[Nummer 3]
Neerlandistiek in internationale context
Voor deze eerste Vooys van het academische jaar 2010-2011 zijn de grenzen overschreden. De landsgrenzen welteverstaan. Terwijl anderen rust of avontuur zochten in het buitenland heeft de redactie er gezocht naar de neerlandistiek. Het resultaat is een themadossier over ‘internationale neerlandistiek’: vier artikelen van neerlandici werkzaam buiten Nederland.
Allereerst een tweeluik van de Italiaanse onderzoekers Simona Brunetti en Marco Prandoni, ingeleid door Els Stronks. Brunetti en Prandoni zijn beiden gespecialiseerd in vroegmoderne literatuur, maar schuwen hedendaagse digitale toepassingen niet. In hun gezamenlijke artikel laten ze zien hoe dankzij de database van het zogenaamde Herla-project internationaal georiënteerd onderzoek bevorderd wordt. De professoren Jan Konst en Johan Snapper bieden elk een meer persoonlijk relaas over neerlandistiek in internationale context. Konst, al vijftien jaar werkzaam als neerlandicus aan de Freie Universität Berlin, vertelt op amusante wijze over wat de comparatieve neerlandistiek volgens hem te bieden heeft. Snapper, emeritus hoogleraar aan Berkeley, toont het voortdurende gevecht om erkenning dat ‘Dutch Studies’ binnen de academische wereld in Noord-Amerika moet leveren. Het laatste artikel binnen het themadossier is afkomstig van Ralf Grüttemeier, hoogleraar Nederlandse Letterkunde in Oldenburg. Grüttemeier belicht via een Duitse casus hoe rechters worstelen met de autonomieclaim waar literaire auteurs zich op kunnen beroepen, en trekt daarbij parallellen met de Nederlandse situatie.
Elk op hun eigen manier tonen deze vier artikelen de vruchtbaarheid van het bekijken van de Nederlandse letterkunde vanuit een internationaal perspectief. Met het essay van Harry Bekkering houden we het dichter bij huis, met goede reden. Bekkering besteedt namelijk speciale aandacht aan Cees Nooteboom - een auteur die voorheen in Vooys jammerlijk onderbelicht is gebleven - door gepassioneerd en vakkundig onderbouwd zijn bewondering uit te spreken voor diens oeuvre.
Voor onze vaste rubrieken werd het Nederlandse grensgebied wel weer verlaten. Redacteuren Maarten van der Graaff en Emy Koopman bezochten de Vlaamse schrijver David Van Reybrouck in Brussel, daags na zijn terugkomst uit Congo, dat enorme en geplaagde land waarvan hij een geschiedenis schreef. Het interview concentreert zich echter niet op Congo, maar op Van Reybroucks schrijverschap. Het schrijverschap van de beroemde Fransman Michel Houellebecq wordt in de rubriek ‘De Kop van Jut!’ kritisch bekeken door Jeanette den Toonder. Den Toonder, specialist op het gebied van Franstalige literatuur, stelt dat Houellebecq geen onaardig essayist is, maar betwijfelt of de man romans kan schrijven. Wie wel literatuur schrijft en daarmee een plek ‘In de kast!’ verdient is ons aller Guus Kuijer, althans volgens Jaap Faber. De vertalerscolumn wordt deze keer verzorgd door Arthur Langeveld, vertaler van Russische