In de kruising staan zware polygone pijlers, door hooge spitsbogen verbonden.
Schip, zijbeuken en dwarspand hebben de dakspanten uit de eerste helft der XVIIde eeuw in het gezicht. Waarschijnlijk zijn zij oorspronkelijk vlak afgedekt geweest.
De vloeren zijn verhoogd.
In het dwarspand zijn in de benedenmuren spaarnissen aangebracht, elk met twee spitsboogjes en een rondboog op consoles. De onregelmatige aansluiting dezer nissen bij de schipmuren wijst er op, dat het dwarspand na het schip is gebouwd. Het triforium sluit echter geheel aan bij dat in het schip, zoodat het verschil in bouwtijd slechts gering kan zijn.
In den muur tusschen dwarspand en koor zijn spaarnissen met profielen als in het koor (midden-XVI).
In het koor zijn schip en zijbeuken van gelijke hoogte. Zij zijn gescheiden door geprofileerde spitsbogen, waarvan de profileering in de kolom tot den vloer doorloopt (zonder kapiteelen). In de zijbeuken rusten de graden op achtkante kapiteelen met laat-gothisch bladornament.
In het koor zijn schip en beuken door moderne in stuc gemaakte gewelven overdekt. De raamprofielen zijn tot den grond toe doorgetrokken.
De kerk bezit:
Twee koperen lezenaars (met wapen aan den preekstoel en met vaas voor den voorlezer), beiden in 1777 gegoten door Johannes la Fort te Middelburg.
Twee wandbanken, gemerkt: Roman 1666 en: Anno A P 1666.
Verschillende gegraveerde zerken XV en XVI, waaronder met figuren: 1408 en 1414 (of 1443) met man en vrouw onder gothische overhuiving en vier verminkte wapens; 1458 en 1469 met kelk en spreuklint, 1466 met man, vrouw en acht kinderen, 1512 met vrouw, 1521 met vrouw, 1549 met priorin, 1559 met man, vrouw en hier onder vijf kinderen, XV B met gothische