die verstandige sal dat regement besitten, Hi sal aenmercken die byspraken ende haer beduydenissen, die woorden der wijsen ende haer raetsels. Dye vreese des HEEREN, is een beghinsel der wijsheyt, Die dwasen verachten die wijsheyt ende die onderwisinghe.
Vorsterman 1528/1531 DIt zijn Salomons des conincs van Israel Dauids soons bispraken, om te weten wijsheyt ende onderwijsinge om te verstaen die woorden der voorsichticheyt, ende om te ontfangen onderwijs der leeringe, rechtuaerdicheyt, oordeel ende gelijcke redelicheyt, op dat den cleynen kinderen cloecheyt gegeuen worde, ende den iongelinc conste ende verstant. Als die wijse toehoort, sal hi wijser worden, Ende die verstandige sal dat regiment besitten, Hi sal aenmercken die bispraken ende haer beduydenissen, die woorden der wijsen ende haer raetsels. Die vreese des HEEREN, is een beginsel der wijsheyt, Die dwasen verachten die wijsheit ende die onderwisinghe.
Afgezien van de spelling en enkele breviaturen zijn beide teksten identiek. In de Vorstermanbijbels van 1532, 1533 en 1542 is de tekst van het Oude Testament op enkele kleine veranderingen na, gelijk aan die van 1531, waarbij steeds de laatst verschenen editie als basis voor een volgende is genomen. Van de bijbel van 1542 verschenen titeluitgaven in 1543, 1544 en 1545. Dat de tekst na 1528 min of meer ongewijzigd bleef, laat Spreuken 1:1-7 uit de Vorstermanbijbel van 1544 zien:
Vorsterman 1544 DIt zijn Salomons des conincx van Israel Dauids soons byspraken, om te weten wijsheit ende onderwijsinge, om te verstaen dye woorden der voorsichticheit, ende om te ontfangen onderwijs der leeringe, rechtuaerdicheyt, oordeel ende ghelijcke redelicheit, op dat den cleynen kinderen cloecheyt ghegeuen worde, ende den ionghelinck conste ende verstant. Als die wijse toehoort, sal hi wijser worden, Ende die verstandige sal dat regiment besitten, Hi sal aenmercken die byspraken ende haer beduydenissen, die woorden der wijsen ende haer raedtsel, Dye vreese des HEEREN is een beghinsel der wijsheyt, Die dwasen verachten die wijsheyt ende die onderwijsinghe.
Ook hier springt de gelijkenis met Vorstermans eerste bijbeluitgave van 1528 in het oog. Bij het Nieuwe Testament werd een ietwat andere weg bewandeld. De tekst hiervan, in het colofon gedateerd op 20 juni 1531, gaat niet terug op Ruremund, maar op een eerdere afzonderlijke editie van Vorsterman van het Nieuwe Testament van 7 november 1530 (Den Hollander 1997, nr. 38). Deze afzonderlijke NT-editie gaat weer terug op een eerdere NT-editie van Vorsterman van augustus 1530 (Den Hollander 1997, nr. 37), die wederom is gebaseerd op de NT-editie van Michiel Hillen van Hoochstraten uit 1527 (Den Hollander 1997, nr. 27). De uitgave van Van Hoochstraten gaat terug op de Delftse Erasmusvertaling, verschenen te Delft bij Cornelis Lettersnijder in 1524, die bij Van Hoochstraten is vereenvoudigd en op enkele plaatsen meer in overeenstemming gebracht met de Vulgata. Het Nieuwe Testament in Vorstermans eerste bijbeleditie van 1528 heeft dus een andere genese dan het Nieuwe Testament in zijn tweede bijbeleditie van 1528/1531. Dat de teksten van het NT van beide edities danig verschillen, blijkt bijvoorbeeld uit de volgende passage (Romeinen 1:1-6)
Vorsterman 1528 PAulus een knecht Ihesu Christi, gheroepen tot een Apostel, bisondert vercoren, om te prediken die Euangelie Gods, dat welcke hy voortijts belouet hadde, door zijn propheten, in die heylighe schrift, van sinen sone dye hem voort ghebracht is wt Dauids zade, naden vleesche, ende crachtelijck bewesen is Gods sone te zijn, na den gheest, die daer heylich maket, sint der tijt, dat onse HEERE Iesus Christus, vander door verresen is, door den welcken, dat wi ontfangen hebben, die genade, ende des Apostels dienst, om onder alle Heydenen, die ghehoorsaemheyt des gheloofs op te rechten, onder sinen naem, van welcken ghetale ghi ooc zijt, die daer gheroepen zijn van Iesu Christo. Alle dye tot Roomen zijn, wtuercoren van God, ende geroepenen Heylighen, Ghenade si met v, ende vrede van God onsen vader, ende den Heere Iesu Christo.
Vorsterman 1528/1531 PAulus, knecht Iesu Christi, gheroepen Apostel, wtgescheyden tot dat Euangelium Gods, dwelck hi voormaels hadde beloeft door zijn propheten, in die heylige scriften, van sinen sone, die hem gheworden is wt dat saet Dauid, naden vleesch, welcke voor geoordineert is sone Gods inder macht naden gheest des heylich makinge, wt der verrisenisse der dooden ons heeren Iesu Christi Door den welcken wi gracie ontfangen hebben, ende dat Apostelschap, om gehoorsaem te zijne den gelooue, in allen heydenen voor sinen naem. Inden welcken ghi ooc geroepen zijt Iesu Christi. Allen die te Rome zijn wtuercoren Gods, geroepen heyligen, gracie si met v, ende vrede van God den vader, ende onsen heere Iesu Christo.
Hier zijn duidelijke verschillen tussen de beide edities zichtbaar. Voor de latere drukken van zijn bijbel nam Vorsterman steeds de laatst verschenen NT-editie als uitgangspunt, zodat de tekst van het NT in de versie van 1528/1531 als representatief voor de latere drukken en titeluitgaven van de Vorstermanbijbel kan doorgaan. Ter illustratie hiervan nog eens Romeinen 1:1-6, uit de Vorstermanbijbel van 1544:
Vorsterman 1544 PAulus, Knecht IESU Christi, gheroepen Apostel, wt gescheyden tot dat Euangelium Gods, Dwelc hi voormaels hadde beloeft door zijn Propheten, in die heylige scriften, van sinen Sone, (dye hem gheworden is wt dat saet Dauid, na den vleesch, Welcke voor geoordineert is sone Gods, inder macht na den Gheest des heylichmakinghe, wt der verrijsenisse der dooden) onse HEERE IESU CHRISTO, Door den welcken wi gracie ontfanghen hebben, ende dat Apostelschap, om ghehoorsaem te sine den ghelooue, in allen Heydenen voor sinen naem. Inden welcken ghi oock geroepen zijt IESU Christi. Allen die te Roome zijn wtuercoren Gods, gheroepen Heylighen, gracie si met v, ende vrede van Godt den vader, ende onsen HEERE IESU Christo.
Afgezien van spelling, breviaturen, interpunctie en hoofdlettergebruik zijn de verschillen tussen 1528/1531 en 1544 vrij gering. Hoewel de titelpagina met het wapen van kardinaal Ximenes en de Prologhe een onverdacht rechtzinnige indruk wekten, was de bijbel van Vorsterman zeker geen degelijke kerkelijke vertaling van de Vulgata. Juist daardoor werd deze bijbel voor andersdenkenden interessant. De Bruin en Broeyer (1993: 118) menen: “Hervormingsgezinden hoorden in de Vorstermanbijbel bekende klanken, rechtzinnig rooms-katholieken konden onmogelijk aanstoot nemen aan een kerkelijk schijnbaar zo betrouwbare uitgave, waaraan nog wel de inquisiteur Niclaes Coppijn zijn zegel had gehecht.” Hieruit concluderen zij dat deze bijbel bedoeld zal zijn geweest voor lezers “die zich aangetrokken voelden tot het nieuwe op godsdienstig gebied, graag kennis wilden nemen van de volledige bijbelinhoud, doch liever niet onder verdenking van ketterij wilden komen.” De bijbeluitgaven van Willem Vorsterman werden door de kerkelijke overheid officieel niet erkend, en belandden in 1546 zelfs op de Leuvense Index. Daarmee kwam de weg vrij voor een nieuwe vertaling van de Vulgata, die in 1548 het licht zag, de zgn. ‘Leuvense bijbel’, vervaardigd door de kanunnik Nicolaes van Wingen. In het voorwoord van deze door de kerkelijke censoren wèl goedgekeurde Nederlandse vertaling van de Vulgata wordt gewag gemaakt van “Duytsche Bybelen binnen .xx. iaren herwaerts in Brabant ghedruct, met vele nieuwe Testamenten hier te lande, ende oock elders wtghegheuen, waer in beuonden waren veel faulten, ende valscheden niet accorderende, maer dat meer is, somtijts contrarie ghestelt den ghemeynen Latijnschen text der Bybelen, die ouer duysent Iaer in die ghemeyn Roomsche kersten kercke ghehouden is gheweest”, en hierbij heeft Van Wingen zeker ook het werk van Willem Vorsterman op het oog gehad, die met zijn vele bijbeluitgaven in korte tijd kon bogen op een opmerkelijk zakelijk succes. Van Vorstermans als crypto-reformatorisch te typeren bijbel verschenen in totaal acht drukken, in 1528, 1529, 1531, 1532, 1534, 1542, 1544 en 1545. In de jaren 1528-1530 gaf Vorsterman bovendien vijf afzonderlijke uitgaven van het Nieuwe Testament uit. Tot het commerciële succes van de Vorstermanbijbel zullen zeker ook de fraaie illustraties hebben bijgedragen. De eerste volledige bijbeluitgave van 1528 telt 225 afbeeldingen, die van 1528/1531 altijd nog 110. Voor de rijke verluchting maakte de uitgever gebruik van de diensten van bekwame kunstenaars als Jan Swarts en Lucas van Leyden. Terecht noemen De Bruin en Broeyer (1993: 115) de Vorstermanbijbel “een van de fraaiste van de hervormingstijd”.
Meer informatie over de Vorstermanbijbel is te vinden in:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Structuur en inhoudDe Vorstermanbijbel valt uiteen in twee delen: a) een voorwerk dat bestaat uit de titelpagina, een inhoudsopgave van het Oude Testament, een Extract wten Registere vanden Vonnissen, der wethouderen der stadt van Antwerpen alsmede Die verclaringhe ende maniere, om dit boeck te lesen. Dan volgt het Oude Testament, waarvan het Hooglied, de Profeten en Makkabeeën van eigen voorwoorden zijn voorzien. Dit deel wordt afgerond met een eigen colofon, gedateerd 27 oktober 1528; b) het Nieuwe Testament, dat wordt ingeluid door een eigen voorwerk, bestaande uit een titelpagina, een Tafel om te vinden die Epistolen ende Euangelien, alsomen die binnen den geheelen Iare inder kercken houdt, een heiligenkalender en een voorwoord Den kersten lesere saluyt. Ook dit deel wordt besloten met een eigen colofon, gedateerd 20 juni 1531.
Hieronder volgt een complete inhoudsopgave van alle onderdelen. Achter de originele namen van de bijbelboeken staat tussen ronde haakjes de moderne naam. Tussen vierkante haken zijn achter de namen van de begeleidende teksten af en toe verklarende omschrijvingen geplaatst.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KaartDe tussen Leviticus en Numeri ingebonden kaart is niet in de transcriptie verwerkt, maar is wel afgebeeld in de digitale editie op de site www.bijbelsdigitaal.nl. Op de kaart (27,77 x 38,7 cm) zijn op een schaal van ca. 1: 1 miljoen het land Kanaän, de Sinaïwoestijn en Noord-Egypte te zien. De reis door de woestijn is ingetekend, fraai uitgebeeld is daarbij de tocht door de Rode Zee. Deze kaart gaat via een omweg terug op een zesdelige wandkaart die Lucas Cranach rond 1510 heeft vervaardigd ter herinnering aan een pelgrimstocht in 1493 van Frederik de Wijze, keurvorst van Saksen, naar het Heilige Land. Een kopie in spiegelbeeld van deze kaart werd in 1525 opgenomen in het Nieuwe Testament van Luther, en deze werd op zijn beurt in spiegelbeeld gekopieerd voor de Vorstermanbijbel van 1528. De Vorstermankaart verscheen in de bijbeluitgaven van Vorsterman zelf, en is ook in andere bijbels beland. Een kopie van de Vorstermankaart werd afgedrukt in de Liesveltbijbeldrukken van 1532, 1533, 1535, 1538 en 1542 en in de door de weduwe van Liesvelt uitgegeven Leuvense bijbel van 1560. Een tweede kopie van de Vorstermankaart wordt aangetroffen in de bijbeluitgaven van 1534 en 1541 van Peetersen van Middelborch en in de uitgave van de Leuvense bijbel van 1560 door diens weduwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gevolgde werkwijze bij het digitaliserenEerder is voor de Statenvertaling 1637 onderzocht in hoeverre het mogelijk is de tekst te scannen en met behulp van software te ‘lezen’, en vervolgens de scan met de hand te corrigeren. Het aantal scanfouten bleek voor deze werkwijze te groot. Dat komt vooral doordat de tekst voor het grootste gedeelte gezet is in lastig leesbaar gotisch schrift en bovendien vele fontwisselingen kent. Ook is de opmaak bijzonder ingewikkeld door het grote aantal kanttekeningen, gezet in bijzonder klein korps. Bij de Vorstermanbijbel is de problematiek niet anders, daarom is er ook in dit geval voor gekozen de bijbel in zijn geheel over te tikken. Daarbij werden alle tekstelementen (boektitels, boekinleidingen, hoofdstuknummers, hoofdstukinleidingen, kanttekeningen, etc.) direct voorzien van coderingen teneinde de tekst op internet te kunnen plaatsen. De Vorstermanbijbel werd verdeeld in 136 porties van gemiddeld 10 pagina’s, zodat het werk voor de vrijwilligers overzichtelijk bleef. Elke overgetikte portie tekst werd integraal met het origineel vergeleken en minstens twee keer gecorrigeerd. Daarna werden alle porties samengevoegd tot bijbelboeken en vond een verdere controle plaats. Die tweede controle betrof enerzijds technische aspecten, zoals de plaats van de folionummers, de compleetheid van de tekst, het gebruik van de juiste coderingen, de volledigheid en correctheid van de kanttekeningen in de bestanden van de bijbeltekst. Anderzijds werd opnieuw gekeken naar de legger, met name door gericht te zoeken naar veelgebruikte lettercombinaties waarin gemakkelijk tikfouten kunnen optreden. Tot slot is bij de eindredactie de vormgeving van de verschillende onderdelen van de bijbelboeken op uniformiteit gecontroleerd en in overeenstemming gebracht met het origineel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Diplomatische uitgaveDe gedigitaliseerde versie is een diplomatische weergave van de tekst, dat wil zeggen dat deze zo exact mogelijk en ongewijzigd is overgenomen uit het origineel. Het hoofdlettergebruik en de interpunctie van het origineel en de leestekens zijn overgenomen. Regelmatig wijken deze af van het moderne gebruik. Druk- of zetfouten uit het geraadpleegde exemplaar zijn niet gecorrigeerd; ook inconsequente spellingen zijn altijd overgenomen. Kleine editorische ingrepen zijn hieronder in een bijlage op een rijtje gezet. De regelverdeling van de oorspronkelijke tekst is in de digitale uitgave losgelaten. De regeleinden komen dus in de digitale uitgave niet overeen met die in de oorspronkelijke tekst. Wel is aangegeven waar een nieuwe pagina in het origineel begint. Omdat de originele druk geen paginering heeft, is voor de folionummering gebruik gemaakt van de katernnummeringen onder aan de pagina, die in de regel bestaan uit een of meer letters en een Romeins volgnummer. In het origineel staan deze vermeld op de (rechter) recto-pagina’s, bv. Ai, overgenomen als [fol. A1r]; de (linker) verso-pagina’s zijn in de druk ongenummerd. In de digitale versie zijn ook folionummers toegevoegd voor de verso-pagina’s, bijvoorbeeld [fol. A1v]. Ontbrekende folionummers zijn door ons gereconstrueerd, dat wil zeggen dat ze niet zijn gedrukt op de pagina’s, maar afgeleid zijn van de erop volgende nummers. Custodes onder aan de pagina’s zijn niet overgenomen. Ook de kopregels, die een aanduiding van de titel en het hoofdstuk bevatten, zijn niet overgenomen omdat ze geen nieuwe informatie aan de bijbeltekst toevoegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FrakturDe tekst van de Vorstermanbijbel is in gotisch schrift gezet. Binnen dit schrift kent men geen verschil tussen de hoofdletter I en de hoofdletter J; deze letter is altijd overgenomen als I, bijvoorbeeld in Iacob, Ierusalem, Ioden. De Vorstermanbijbel kent wel een verschil tussen de hoofdletter U (heeft de ronding links) en de hoofdletter V (ronding rechts). De hoofdletter U komt in de Vorsterman slechts enkele keren voor als initiaal aan het begin van een hoofdstuk (zie bv. Job 24:1; Johannes 10:1; Hebreeën 11:1). Betekenisloze typografische verschillen zijn bij het overtypen genegeerd. Dat betekent ook dat vormverschillen tussen letters buiten beschouwing zijn gebleven, zoals de twee verschillende letters s in het gotische schrift (de korte en de lange s, die wat op een f lijkt) en de twee vormen van de r (de gewone en de zogenoemde ronde r die volgt op een ronde letter, zoals een o). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Margeletters en versnummeringDe Vorstermanbijbel is niet voorzien van een versnummering. In de eerste helft van de zestiende eeuw was het nog niet gebruikelijk om de bijbeltekst op deze manier in te delen. Wel staan er in de marge hoofdletters waarmee ieder hoofdstuk is opgedeeld in kleinere stukken, meestal vier, die zijn gemarkeerd met de letters A, B, C en D. Bij verwijzingen werden de boektitel, het hoofdstuknummer en deze hoofdletter aangegeven, zodat de lezer wist waar hij de betreffende bijbelplaats ongeveer kon vinden. De margeletters zijn in de editie als volgt verwerkt: - wanneer de margeletter naast het begin van een nieuwe alinea staat (wat vaak voorkomt), is deze aan het begin van de eerste zin van de alinea geplaatst; - wanneer de margeletter ergens halverwege of niet precies aan het begin van een alinea staat, dan is deze geplaatst in de regel waarnaast de margeletter staat, direct na het dichtsbijzijnde leesteken in die regel (als er een leesteken in die regel ontbreekt, na het dichtstbijzijnde leesteken in de regel eronder of erboven); - de margeletter A is altijd aan het begin van het hoofdstuk geplaatst als deze (ook gedeeltelijk) naast de initiaal staat waarmee het hoofdstuk wordt ingeluid. Wanneer de A duidelijk onder de initiaal staat, is deze margeletter lager geplaatst; - foutieve margeletters zijn niet verbeterd, ontbrekende margeletters niet aangevuld. Om de Vorstermanbijbel toegankelijk te maken en te kunnen vergelijken met andere bijbels, is door ons een versnummering toegevoegd. Deze is overgenomen uit de door Robert Weber en Roger Gryson uitgegeven uitgave van de Biblia Sacra Vulgata (Editio quinta, Stuttgart, 2007). In enkele gevallen is licht afgeweken van de versnummering, zie hiervoor de bijlage editorische ingrepen. De indeling in hoofdstukken van de Vorsterman komt vrijwel exact overeen met die van de door Weber en Gryson uitgegeven Vulgata. Slechts dertien keer zijn er lichte verschillen. In deze gevallen is de hoofdstukindeling van de Vorsterman overgenomen, maar is de versnummering van de Vulgata aangehouden. Zie de Editorische ingrepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alinea-indelingIn de Vorstermanbijbel is de tekst niet ingedeeld in losse verzen die telkens op een nieuwe regel beginnen, maar vaak wel in alinea’s. In de tijd dat de bijbels nog geen versnummering kenden, was deze alinea-indeling voor de lezer een handig hulpmiddel. In de druk wordt het begin van een alinea gemarkeerd door inspringen. Het einde van een alinea wordt in de regel gemarkeerd door een punt, een interpunctieteken waarmee in de Vorsterman zuinig wordt omgesprongen. Het gebruik van alinea’s, destijds een nieuw fenomeen in Nederlandse bijbels, dat was overgenomen uit de Lutherbijbel, is in de digitale editie overgenomen. Niet overal in de Vorstermanbijbel wordt consequent aan het begin van een nieuwe alinea ingesprongen. In hoofdstuk vijftien van het bijbelboek Exodus ontbreekt dit typografische middel geheel. In de digitale editie is hier uitgegaan van een alineagrens als de voorgaande regel niet geheel volloopt. Op drie plaatsen in dit hoofdstuk (15:9, 15:18 en 15:22) is bovendien een alineagrens aangenomen omdat hier het voorgaande vers op een punt eindigt, gevolgd door extra breed tussenwit. Ook elders in de Vorstermanbijbel zien we vaak breed tussenwit na een zin die op een punt eindigt. In deze gevallen zijn we ervan uitgegaan dat er sprake is van een nieuwe alinea, en wordt de tekst in de digitale editie op een nieuwe regel met inspringen voortgezet. Elders zien we vaak regels die niet geheel zijn uitgevuld hoewel er wel degelijk nog ruimte was voor het eerste woord van de volgende zin. Ook in deze gevallen is in de digitale editie aangenomen dat er na zulke regels een nieuwe alinea begint (zie bv. Exodus 30:33-34, Deuteronomium 23:21 en 24:20, Jozua 6:4, 8:35 en 15:52, 1 Samuel 7:15, 2 Samuel 22:2, 1 Koningen 8:27, 1 Kronieken 11:12 en 25:11, Tobit 1:16, Sirach 27:19, Jeremia 7:17 en 11:18 ). Er is niet uitgegaan van een nieuwe alinea indien er niet is ingesprongen maar de regel net niet geheel is uitgevuld omdat er voor het eerste woord van de volgende zin klaarblijkelijk geen ruimte meer was (vgl. bv. 1 Koningen 17:18). De opmaak van het boek der Psalmen wijkt enigszins af van de rest van de Vorstermanbijbel. Hier volgt op ieder vers tussenwit. In de digitale editie is ervoor gekozen ieder vers op een aparte regel te plaatsen. Ook Spreuken 17:16-27:17 is zo weergegeven, omdat in de druk op de betreffende folia C6v-D1v een soortgelijke opmaak als bij de Psalmen is gehanteerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Spaties en puntenIn de Vorsterman heeft een n aan het eind van een woord een haaltje aan het tweede pootje. Ook de letter d aan het begin van een woord heeft een eigen lusje ter onderscheiding van de d in andere posities. Daardoor is steeds duidelijk of er sprake is van vanden of van van den. Ook een voegwoord als om dat moet onmiskenbaar met een spatie worden genoteerd. In andere gevallen is het echter niet altijd eenduidig uit te maken of er sprake is van een spatie in het origineel. Bij het digitaliseren van de tekst hebben wij in de gevallen dat het niet duidelijk is of er sprake is van een (kleine) spatie, veelal gekeken naar de context: staan de bewuste woorden elders meestal aaneengeschreven of juist niet? Zo is besloten om in Numeri 16:17 het woord vat aaneen te schrijven, hoewel er tussen de a en de t enig tussenwit te zien is. Vgl. bv. ook Numeri 18:1 (dwaesheit), Jozua 11:20 (Ende), 2 Samuel 24:35 (altaer), 2 Koningen 25:3 (negensten), Job 11:17 (tsauonts) en Handelingen 27:28 (dieploot). Omgekeerd is besloten om in Exodus 14:2 een spatie te noteren tussen den en kinderen, hoewel deze niet of nauwelijks zichtbaar is. Zo ook bv. Exodus 13:17 (geuonden en), 22:31 (mi zijn) en 28:12 (in gedachtenisse). Een zekere mate van subjectiviteit was soms onvermijdelijk, temeer daar ook in de druk zelf het spatiegebruik niet geheel consequent is, met name in samenstellingen, vgl. in Genesis 2:12 de spelling eenenyeghelijcken aan elkaar, vanwege de n zonder haaltje van eenen, maar in Genesis 16:18 en 17:12 weer los geschreven, vanwege de slot-n met een haaltje van eenen: eenen yeghelijcken. Ook schrijfwijzen als waerom en waer om, hierom en hier om, aldaer en al daer, rontsom en ronts om, vanden en van den, lindenboomen en linden boomen, liefhebber en lief hebber komen in de Vorsterman naast elkaar voor en zijn in de editie zo veel mogelijk conform het origineel weergegeven. In 1 Kronieken 12:29 staat in het woord BenIamins na Ben aan het eind van de regel een afbreekstreepje. Dit is een fraaie aanwijzing dat dergelijke dubbele namen in principe aaneen worden geschreven. In de digitale editie is dit aldus geschied, tenzij er in de druk sprake is van overduidelijk tussenwit (vgl. bv. 1 Makkabeeën 11:65: Beth suram). Beide varianten, met en zonder spatie, komen in de Vorsterman voor, soms naast elkaar, vgl. bv. Rechters 1:4 (AdoniBesek) en 11:5 (Adoni Besek), alsmede 3 Ezra 2:8 (BenIamin), 9:5 (Ben Iamin) en 9:32 (Beniamin). Na punten en andere leestekens lieten de zetters regelmatig spaties weg, of ze plaatsten slechts een halve spatie, als dat beter uitkwam om de regel uit te vullen. Het spatiegebruik rond leestekens is in de digitale versie genormaliseerd omdat het gaat om een betekenisloos typografisch verschil. In concreto betekent dit dat er na (en niet vóór) leestekens consequent een spatie is gezet, ongeacht wat er in het origineel staat. Af en toe is het spatiestaafje in het zetsel iets omhooggekomen en heeft het een afdruk achtergelaten die eruitziet als een verticaal streepje, zogenaamd gerezen wit. Dit is in de editie als een spatie verwerkt. Zie bv. Exodus, inleiding hoofdstuk 9 (blasen); Exodus 10:24 (Gaet ende); Jozua 10:37 (die zielen); Jozua 10:39 (scharpten des); Job 7:11 (spreken vander) en Psalm 30:18 (my niet). Het spatiegebruik bij Romeinse cijfers en in verwijzingen naar bijbelplaatsen met hoofdstuknummers en versnummers is in de editie licht genormaliseerd. Romeinse cijfers worden vaak voorafgegaan en gevolgd door een punt (de .xij. apostelen, .vij. iaer). Bij grotere getallen wordt er ook met punten tussen de cijfers gewerkt (c.x). In deze gevallen is in de editie geen spatie geplaatst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbreektekensIn de Vorstermanbijbel ziet het Fraktur-afbreekteken, waarmee woorden aan het eind van de regel worden afgebroken, er enigszins uit als een =-teken: twee liggende schuine streepjes boven elkaar. Dit teken is door ons in de transcriptie niet weergegeven. Bij ruimtegebrek is er af en toe gebruik gemaakt van een dubbele punt in plaats van liggende streepjes als afbreekteken. Soms treffen we ook wel een punt of komma als afbreekteken aan. Deze gevallen zijn verwerkt als afbreekteken en zijn opgenomen in de lijst van editorische ingrepen. Zie bv. 1 Samuel, noot bij 2:28 (ruecwerc). In een enkel geval staat in de druk per abuis een loos afbreekstreepje terwijl een ander teken lijkt bedoeld. Om onzinnige lezingen te voorkomen, is hier het afbreekstreepje vervangen door het evident bedoelde teken. Aldus is in 1 Koningen 10:10 het loze afbreekteken na gaf verwerkt als een komma. Zie ook hiervoor de lijst van editorische ingrepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leesproblemen en beschadigingen in de eerste leggerWanneer de eerste legger, het genoemde exemplaar in het bezit van het Nederlands Bijbelgenootschap, leesproblemen opleverde doordat bijvoorbeeld de scan moeilijk leesbaar was, letters zijn afgesleten, of door inktvlekken, gaatjes of vouwen in het papier of door afgescheurde stukjes van de bladzijde letters ontbreken, is de bewuste passage nagekeken in een ander exemplaar van dezelfde editie, dat berust in de bibliotheek van het Instituut voor Nederlandse Lexicografie (INL) te Leiden. Als bleek dat er sprake was van een individueel-mechanische afwijking van de legger (bijvoorbeeld een vlekje of ‘gerezen wit’), dan werd deze afwijking in de digitale uitgave genegeerd. Wanneer in de legger sprake was van een afgesleten letter of niet-gepakte inkt, kon op grond van het andere exemplaar in een aantal gevallen worden uitgemaakt welke letter er had gestaan. Dat in het NBG-exemplaar folio D10 (tussen Hooglied en Wijsheid) en H7 (tussen Johannes en Romeinen) ontbreken, is voor de digitale editie niet van belang, omdat deze blanco zijn. Relevant is wel de volgende beschadiging: de allerlaatste pagina R6 met het slot van het boek Openbaring, het drukkersvignet en het colofon is gedeeltelijk bewaard en over R5v heen geplakt (vgl. Den Hollander 1997: 384). Hierdoor is in het NBG-exemplaar de tekst van Openbaring 20:3–22:21, de afsluitende formule “§ Hier is voleynt dat gheheel Nieuwe Testament.” en een gedeelte van het colofon verloren gegaan. De ontbrekende tekst is aangevuld met behulp van het INL-exemplaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZetfoutenIn deze diplomatische editie is afgezien van normalisering van de spelling of verbetering van de tekst. Een consequentie hiervan is dat ook evidente zetfouten niet zijn gecorrigeerd. Zo staat in Genesis 39:5 EEERE te lezen, terwijl duidelijk sprake moet zijn van HEERE. Nog enkele voorbeelden van door ons niet-gecorrigeerde zetfouten: Epigten (1 Kronieken 13:5, sc. Egipten); kippen (Job 39:28, sc. klippen); wolc (Jezus Sirach 24:15, sc. volc); toeultcht (kanttekening bij Jesaja 32:2, sc. toeulucht); voospoet (Jeremia 32:5, sc. voorspoet); Irahel (Jeremia 32:30, sc. Israhel); Camuz (kanttekening bij Ezechiël 8:4, sc. Tamuz); God vanden waluisch verslonden (Jona, inleiding hoofdstuk 2, sc. Ionas vanden waluisch verslonden); sPal. xix (Matteüs 22:44, kanttekening, sc. Psal. cix). Meer dan eens gaat het bij zetfouten om dittografie bij het afbreken van woorden, bv. geroeroepen (Sirach 2:12, sc. geroepen), bededect (kanttekening bij Jesaja 4:5, sc. bedect); toorninicheit (Klaagliederen 2:6, sc. toornicheit), stemmeme (Nahum 3:2, sc. stemme). Omgekeerde letters zijn overgenomen zoals zij er staan: wanneer bv. staat hontwerck (1 Koningen 19:21), waarbij de n een u is die de zetter per ongeluk op zijn kop heeft gezet, is dit ook overgenomen als hontwerck, niet gecorrigeerd tot houtwerck. In twijfelgevallen is de voorkeur gegeven aan de meest voor de hand liggende lezing. Omgekeerd gezette letters die geen andere interpretatie toelaten, hebben wij als een normale letter overgenomen. Voorbeelden zijn de a van dat in de kanttekening bij Exodus 12:43; de l van luyden in Numeri 16:30; de v van volbrenghen in 1 Samuel 1:21; het vraagteken in Job 39:10; de g van gehoore in Psalm 50:14; de t van niet in Spreuken 20:13; de a van haer in Jesaja 19:14; de g van raetgheuer in Jesaja 41:28; de a van afgekeert in Jeremia 4:8 en de s van gods in de kanttekening bij Joël 1:16. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kanttekeningen: variante lezingen, toelichtingen, verwijzingenIn de Prologhe en in Die verclaringhe ende maniere, om dit boeck te lesen wordt uiteengezet hoe de kanttekeningen van de Vorsterman zijn opgebouwd. Allereerst vertellen de samenstellers dat ze naast de Latijnse tekst ook de grondtalen, met name het Hebreeuws, hebben bekeken. Vervolgens leggen ze uit hoe ze de alternatieve lezingen van het Hebreeuws in de marge kenbaar hebben gemaakt:
Met andere woorden: in de kantlijn worden variante lezingen genoemd. In de broodtekst is bij zo’n ‘alteracie’ of ‘hebreeusche veranderinghe’ aan het begin van de betreffende passage een ‘sterreken’ geplaatst, d.w.z. een asterisk, ter afsluiting een ‘maenken, d.w.z. een haakje sluiten. In de marge ernaast wordt de variante lezing uit het Hebreeuws vermeld (veelal ingeluid door een afkorting als h. he. heb. hebr. hebre. hebreu. ht. t. teebr. teh. th. thb. thbr. the. theb. thebr. thebre. thebree. theh. of tht.). In de meeste gevallen is duidelijk bij welk vers de kanttekening hoort, omdat de kanttekening direct naast het bijbehorende vers staat. Als er veel kanttekeningen staan, kan de tekst door ruimtegebrek verschuiven en moeten de sterretjes worden geteld en vergeleken met de kanttekeningen in de marge. Deze ‘sterretjesnoten’ zijn in de editie als volgt verwerkt: - de asterisk en het haakje sluiten zijn in de bijbeltekst overgenomen; - de tekst van de kanttekeningen wordt (voorafgegaan door het bijbehorende versnummer) in de marge geplaatst; - bij een kanttekening bij het allereerste woord van een nieuw hoofdstuk is door de initiaal in de druk geen ruimte om de asterisk vóór het woord te plaatsen, en staat de asterisk midden in het woord na de initiaal (vgl. bv. Psalm 103). In deze gevallen is de noot met de asterisk door ons vóór het betreffende woord geplaatst; - soms ontbreekt in de druk de asterisk in de bijbeltekst. In deze gevallen is deze door ons geplaatst in het vers waarbij deze thuishoort. De plaatsing van de kanttekening wordt dan verantwoord in de bijlage Editorische ingrepen. Naast noten met een asterisk als verwijsteken komen in de Vorsterman ook losse kanttekeningen voor, d.w.z. marginalia zonder verwijstekens. Soms worden deze ingeleid door een paragraafteken. Deze losse noten zijn door ons geplaatst na het eerste leesteken van links gerekend in de regel waarnaast deze kanttekening begint. In de marge van de bijbeltekst staan regelmatig verwijzingen naar bijbelplaatsen. Deze zien er bv. als volgt uit:
De Latijnse titel van het bijbelboek wordt meestal in afgekorte vorm genoemd. Zie voor een overzicht de bijlage Afkortingen. Soms worden de afkortingen met een kleine letter geschreven, soms met een hoofdletter. In de regel wordt de afkorting afgesloten met een punt. We nemen dit over zoals het in het origineel staat. Na de naam van het bijbelboek volgt in Romeinse cijfers het nummer van het hoofdstuk. Daarna volgt een kleine letter, die correspondeert met de margeletter van het betreffende gedeelte. Bij meerdelige bijbelboeken staat voor de Latijnse naam het deelnummer, eveneens als Romeins cijfer genoteerd. Met name in het Nieuwe Testament worden in plaats van Romeinse vaak Arabische cijfers gebruikt. De interpunctie en het hoofdlettergebruik van de bijbelplaatsen kunnen variëren. Deze zijn door ons conform het origineel overgenomen. Alleen het spatiegebruik is door ons als volgt genormaliseerd. Bij verwijzingen naar bijbelplaatsen staat er veelal een punt tussen de afkorting van het bijbelboek en het hoofdstuknummer. Deze punt heeft een dubbele functie, want hij markeert zowel de voorgaande afkorting als het volgende Romeinse cijfer. In de editie is deze punt na de naam van het bijbelboek geplaatst, gevolgd door een spatie (bv. Eccl. vij.a., Heb. xi.b). Na de punten binnen een verwijzing tussen hoofdstuknummer en margeletter is dus geen spatie geplaatst. Bij verwijzingen naar meerdelige bijbelboeken staat vaak een punt achter het deelnummer (i.Reg.). Na deze punt is in de transcriptie geen spatie geplaatst. Als er geen punt achter het deelnummer staat, hebben we wel een spatie geplaatst tussen deelnummer en boektitel (bv. i Tes.) ‘Losse’ verwijzingen naar bijbelplaatsen zijn door ons geplaatst na het eerste leesteken van links gerekend in de regel waarnaast deze kanttekening begint. Ook hier is de plaatsing dus geschied aan de hand van formele criteria, en niet op basis van inhoudelijke of interpretatieve overwegingen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de verwijzingen in de Vorsterman niet altijd precies naast de bijbehorende verzen staan, maar vaak te laag of te hoog. Een voorbeeld is de verwijzing naar 2 Petrus, die in de marge direct naast Spreuken 26:9-10 staat, maar eigenlijk bij vers 11 hoort. Door de formele plaatsing is er in de digitale editie voor gezorgd dat de kanttekeningen zijn opgenomen op de plek waarnaast ze in de druk zelf verschijnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Typografische handjesDoor heel de tekst van het Oude Testament heen staan drukkershandjes, die naar links of naar rechts naar bepaalde verzen wijzen. De aldus gemarkeerde passages hadden kennelijk een bijzondere waarde. In het Duits staan ze bekend als Kernstellen, door Hövelmann als volgt gedefinieerd: “diejenigen Bibelstellen, die im Druck in besonderer Weise hervorgehoben oder entsprechend bezeichnet sind” (Hartmut Hövelmann: Kernstellen der Lutherbibel, Eine Anleitung zum Schriftverständnis. Bielefeld, 1989, p. 6). Het markeren van bijbelverzen is een traditie die door Martin Luther is ingeluid en die tot op de dag van vandaag in de Lutherse bijbels wordt voortgezet. Luther is inn 1529 begonnen met het markeren van Kernstellen. In de loop der tijd werd het aantal ‘kernspreuken’ voortdurend uitgebreid. Luthers bijbelvertaling van 1539 bevatte 232 gemarkeerde verzen, maar in 1545 was het aantal al gestegen tot 725. De bijbels die na Luthers overlijden verschenen, werden voortdurend gereviseerd, waarbij ook het bestand van kernspreuken voortdurend aan uitbreiding en wijziging onderhevig was. Hövelmann heeft het Kernstellenbestand van een aantal Duitse bijbeluitgaven aan een nader onderzoek onderworpen. Door deze te inventariseren kunnen verwantschapsrelaties tussen verschillende drukken in kaart worden gebracht. Ook vertelt het specifieke bestand van gemarkeerde spreuken iets over de manier waarop in een bepaalde tijd met de Bijbel is omgegaan en welke theologische accenten er werden gelegd. Het kernspreukenbestand van de Vorstermanbijbel is tot dusver niet bij dit onderzoek betrokken. Nu de digitale editie is verschenen, wordt dit soort onderzoek gemakkelijker uitvoerbaar. De in totaal 349 kernspreuken in de Vorstermanbijbel zijn ten behoeve van verder onderzoek op een rijtje gezet in bijlage 2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PerikopenMet name in het Nieuwe Testament treffen we tal van perikopen aan. Dit zijn typografisch gemarkeerde passages die op bepaalde zon- en feestdagen werden voorgelezen. Een overzicht van deze passages is in het voorwerk van het NT te vinden in Die Tafel vanden Epistolen ende Euangelien. De perikopen zijn in de druk gemarkeerd met kruisjes en asterisken. Aan het begin van de passage staat een kruis, door ons weergeven als +. Aan het einde van de passage staat een asterisk, in de editie verwerkt als een losse *. In de Vorsterman heeft de asterisk dus verschillende betekenissen. Met name in het Oude Testament wordt dit teken gebruikt om het begin van een afwijkende lezing in het Hebreeuws te markeren; in het Nieuwe Testament daarentegen geeft de asterisk het einde van een perikoop aan. Daarnaast treffen we het plusteken en de asterisk in de Vorsterman aan als typografische decoratie aan het slot van enkele bijbelboeken (zie Johannes, Filippenzen, Kolossenzen, 1 en 2 Tessalonicenzen, 1 Timoteüs, Titus, Filemon, Hebreeën), en dient het plusteken aan de voet van de bladzijde ter markering van de katernsignatuur. In deze twee laatste functies zijn deze tekens in de digitale editie niet verwerkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ligaturen en breviaturenLigaturen zijn in de digitale versie uitgeschreven. Zo is de ligatuur æ in Lucæ overgenomen als ae (Lucae), en de ligatuur van c en t (ct met een boogje boven de c) is weergegeven met ct (Actorum). Een veelvoorkomende ligatuur is het ampersand-teken &, oorspronkelijk een versmelting van de letters e en t, maar bij los gebruik in de editie conform het origineel overgenomen als &. In de woorden &c., &ce. en &cet., die in de kanttekeningen voorkomen, is de ampersand cursief opgelost: etc., etce., etcet. In de Vorsterman wordt veelvuldig gebruik gemaakt van breviaturen. Deze zijn cursief opgelost. De meest voorkomende breviaturen zijn:
Minder frequent zijn breviaturen als de vorm Geñ (tilde op de n), opgelost als Genesis. (zie bv. Gen. 49:4, noot, Exodus 1:5, noot, 14:2); gebenedijt (bv. 1 Koningen 21:10, kanttekening); Numeri (bv. 1 Makkabeeën 2:54-56); gegenereert (bv. Matteüs 1:2), Christo (bv. Efeziërs 1:2) en personen (1 Petrus 1:17). De breviatuur van het persoonlijk en wederkerend voornaamwoord hē is bij enkelvoudig gebruik opgelost als hem, bij meervoudig gebruik als hen. Dit komt overeen met het gebruik van de uitgeschreven vormen, afgezien van enkele sporadische gevallen van hem in meervoudig gebruik, die vermoedelijk zetfouten zijn (vgl. Jeremia 38:27: hi antwoorde hem, Vulgata: locutus est eis; 1 Makkabeeën 16:15: hi maecte hem een groote maeltijt, Vulgata: fecit eis convivium magnum; Handelingen 19:13: hebben hem onderwonden, Vulgata: temptaverunt). Ook het sporadisch gebruik van de vorm hen in enkelvoudige zin berust vermoedelijk op een zetfout, vgl. Exodus 23:21, Jozua 19:29, Ezechiël 3:18 en Micha 5:5. Bij collectiva als volc worden in de Vorsterman soms enkelvoudige, soms meervoudige grammaticale vormen gebruikt. Zie bijvoorbeeld Nehemia 8:16: Ende dat volc ginc wt ende haelden ende maecten hen loueren tenten. De werkwoordsvorm ginc is enkelvoud, maar haelden en maecten zijn meervoud. In de digitale editie is vanwege de omringende meervoudige werkwoordsvormen gekozen voor oplossing van het reflexief als meervoud: hen. Zo ook in de volgende noot bij Amos 8:2: the. sal hen niet meer ouersien. Het Hebreeuws heeft hier een enkelvoudig pronomen dat verwijst naar het antecedent volc. Hem past niet vanwege het geslacht, daarom is hier gekozen voor oplossing als meervoudige vorm hen als constructio ad sensum (hoewel elders in de Vorsterman eum wel vaker als hem is vertaald, terwijl de Nederlandse grammaticale context strikt genomen om de vorm het vraagt). Nog een voorbeeld in 1 Makkabeeën 10:81: Maer tvolc stont, so hen Ionathas beual, ende haer paerden deden arbeyt. Het antecedent van haer is tvolc, daarom is de oplossing als meervoudsvorm hen hier op z’n plaats. De Vulgata, die hier met eorum naar populus verwijst, hanteert hier overigens een soortgelijke constructio ad sensum. Zie ook Leviticus 9:7 (voor hen, Vulgata: pro eo); 2 Kronieken 33:25 (over hen, Vulgata: pro eo); Micha 7:15 (hen, Vulgata: ei) en 1 Makkabeeën 10:81. Als de breviatuur betrekking heeft op de enclitische variant van hem, is gekozen voor de oplossing als n, conform de voluitgescheven vorm elders in de Vorsterman (vgl. Johannes 8:56: hy heeften ghesien). Enkele voorbeelden: Psalm 67:23: sal icken bekeeren; Spreuken 4:15: Wijct van hem, ende laetten varen, alsmede Openbaring 18:21: heeften inde zee geworpen. Enkele bijzondere gevallen van oplossingen van de hem/hen-breviatuur waarin van deze principes is afgeweken, worden hieronder verantwoord in de Editorische ingrepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfkortingenBij de afkortingen in de Vorstermanbijbel gaat het meestal om namen van bijbelboeken, die vaak voorkomen in het register en in de kanttekeningen. Veel bijbelboeken hebben meerdere afkortingen, de zetters konden letters uit de afkortingen weglaten als dat beter uitkwam op de regel of in de smalle marges. Algemeen in gebruik waren de Latijnse namen van de bijbelboeken. De complete Latijnse naam stond meestal in de tweede naamval, omdat het Latijnse woord liber (boek) ervoor werd gedacht. Latijnse namen zijn bijvoorbeeld: Iudicum voor Liber Iudicum (Rechters), Regum voor Liber Regum (Koningen), Actorum voor Liber Actorum Apostolorum (Handelingen der Apostelen). In het onderstaande overzicht zijn naast de variante afkortingen ook enkele volledige namen van bijbelboeken vermeld, soms ook in verbogen Latijnse vorm. Ter verklaring zijn tussen haakjes de tegenwoordig gebruikelijke Nederlandse namen toegevoegd. Pertinente zetfouten (bv. Jozua 3:15, kanttekening: ec., sc. ex.; Nahum 3:18: ih, sc. th.; kanttekening bij Ezechiël 18:9 en bij Micha 2:6: tg., sc. th.) zijn in het overzicht niet opgenomen. Vaak wordt in plaats van een hoofdletter een kleine letter aangetroffen. Met name in het Nieuwe Testament worden de deelnummers en hoofdstuknummers vaak met Arabische cijfers genoteerd. Als het deelnummer van een meerdelig bijbelboek ontbreekt in een afkorting, is in de regel het eerste boek bedoeld.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Editorische ingrepen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 1: De proloog in de eerste Vorstermanbijbel van 1528Bron: Den Bibel. Tgeheele Oude ende Nieuwe Testament met grooter naersticheyt naden Latijnschen text gecorrigeert, ende opten cant des boecks die alteratie die hebreeusche veranderinge, naerder hebreeuscer waerheyt der boecken die int hebreus zijn, ende die griecse der boecken die int griecs zijn, ende dinhout voor die capittelen gestelt, Met schoonen figueren ghedruct, ende naerstelijc weder oversien. Cum Gratia et Priuilegio. (...) Ghedruct in die vermaerde coopstadt van Antwerpen in Brabant, Inden gulden Eenhoren, Bi mi Willem Vorsterman, Voleyndt op. Sinte Simons ende Iudas avont, den .xxvij. dach van October, Int iaer nae die ghebuerte Christi ons salichmakers .M.CCCCC. ende .xxviij. Folio *1v-*4v. Geraadpleegd exemplaar: UB Amsterdam Ned.Inc. 100 (vgl. Den Hollander 1997, nr. 32). Fotoscans van de tekst zijn gepubliceerd op de website www.bibliasacra.nl (nr. 1528.B.dut.WV.a). Zie voor een uitvoerige inhoudelijke analyse van de Prologhe Augustijn 1975. In deze transcriptie zijn de kanttekeningen tussen accolades in de tekst geplaatst. Het drukkershandje is weergegeven als ►, het paragraafteken als ¶. Tussen vierkante haken is aangegeven waar een nieuwe pagina begint. Editorische ingreep: folio *2v, sprekende,: loos afbreekstreepje na spreken verwerkt als nasaaltilde en opgelost als de.
[fol. *1v] ¶ Die Prologhe.
¶ Die Correctuers deser translatien wenschen, allen den ghenen die desen onsen arbeyt sien ende lesen sullen, warachtige kennisse des vaders, door Iesum Christum den sone, ende die gratie des heylighen gheests, ende die heylighe schrift, alsoo te lesen, datmen daer door verbetert mach worden, ende alle sonden te laten.
AEngesien dat onse Heere Iesus Christus, inden Euangelie, ende zijn heylighe apostolen bysonder .S. Peeter .S. Paulus ende .S. Iohannes ende die Propheten des Ouden testaments, allen menschen vermanen ende waerschouwen, voor die periculen der laetster tijden, inden welcken gripende woluen, valsche menschen sullen opstaen, die onder een decsel der heylicheyt, die euangelische vriheyt, tot een decsel der sonden nemende, henseluen ende andere menschen verleyden sullen, die heylighe schrift misbruykende, om dit misbruyck te schouwene, soo hebben wi den text der heyligher schrift, die boecken des Ouden ende Nieuwen testaments, ghecorrigeert, ende laten drucken, naden Latijnschen text, soo die heylige kercke (die een pilaer ende vasticheyt der waerheyt is) dien daghelijcs inden tempel inden ghetijden ende misse ende goddelijcken dienst van outs aen gelesen heeeft, ende noch lesende is, in onser nederlantsche duytscher talen, nochtans naerder leeringhe van .S. Ieronimus inden boeck van die alder beste maniere van ouer te setten, den sin somtijts meer volgende dan die woorden, besonderlinghe in die sententien daermen tghelooue oft die determinatien der heyligher kercken nyet in en corrumpeert, Ende dit en hebben wi niet ghedaen om dat wi den menschen oorsake souden gheuen, dat si nyet totter predicatien comen en souden, daermen die heilighe schrift den menschen leert ende wtleyt, noch oock dat si die leeraers der heyligher kercken ende predicanten, berispen souden, maer als si saghen, den diepen put der heyliger schrift, die noch noyt wtgeput noch wtgedroncken en is geweest, haer dorstige siele, daer wte lauen souden, ende te naerstiger dat woordt Godts wt den mont der predicanten hooren, om in die diepe sententien, die si bi henseluen niet verstaen en connen, onderwesen te worden, Ooc daermen te zeer in die lettere vleeshelijc te verstaen, soude mueghen dwalen, hebben wijt voorcomen, te weten den boec der loeflijcker sanghen, genaemt Cantica canticorum, dwelcke propheteert vander toecoemst ons Heeren Iesu Christi, ende van zijn bruyt die heylighe kercke, die hi door zijn bloet ghetrout heeft, hebben wi inden rooden letteren ghestelt, wie daer sprekende is, want het doet vele, totten verstande der heyliger sthriften, te weten wie dat die woorden spreect, ende in wiens persoone, dat si ghesproken worden, In dese boecken sullen hen dan die menschen met eeren muegen becommeren, inden tijden als si hen met achterclap, onnutte redenen, droncken drincken, tuyschen ende spelen onledich maken, haeren tijt naerstelijc bestedende, den welcken Godt hen verleent heeft, wantmen voor den tijt diemen onnuttelijc ouerbrengt, Gode groote redene sal moeten gheuen, Ende salich is die mensche, wiens wille, in die wet Goodts is, ende hem daer in oeffent, dach ende nacht, want hi sal zijn vruchte hebben, in heylicheden, ende dat eynde deewich leuen. Ende desen arbeyt, en hebben wi niet aengenomen, alleen voor die lesers ende hoordes des woorts Goodts, maer voor die ghene, diet bewaren ende volbrengen, die welcke alleen salich sullen worden, want die Heere seyt matthei int seuenste capittel, dat die ghene, die zijns vaders wil doet, die inden hemel is, sal int rijc der hemelen comen, ende niet die seyt Heere Heere, Ende den ionghelinghe die vraechde, hoe hi ten eewighen leuen soude comen, seyde hy, wildy inghaen ten eewigen leuen, hout die gheboden, Ende .S. Iohannes seyt in zijn eerste Epistole, aenden tweeden capittele, Die seyt dat hi Godt kent, ende en houdt zijn geboden niet, is luegenachtich ende in hem en is die waerheyt niet, Ende .S. Iacob, Weest doenders des woorts ende niet alleen aenhoorders, Ende dier plaetsen zijn so vele inder heyliger schrift, so wel int Oude testament als int nieuwe, dat si sonder getal zijn. {►} Maer wantet (als die doctoren segghen) zeer behulpelijck is, allen den ghenen diet van noode is die heylighe schrift te verstaen, te connen dye talen, door die welcke die goddelijcke woorden, door dingeuen des heylighen gheests beschreuen zijn, om die kennisse der goddelijcker wet ende daer inne Christum, die die waerachtige wijsheyt is des eewighen vaders, met eenen ghoedertierenen moede te soecken, Om datmen weten soude, wat die hebreusche waerheyt inheeft, zijn wi ooc niet sonder redene gemoueert geweest, die veranderinghe opten cant van desen boec te stellene, dwelck wi voor deerste wil-[fol. *2r]len gheseyt zijn ende te verstaen doen, dit niet ghedaen te zijn, tot straffinghe, berispinghe, oft achterdeel der ouder vsantien ende translatie die die heylighe kercke (die welcke niet dwalen en mach want die Heere daer mede is tot den vergaen der werelt, als hi seyt Matthei int laetste Capittel, ende die gheest des Heeren leert haer alle waerheyt) soo menich iaer ghelesen ende ontfanghen heeft ende noch leest ende houdt, maer tot vorderinghe ende verclaringe derseluer, so en salmen nv dit voor gheen berispinge achten, maer een offer inden schat des tempels, daer dander ghout ende siluer, dandere costelijcke steenen offeren, daer offeren wy gheyten vellen om den reghen ende vochticheyt van quaden verleydingen ende leeringen wte te sluyten, die die sanctuarie ende heylichdom corrumperen mochten, Ende dat doen wi om die selue redene, daerom dat wi oock somtijts den sin vander Latijnscher translatie meer onderhouden, dan die woorden, Want elcke tale heeft haer proprieteyten ende eyghentheden yet wt te spreken, die welcke men in ander talen, soo wel niet wtgespreken en mach, dwelcke zeer ghesciet, in die hebreeushe tale, in die welcke bi na alle die boecken des ouden testaments gheschreuen zijn, in die welcke ooc die Heere Iesus onse salichmaker gepredict ende geleert heeft, in die welcke ooc eerst dat Euangelie van .S. Mattheus ende die Epistel van .S. Pauwels totten Hebreen beschreuen waren als .S. Ieronimus betuyghet ende noch meer ander doctoren, in die welcke letteren wonderlike verholentheden verborghen ende te putten zijn, ende een sillabe oft lettere oft stipken niet vergaen en sal, Ende wantet somwilen gebuert door die ongeleertheyt ende onnaersticheit der schriuers ende druckers, die meer nae deynde arbeyden, dan volmaecte boecken te hebben, oft schoone, dan correcte boecken, Hierom seggen die heylige leeraers, isser yet gedwaelt inden schriuen des ouden testaments, datmen ghaen sal aen die hebreeusche boecken, ende inden nieuwen testamente, aen die griecsche, Ende wi beuinden oock dat dat een exemplaer, aldus heeft ende dander also, ende dat ooc die doctoren, na dat noch dese translatie inder heyligher kercken ontfangen is gheweest, somtijts anders ende anders lesen, ende ooc de sanc der heiliger kercken, somtijts thebreeus oft andere translatien na volcht, Hierom op dat eenyegelijc, die in die heylighe schrift naerstich is, ende die begeert te weten, wat die hebreeusce text inheeft, ende ooc na dat ons beuolen was, tot profite der ghemeynder christenen menschen, om die dwalinghe wter herten te keeren (die welcke nv Godt betert zeer heeft gheregneert) te corrigeren, om te doen drucken, soo salmen den Hebreeuschen text int duysche ghestelt, in een maniere van alteratien, opten cant vinden, oftmen daer claerder verstant wt mocht hebben, ende niet om eenighe nieuwe opinien te genereren, Ende dese voorgenoemde alteratie en hebben wi niet gheset, na eenyeghelijcs vermetentheyt, gelijc deen seyt, dit lesen die hebreen aldus, dander seyt contrarie, Maer si is gestelt wt den boecken die door tbeuel ende costen des alder waerdichsten vaders ende heere in Christo broeder Franciscus Ximenez van Cisneros, in sinen leuen Cardinael, priester der heyliger Roomscher kercken, des titels van .S. Balbine, Aertsbisschop van Toleten, ende ouerste bisschop, van Hispanien, ende der rijcken van Castilien ouerste Cancellier gedruct zijn, te Compluten, door die naersticheyt des vernuftighen Arnalts Guillems van Brocarien der druckers conste meester, int Iaer ons Heeren .M.D.xvij. den .x. daghe Iulij, wt alsulcken exemplaren, als saligher ghedachtenisse, die alderheylichste vader in Christo Leo, die thienste van dien naem, Paus van Roomen, ende ouerste bisschop der heyligher kercken, naerstich om dye heylighe schrift puer den menschen te doen leeren, wt die Apostolische liberarie des stoels van Roomen ouersandt den voorghenoemden .E. vadere ende heere den Cardinael ende aertbisschop wiens wapenen beneden onder den titel des boecs staen, die in verscheyden talen gedruct waren, somige int hebreeus met .S. Ieronimus interpretatie, die vijf boecken Moysi int hebreeus caldeus, griecs, ende Latijn, dat welcke werc meerder is dan onse lof dat gespreken can, die ander boecken in drie talen, die somige in tweederhande talen, als dat nieuwe tastament, ende sommige boecken des ouden testaments, soo eenyegelijc dat sien ende weten mach tot wiens handen ende oogen die voorgenoemde boecken gecomen zijn, Dit segghen wi nootsakelijc om datmen weten soude, wat exemplaren, wi in onsen arbeyt voor handen gehadt hebben, dat wi niet wt eenige presumptie oft vermetentheyt yet en hebben willen bestaen, maer dat eenyegelijc mercken mach, hoe Godt zijn schaepkens voedende is, in die weyde der heyliger schrift, om die te spisen inden eewighen leuen. {► ¶ Die maniere hoemen dit boec lesen sal.} Soo hebben wi nv dan om der voorschreuen saken wille, den duytschen text na den Latijnschen sin, int middel doen drucken, ende daer bi die voorseyde alteratie hebreeusche veranderinge, wten voorseyden geapprobeerden boecken, laten setten, inden text des boecs aldus * met een sterre gheteekent, daer die hebreeusche veranderinghe beghint, Ende so verre als si duert, met een parentesi, oft maenken (soomen seyt) besloten aldus ) dat welcke al-[fol. *2v]dus geteekende, suldy opten cant daer teghen ouer, naerder hebreuscher letteren waerheyt claerlijc vinden, om den sin des Latijnschen texts te beter te verstaen, Ende om datmen daer in niet dwalen en soude, soo setten wi dese maniere, Neemt die sterren van voren aen tselue Capittel, daer ghi in leest, ende the. opten cant bi een tellet, dat ghi dat selue muecht raken, daer die sterre op teekent, dwelcke niet dicke van noode en is, want dat coemt ghemeynlijc recht teghen zijn sterre op die canten, ende waer wat bi ghedaen is vanden voorseyden, meer dan int hebreeus staet, dat hebben wi inden text, doen teekenen al dus Genesis. vi.c. * Ende was vore bewarende in toecomende tijden) ende in meer plaetsen, des gelijcs, Ende opten cant, Ten is niet int he. Ende waer the. meer heeft, dan die gemeyne text, daer hebben wijt aldus inden text geteekent *) die sterre aent maenken, tot een teeken, dat tselue, dat opten cant staet, int he. is, ende niet inden gemeynen text, Dit salmen onderhouden, alle die bibel dore. {¶ Vanden boecken die inden hebre. canon niet en zijn.} Item dat opten cant van somige boecken, als Thobias Iudith, ende somige andere staet, Dit boec en is niet inden canon ende regule der heyliger schriften, niet dat wi die verworpen oft verachten, maer onse meyninge is datse die Ioden (als .S. Ieronimus seyt) daer in niet en tellen, want wi gheloouen metter heyligher kercken dat nyemant vanden ghenen, die die boecken des ouden oft nieuwen testaments gheschreuen hebben, yet daer inne ghedwaelt hebben, want haer meester is gheweest, die heylighe gheest, als Sinte Peeter seyt, in zijn tweede Epistele, Dat dye heylighe menschen Goodts ingheblasen vanden heylighen gheest, ghesproken hebben, ende si zijn instrumenten ende schriuers geweest, Ende dus ontfangen wi, alle die boecken der bibelen, als van Godt ons gegeuen voor zijn schaepkens daer in te weyden, Niemant dan en meene, dat daer bi gestelt te sine, om haer auctoriteyten te verminderen, maer meer om te thoonen, dat die Ioden (dye tghelooue altoos hebben begeert te niet te doene, na dat si onsen Heere gedoot hebben) ons vele boecken tot onser instructie behoorende, ende vander toecoemst Messie ons salichmakers sprekende veracht ende onttrocken hebben. {¶ Vanden naem Gods HEERE} Men sal ooc weten (want dies niet en mercten, mochten verwonderen) datmen den naem Goodts, den welcken, die Ioden tetragammaton heeten, met grooten letteren hebben laten drucken, te weten alsoo, HEERE, Ende den anderen, den welcken si Adonai heeten, half met grooten letteren, te weten, alsoo HEEre, ende in die Propheten, Heerschapper, voor Adonai, want daer coemt dicwils Dominator domine, Heerschappende HEERE, want ooc (als die doctoren segghen) onder die namen Gods, worden dese twee namen alleen toegeeyghent den warachtighen Gode, inder heyligher schriftueren, Maer die andere namen, worden ooc den Enghelen ende den heylighen toegeeyghent, gelijc Dauid seyt, Ick hebbe geseyt, ghi zijt goden ende in meer andere plaetsen in die schrift, Ende hier wt machmen claerlijc teghen die Ioden besluyten, dat onse Heere Iesus Christus, God ende mensch is, wt der Propheten schriften, die hem dien naem gheuen, als Ieremias, int drientwintichste Capittel, Ende dat is dye naem den welcken si hem gheuen sullen, Onse rechtuaerdighe HEERE, Dwelc in veel andere plaetsen der heyligher schrift openbaerlijc blijct. {► ¶ Van die menigerhande duytsce tale.} Ende om dat die duytsche tale, soo menigerley is als Brabants, Vlaems, Gulics, Cleefs, Gelders, etcetera. so salmen somtijts vinden, dat woort wille, voor sal, ende met voor tot Moysen, etcetera. dat wi nochtans niet gherne ghedaen en hebben, ende somighe des gelijcke woorden, om dat in onse Brabantsche tale niet gemeyn en is, ende wi hebbent dicwils wtghedaen, maer twas so vol int exemplaer, dwelcke ons beuolen was te corrigeren, datment niet wel geheel ghewachten en conde. {¶ Vant Nieuwe testament} Inden Nieuwen testamente hebben wi nageuolcht, die translatie, die toe gelaten was, nochtans zijnder sommighe terminen in verandert, ende ooc die ordine der boecken in onse absentie, dwelck nohctans niet ghedaen en is, om verminderinghe der auctoriteyt, maer wt versuymenissen, dwelc den correctueren, van den wisen luyden, niet te witen en is, als wi breeder noch by exemplen seggen sullen, {¶ Vant duysch des Bibels} Ende want die text des Ouden testaments in die duytsche tale, meer gheuolcht hadde die hebreeusche lettere, die ons beuolen was, naerder Latijnsche lettere te corrigeren, so hebben wt versuymenisse die setters somtijts die correctie niet gestelt, maer thebreus duytsch, als genesis. int .iiij. Capittel, ende op andere plaetsen beuonden is, dat den correctuers niet te witen en is, daerom sullen wi hier af, een recognitie stellen, {¶ waermen die nae correctie vinden sal} diemen soecken sal, na den boeck Cantica canticorum, des gelijcs is ooc ghebuert int Nieuwe testament, dwelcke meest griecs duyts was. {¶ Van dat woordeken Ecclesia.} Ende sonderlinge salmen mercken, dat daer de termijn Ecclesia staet die een verghaderinge oft ghemeynte beteekent, als inden souter, Odiui Ecclesiam malignantium, die staet int Nieuwe testament, voor dye verghaderinghe der gheloouighen, Daerom als ghi lesen sult, in .S. Pauwels Epistolen oft anders ywers, Der gemeynten die te Co-[fol. *3r]rinthen oft in Achaien etcetera. is, dat is te verstaen, vanden gheloouighen van dier kercken van Corinthen etcetera. Soo Matthei int .xviij. staet Ist dat hi daer na niet en hoort, segghet der ghemeynten, en hoort hi die gemeynte niet, so sal hi wesen geacht van v, als een heyden oft publicaen, dat en is niet te verstaen, als yemant sondicht, datmen dien voor alle menschen beroepen sal, maer die stedehouders Christi die Ouerste der kercken, tot wien behoort, die sonden te straffen, ende totten rechten wech te brenghen, die gedwaelt hebben, ende die door dingeuen des heyligen gheests hebben te determineren, die saken des heyligen christen gheloofs, Want als eendrachtelijc alle croniken schriuen, datmen totten nauwen saken der concilien ende raden der heyligher kercken niet en riep, dan die vaderen, te weten, die Bisschoppen, ende leeraers, als die heylighe concilien te Nicenen ende constantinopolen, ende in ander plaetsen, wtgeuen, Dat is daer om geseyt, want die die heylighe kercke representeren, oft anders en soumen die heylige kercke nimmermeer connen verghaderen. Ende dat die boeck der wercken der Apostolen ghenaemt wort, {¶ Van dat werck der Apostolen} Den tweeden boeck van .S. Lucas Euangelie, in sinen titel, dat en is niet dat wi dat lesen voort Euangelie, die principalic spreect vanden wercken ende leeringe ons Heeren Iesu Christi, maer om dattet spreect, hoe die Heere Iesus Christus zijnder heyliger kercken beghin, door sinen gheest opghebracht, van een cleeyn ghetal tot grooten, ende in wat perfectien ende volmaectheyt, die eerste christenen, haer hooft Christum nageuolcht hebben, hoe die sondige, als Ananias ende Saphyra, ende Simon magus, om haer hipocrisie ende geueynstheit ghestraft zijn, hoe die veruolghers der heyliger kercken, Christum in zijn ledekens veruolchden, daer die sommige af bekeert zijn, als Saulus, int wtuercoren vat Paulum verandert ende die sommighe gheplaecht, als Herodes Agrippa, die leuende vanden gewormte verteert wert, Hier sietmen, die Euangelische duechden, als tghelooue, hope, liefde, ghewillighe armoede ende lijdtsaemheyt blincken, Daerom ist een blide bootschap, Want dat .S. Lucas vanden Heere int Euangelie beschrijft, beschrijft hi vanden knapen ende discipulen, int boec der wercken der Apostolen. {¶ Van die Epistel totten Hebreen} Oock al en is die Epistel totten Hebreen biden anderen Epistolen .S, Pauwels niet ghestelt, daerom en sal niemant soo vermeten zijn int ordeelen, dat hi meyne dat wi die voor .S. Pauwels Epistole niet en achten, want dat waer een quaet ordeel maer wi segghen dat opentlijc ende achten die te meer waerdiger, hoe si opentliker spreect vanden oppersten bisschop Christo Iesu, die een eewich prister is, nader ordinantie van Melchisedech, Ende al en staet sinen naem daer niet vore, dat en brengt niet bi, want vore .S. Iohannis Epistolen, en staet ooc sinen naem niet, daer nochtans niemaent aen en twifelt, hy en heeftse beschreuen, want waert dat si dien alleen toebehoorden, wiens naem datter in geroert staet soo en souden si niemanden toebehooren. {¶ Van dat boeck der openbaringhe.} Dat ooc voor den boec der goddelijcker openbaringhen staet, die titel, Apocalipsis Iohannes Theologi, moetmen weten, dat dyen naem heeft biden griecken, om die diepte zijnder goddelijcker schriften, Die heylighe Apostel ende Euangelist .S. Iohannes die sone van Sebedeus ende .S. Iacobs broeder, den welcken die eewige wijsheyt des vaders wter maten zeer lief hadde ende beminde, ende den welcken hi aenden cruyce steruende, zijn lieue moeder die alder puerste ende suyuerste maghet Mariam te bewaren ghaf want Theologhus, {¶ wat dat theologus is} is alsoo vele geseyt, als eene die van Godt spreect, Ende wie spreect meer vander goddelijcheyt Christi Iesu, dan .S. Iohannes, in zijn Euangelie, wiens Epistolen niet dan vander goddelijcker liefde ende des naesten ende versmaetheyt des vlees, der werelt, ende der sonden, en spreken, Want dat boeck Apocalipsis spreeckt vanden staten der heligher kercken, vanden pesecutien vertroostenissen der ledekens Iesu, tot int eynde der werelt, Hierom en is hi nyet te verachten oft te segghen, dat hy gheene waerdicheyt en heeft eens Apostels gheests, maer met allen eeren te aenueerden ende te achten, Die verborghentheyden die daer in staen, als wise niet verstaen en connen, sullen wi, Godts wijsheyt aenmercken, onse onuolmaectheyt des verstants beknnende, ende bidden den Heere dat hi ons sinen gheest gheue, om die seghelen op te breken. Op dat dan die ghene die die heylige schrift sullen lesen, niet dwalen en souden, in die lettere die doot slaet, maer dat si leuen mueghen, door den gheest die leuende maect, {¶ Dat oude testament niet te verachten} Soo vermanen wi den menschen nader gratien, die ons Godt ghegeuen heeft dat si dat Oude testament, niet soo cleyne en achten, als die somighe doen, diet achten alleen den Ioetschen volcke ghegheuen, ende nv voort wt te sine, ende dattet niet dan van voorleden geschiedenissen en schriuen, meenende ghenoech aenden nieuwen testamente te hebben, ende datmen alleen gheestelijcke sinnen int Oude testament sal soecken, want deser opinie, is teghen dat Nieuwe testament, dwelc vol is int alligeren der schriften des ouden testaments, Ten eersten onse Heere Iesus Christus seyt, Iohan. int vierde Capit. Doorsoect die schriftueren, want si [fol. *3v] ghetuyghenisse van mi gheuen, Ende dies gelijcs Luce. iiij. seyde die Heere, dat die schriftuere Isaie in hem veruult was, Ende .S. Pauwels ghebiet Timotheum naerstich te wesen int lesen der heyligher schrift, Ende totten Romeynen int eerste Capittel, seyt hi, dattet Euangelium belouet is van Gode inder schrift Ende na dinhout der schriftueren, is Christus van Dauids bloet gecomen, ghestoruen, ende vander doot verresen .i.Corin. xv. Ende hier af is alle dat Nieuwe testament vol, So en is nv die schriftuere des Ouden testaments, niet te verachten, want al datter beschreuen is, is tot onse leeringe ende onderwijs gheschreuen, om dat wi door lijdtsaemheyt ende troost der schrift, hope des leuens souden hebben, {¶ Wat dat nieuwe testament is.} Want wat int Nieuwe testament staet, is een volbrenghinge der beloften, der figueren der prophetien, die int Oude testament bedect staen, Daerom en sal hem niemant stooten, in die slechte redenen oft woorden oft geschiedenissen, die hem dicwils voren comen sullen, ende en sal niet twifelen, hoe slecht dat si schinen te wesen, het en zijn woorden, wercken, oordeelen der goddelijcker maiesteyt, ende dieper moghender wijsheyt, {¶ Wat die heylighe schrift is.} want dit is die schrift die verborghen wort voor den wisen menschen, in haer eyghen ooghen, ende wort gheopenbaert den simpelen ende ootmoedighen, Dit is die bornput, daermen altoos wt drincken mach, ende nimmermeer wt putten en mach, Dit is des bruydeghoms wijnkelder, Dit is dat diepe water, daer die Eliphant in verdrinct ende dat lammeken in swemt, Dit is die roode zee, daer die ghehoorsame kinderen van Israel int leytschap Moysi, tot Christum comen, Ende die hoouaerdige Egiptenaers met Pharao haeren leytsman, in verdroncken, Dit is die cribbe daer die herders vonden Iesum in doexkens ghewonden, den welcken Herodes ende dier Ioden bisschoppen ende leeraers niet en vonden, Al schijnt die letter naect, die schat is al te costelijc, te weten, die eewighe waerheyt, wijsheyt, ende wech, die daer in verborghen is. Hierom is te weten dat, {¶ Van dye wet des ouden Testaments} dat Oude testament gheheel somtijts, een boeck der wet ghenoemt wort, als onse Heere inden Euangelie seyt, Om dat veruult soude worden, dat woort dat gheschreuen staet in haer wet, Si hebben mi ghehaet sonder sake, Iohannis. xv. Nochtans staet dat woort, inden souter gheschreuen, ende dat daerom, want het leert watmen doen ende laten sal, ende vertelt daer oock bi, historien ende gheschiedenissen, hoe dat alsulcke wetten ghehouden ende ouertreden zijn, {¶ wat dat Nieuwe testament is} Gelijck dat Nieuwe testament ende dat Euangelie, een boec der gratien is, ende leert hoe dat die wet veruult sal worden, Maer ghelijc int Nieuwe testament, neffens die leeringhen der gratien, wetten ende gheboden zijn, om tvlees den gheeste onderdanich te maken, ende den gheest te regeren naer die Euangelische gratie, aengesien, dat in dit tegenwoordich leuen, dye gheest gheen volcomen heerschappie, ouer dat lichaem en heeft, {►} So zijn int Oude testament biden wetten ende gheboden, beloften der gratien, daer die heylighe vaders ende Propheten mede onder die wet staende, door dat ghelooue ende betrouwen inden toecomende salichmaker Christum Iesum, behouden zijn, ghelijck wi, {►} Ende ghelijck des Nieuwen testaments hooftleeringe is, gratie ende vrede door vergheuinge der sonden in Christo, {►} Also is des Ouden testaments leeringe, Die wet te leeren, die sonden te thoonen, duecht te eyschen, Ende daer en bouen, onder tijtlijcke geloften, worden beteekent, geestelijcke ende eewighe goeden, die ons door Christum comen ende die glorie der duechdelijcken. Ende onder die tijtelijcke dreyghementen, worden ons beteekent, die pine der hellen, ende tverlies der glorien ende dat afscheyden van Godt almachtich {¶ Wat genesis leert.} Die goddelijcke moghentheyt blijct in genesi, wt dat maken ende scheppen der creatueren, Ende daer schrijft Moyses, hoe die sonde eerst ende die doot in die werelt ghecomen zijn, te weten door Adams val, ende des Duyuels boosheyt, Ende leert van waer, die hulpe weder comen sal, te weten, door Christum, die van Marie der vrouwen zaet soude gheboren worden, die welcke des serpents hooft in stucken soude treden, die Ade ende Abrahe belouet was van God. So bliken in genesi, die exempelen des gheloofs ende ongheloofs, ghehoorsaemheyts ende onghehoorsaemheyts, ende wat vruchten dat si voortbrengen, want die soudie der sonden was die doot. {¶ Wat Exodus leert.} So nam Godt in Exodo (na dat die natuerlijcke reden in den mensche geheel verdonckert was) een sonderlinck volck aen dwelck hi versach, met die wet, ende sandt Moysen, om die werelt weder te verlichten, ende door die wet, die sonde te openbaren, ende besluytse met alderley wetten, ende onderscheytse van alderhande volcken, hi laet hen eenen tabernakel maken, ende stelt eenen goodtsdienst op, Hi set hen heeren ende regeerders, ende besorcht zijn volck alsoo, met wetten ende hooftluyden, hoe si lijflijck voor die werelt, ende gheestelijck voor Godt, sullen gheregeert worden {¶ Wat Leuiticus leeret} In Leuitico, wort sonderlinghe, dat priesterdom gheoordineert met sinen wetten cermonien ende rechten, daer na haer offitie, ende wat si doen inden diensten, ende hoe si dat volck leeren ende onderwisen sullen, Ende dat Godt haer erfdeel was. [fol. 4r] {¶ Wat Numerus leert} In dat boeck Numeri, wordt tvolck in vele manieren ghetempteert, ende gheproeft, hoehem die onderhoudinghe der wet schicken soude, Ende daerom is daer in beschreuen van alsoo vele onghehoorsaemheden, ende van die plaghen des volcs, ende vele wetten worden aldaer verclaert ende vermeerdert. {¶ Wat Deuteronomium leert.} Int boeck Deutronomium, na dat tvolck gheplaecht was, om haer ongehoorsamheyts wille, ende wt vreesen met straffinghen, wat bekeert was, ende een weynich, gheloct was met gratien der hulpen Gods, int besitten der twee conincrijcken van Seon des Conincs der Amoreen, ende Og des Conincs van Basan, dat si wt dier weldaet beweecht souden worden, met luste ende wt liefde, die wet Godts te houden, so verhaelt Moyses die geheele wet, met alle die gheschiedenissen die hen gemoet waren, sonder tghene, dat den priesterlijcken staet aenghinc Alsoo verclaert hi die wet Goods, met die liefde Goods, ende totten naesten, ende metten gelooue tot God, want dat willen alle die geboden Gods. Aldus leert Moyses, niet alleen God vreesen ende beminnen, maer hi leert ooc planten ende timmeren, die kinderen ende thuysgesin regeren, oorlogen, coopen ende vercoopen, borgen ende lossen, Gode geloften doen, ende die betalen, al wat wtwendich ende inwendich te doen is, Ende dat dede Godt daerom, want hi alleen haer Godt wilde zijn, ende dat si zijn eygen volck souden zijn, dat si in zijn gheboden ende zeden souden leuen, daerom woude hise, also regeren, dat si alle dinck doen souden na sinen goddelijcken wille, waer af dit boec vol is, ende si niet leuen en souden naer haer eyghen vindingen, die hen niet beuolen en waren, maer tseghen Goods gheboden, Want ghehoorsaemheyt, is alder duechden edelheyt, die wt Goods woorden, haeren oorspronc heeft. Want dit leuen sonder Gods dienst niet ghezijn en can, soo ghaf Godt hen soo vele geboden, {¶ Vanden Godsdienst} daer toe om Gode te dienen, dat si niet van noode en hadden, anderen te versieren oft te doen, maer alleen wast ghenoech, dat si den woorden Gods ghehoorsaem waren, want hadmen hen laten versieren, wat si ghewilt hadden, si waren gheneycht tot afgoderien, si souden lichtelijck gheuallen hebben, Ende als die Heere leert Matthei int vijfthienste capittel haer schriftgeleerden, om haer eyghen ghiericheyt, versierden insettinghen, teghens Gods gheboden, Hierom hebben wi oock so naerstich gheweest, om dit Oude ende Nieuwe testament te corrigeren, om dat die menscen na Goods geboden souden mueghen leuen, ende laten al dat teghen die Euangelische leeringhe is, Maer hier en raden wi niemant, te doen teghen die ghoede insettingen der heyligher kercken ende religien, dye niet tegent Euangelie en zijn, maer om die Euangelie te beter te onderhouden, als zijn vasten ende bidden, swighen ende dier ghelijcken, Noch oock en is onse meyninghe niet yemanden te raden, sinen ouersten, so int gheestelijck, so int wereltlijck, niet onderdanich te sine, want dat soude, teghen Christus ende zijnder Apostolen leeringhe zijn, Maer wi seggen, wanneer die ouerste yet ghebieden, dat teghen Gods gheboden is, dan sullen wy Gode gehoorsaem zijn ende nyet den menschen. {¶ van drierley wetten} Noch isser te weten, datter driederhande wetten zijn, die sommighe om quaet te keeren, ende dese zijn om der quader wille ingheset, ghelijcker vele inden ouden testamente zijn, als vanden sacrificie der zelotipie oft nijdoffer, vanden scheybrief, om der hartneckicheyt der Ioden, als onse Heere int Euangelie leert in twee plaetsen, dat niemant, zijn huysurouwe laten en sal, Matthei int vijfste ende negenthienste, dan om ouerspels wille, ende wie die verlatene trout doet ooc ouerspel. Ende die ander wetten ende geboden, zijn tot ceremonien des diensts Gods {►} Maer bouen alle, ghaen die gheboden der liefden, dye wt een oprechte ghelooue spruytende is. Daerom als die liefde Godts ende des naesten dat eyscht, sien wi, dat Godt inder nootsakelijcheyt daer in gedispenseert heeft, ende dat somtijts die heyligen wt dingeuen des heyligen gheests duyterste der wet niet volbraht en hebben, {i.regum. xi.a} als Dauid theylige broot adt, ende des gelijc meer, Daerom dwalen die Ioden zeere die onsen Heere straften, dat hi opten Sabboth ghenas, ende si besorchden haer beesten, want sulcken werc der liefden opten Sabboth ghedaen, was meer den Sabboth geheylicht, dan si met allen haeren ceremonien deden. {¶ Dat dye wet van noode is} So is dan Godts wet van noode te weten, want daer in beschrijft Moyses, hoemen God vreesen, betrouwen, geloouen, ende beminnen sal, ende dat die menschen haer sonden kennen ende na Godts gratie haken souden, ende dat wi gheen betrouwen in ons noch inden mensche stellen, maer onse eyghen crancheyt bekennen ende Christum met zijn gratie om hulpe soecken, ende alsdan sal die mensche sinen naesten gunstich worden ende goet doen, gelijc Godt hem door Christum gedaen heeft, ende so leert hi die te voren van sonden beghonste te wachten ende die wetten Godts wt vreesen volbracht, nv wt liefden die volbrengende, ende heeft Godt lief, ende sinen naesten, in die welcke twee woorden die Propheten ende die wet, veruult worden, al-[fol. *4v]so die Heere Christus, inden Euangelie Mat. xxij. spreect, {Matt. xxij.} Ende die Propheten en hebben dit selue niet ongeroet gelaten, vanden salichmaker den Propheet diemen hooren sal, Dit is dan dat finael van Moyses boecken, die welcke die Apostolen oock gebruyct hebben, om die predicatie des Euangelijs mede te stercken, ende die cracht der wet te thoonen. {¶ waerom een Oude testament.} Daerom noemt ooc Christus dat Nieuwe testament, in een teeken ende onderscheyt des Ouden Want int Oude testament maecte Godt een verbont metten volcke van Israel, ende beloefde hen dat lant van Canaan, ende wert beuesticht door des schaeps ende des bocs bloet ende doot, {¶ waerom een Nyeuwe testament.} Maer want dat testament veroude ende verghanckelijc was, ende dat lant veloren is ende verdoruen, so moeste daer een nieuwe testament ende verbont comen, dat niet verghanckelijc, maar eewich soude wesen, {¶ waerom een Testament.} dat op Gots gratie ende woort stonde, op dattet eewelijc soude dueren, dwelcke door eens eewichs persoons Christus doot geuesticht is, met sinen dierbaren bloede, Ende een eewich lant, heeft hi hen die in hem geloouen ende zijn geboden onderhouden, belouet ende gegeuen. {¶ Van Iosue ende dander boecken} Die andere Propheten ende geschiedenissen, van Iosue, den Rechteren, der Coningen, ende dier ghelijck, en zijn anders niet tot gheenen eynde geschreuen, dan Moyses boecken, want si doen tselue dat Moyses doet ende keeren die valsche Propeten dat si tvolc niet en souden verleyden ende afkeeren vander rechter kennisse der wet, ende ten rechten verstande om die sonde te weten ende hemseluen te kennen, ende zijn eyghen crancheyt ende te spiegelen aen die punitie der sonden, ende alsoo die gratie Christi te begheren, Ende breyden gheestelijcker Moyses leeringe met beloften, met driygementen ende soete ende verschrickelijcke exempelen. So is dan doude testament, een figuere ende voorbode des nieuwen testaments, gelijc nv breet genoech geseyt is, {¶ Van Aaron ende Christo Hebr. iiij.} Dit bewijst .S. Pauwels claerlijc totten hebreen, int vierde capittel, van Aaron den priester der wet ende Christum den bisschop des nieuwen testaments, ende int processe vanden tabernkel, vanden onderscheyt des bloets der offeranden der calueren ende schapen ende lammeren, ende der cracht des bloets ons Heeren Christi Iesu, dwelc een yegelijc schoon in die voorseyde Epistole mercken mach. Ende om die maniere der prologen niet wte te ghaen, so willen wi die nv sluyten, Maer eerste auiseren wi, den goetwilligen godliken leser, dat wy tot zijnder informatien die Canones oft onderwisen des Euangelijs, voor die Euangelien hebben doen stellen, om te weten die concordantien der Euangelisten, {¶ Van die Prologhe des Nyeuwen Testaments} daer in die prologe staet, dat wi anders gheenen meester en behoeuen, dan Christum, hier mede en sluyten wi niet wt die heylighe doctoren, want die wten gheest Christi, ons onderwesen hebben, ende die predicanten onderwisen ons noch dagelijcs, maer wi sluyten daer mede wt, die sinnelijcke voorredenen ende valsche glosen vol van verachten des gheestelijcken staets ende der geboden der heyliger kercken, maer vanden godlijcken leeraers, seyt die Heere, dat die hem niet teghen en is, is met hem {►} Ende alle waerheyt van wien dat si gesproken wort, coemt vanden heyligen gheest. Oock is dat Euangelie, een van materie want het spreect al vanden sone Godts, hoe hi die salicheyt des menschelijken geslachts, door zijn gebenedide menschelijcheyt, leuen, conuersatie, predicatie, leeringe ende doot gewracht, ende ons verlost heeft, So isser dan een materie van die vier hemelche schriuers beschreuen, die in Ezechiele ende in Apocalipsi, bi die vier dieren beteekent zijn, In genesi bi die vier riuieren wt den Paradise vloeiende. Hier mede beuelen wi alle ghoedertieren lesers Gode, ende bidden dat si ons helpen aen Godt verweruen met haeren deuoten gebeden, dat dit werc si tot allen menschen sielen profite, ende dat wi daer die vruchte wt muegen hebben, die wi int aennemen van desen swaren arbeyt hoepten, dat is, allen menschen salicheyt, ende bekeernisse van sonden, om namaels ten eewigen leuen te comen, bi Iesum Christum, wiens sake wi voor ooghen hebben, die met Godt den vader ende den heylighen gheest, is ghebenedijt inder eewicheyt. Amen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 2: kernspreuken in het Oude TestamentEr is geen onderscheid gemaakt tussen typografische handjes in de bijbeltekst zelf en handjes in de marge. Als het handje in de marge staat, is de precieze plaatsing binnen of bij een bepaald vers soms niet geheel eenduidig.
|
|