uit een breed schip (± 1475) met latere zijbeuken (XVI b); een dwarspand (± 1475); een rechtgesloten choor (XV b), waartegen later een knekelhuis aangebouwd is; en eenen westtoren (benedendeel XIV, verhoogd XV d, deur XVI), tegen welks noordwand een doopkapel (XV d) staat. De zijbeuken hebben gevels, met zadeldakjes aan het groote zadeldak verbonden. In het schip een houten tongewelf, met trekbalken op karbeels met druifversiering; in de zijbeuken halve tongewelven met steekkappen naar de vensters; in de doopkapel een steenen kruisgewelf.
Eene ± 1902 ontdekte muurschildering op den westwand is overgewit. Op den muur, aan de torenzijde, een geschilderde spreuk (1782) door F. de Ridder. De kerk bezit:
Preekstoel (1774) met doophek, koperen lezenaar (XVIII c) en dito doopbekkenhouder, Lodewijk XV.
Eiken choorhek (± 1680).
Doophek en houten voorlezerslezenaar (1806).
Eenvoudige banken.
Tien-geboden- en andere borden (1668, 1687, XVII).
Grafbord (1708) en fragmenten van 1697 en 1705 (?).
Tal van zerken (XV-XVII), deels verminkt, w.o. vier priesterzerken (1519, 1524, 1553 en XVI) en een wigvormige van roode zandsteen.
Klok (1525) met medaillons en wapen van Mechelen als te Nieuwenhoorn.
Een gesmeed ijzeren, gothisch torenkruis is sinds 1907 in het Museum van Oudheden te Rotterdam.
Aan den kerkweg, enkele oude hoeven: Nr. 102 (ankers), Nr. 122 (ankers en toppilaster, XVII), Nr. 133 (ankers: 1737). In Nr. 103 is een steen (1581) ingemetseld.
Een dubbele bedstede (XVII), afkomstig uit een in 1867 gesloopt jachtslot, bevindt zich in het Museum van Oudheden te Rotterdam (Catalogus Nr. 940).