en verlangens gezien worden, als zijn schaduw. In feite dus zijn tweede ‘ik’, zijn geëxterioriseerde ziel. Lokiens poging om zich van Guido te ontdoen tegen het einde van het verhaal is in zekere zin ook wel gedoemd te mislukken. Wie zijn ziel doodt, zijn schaduw verliest, verliest zichzelf. Een bestaan zonder hoop is onmogelijk als Lokien, mens in wording, zich nog verder wil transformeren. Dit schaduwmotief speelt overigens een rol in de literatuur van alle tijden.
Na Mannekino werd De Sirkelbewoners uitvoerig besproken, het volgende deel in de romancyclus met het Lokien-personage als Leitmotiv. In feite gebeurde dit op dezelfde wijze als bij de vorige analyse, dus aandacht voor ‘kontra proza’-elementen en de structurerende symboliek.
De Sirkelbewoners beschrijft de ontwikkelingsgangen van Lokien en Kilo, zijn tegenhanger; ontwikkelingsgangen die de vorm van een cirkel aannemen, een construktie in medias res dus. Lokien is deze keer een burgerlijke intellectueel die zich verbonden voelt met het proletariaat en ook lid is van een socialistische partij. Hij is zich echter pijnlijk bewust van zijn onmacht echt veranderingen door te kunnen voeren en van de kloof tussen middle en lower class. Kilo daarentegen is een primitief, een holbewoner in de letterlijke zin van het woord.
Lokien komt in contact met Kilo, raakt ontroerd en probeert verbetering in zijn situatie aan te brengen. Hij gaat onder invloed van de gevonden eenvoud steeds soberder leven en neemt uiteindelijk ook bepaalde trekjes van Kilo over. Kilo die zich in de loop van het verhaal ontwikkelt tot een volwaardig mens, stijgt dankzij Lokien en diens partij, waar hij lid van geworden is, op de sociale ladder. Het gevolg hiervan is dat hij als burgerman eindigt.
Wat de personages in deze roman sterk typeert is hun onpersoonlijkheid, hun ‘non-entity’. Zij kunnen slechts tot leven komen door middel van taalfiguren. Lokien wordt de middle class intellectueel met revolutionaire neigingen door de taal die hij spreekt en die hem omgeeft. Lokiens verhaal is dan ook ‘gewoon’ gedrukt, terwijl Kilo's verhaal in grote letters afgedrukt staat. Zijn taalgebruik is die van een primitieve mens die al tastend en proevend de wereld ontdekt. Een mooi voorbeeld hiervan is de volgende passage: ‘De vrucht smaakt lekker en proeft inderdaad als een peer. Het moet dus een peer zijn. Zij is sappig, haar vocht druipt over mijn kin waar ik met mijn tong niet bij kan. De kaas is ook zeer lekker en smaakt naar kaas. Ik kan de dingen die ik zie of meeneem voortaan beter direkt benoemen, zonder te aarzelen of over hun naam te twijfelen (...)’ (p.30).
Bij de bespreking van De Sirkelbewoners kwamen nog diverse andere thema's aan bod zoals de vraag in hoeverre deze roman een model is van de kapitalistische maatschappij.
Aangezien de cursus nog niet afgesloten is - er volgen namelijk nog enkele bijeenkomsten - kan ik geen afgerond beeld presenteren van de colleges. Toch hoop ik door het kort aanstippen van de behandelde thema's min of meer een idee gegeven te hebben van ‘Liternatuur’ (...).