| |
| |
| |
Vier maal een loopbaan
Suzanne Holtzer
Ingrid Janssen
In mei van dit jaar werden de resultaten gepubliceerd van ‘Buiten verwachting?!’, een onderzoek onder afgestudeerde neerlandici. De redenen van het instellen van het onderzoek waren de sombere uitspraken over de mogelijkheden voor afgestudeerden in de letteren. Het onderzoek is verricht door mevr. Doeksen, studieadviseur Nederlands en Leo Jansen, bijna afgestudeerd neerlandicus. Zij hebben zich uitsluitend gericht op de vakgroep Nederlands in Utrecht en kwamen tot de conclusie dat van de 343 neerlandici, die tussen januari 1978 en januari 1986 afstudeerden er slechts 14 werk zoekend waren. Niet tegen de verwachtingen in bleek een groot aantal afgestudeerden in het onderwijs terechtgekomen (139 van de 343).
Hierbij dient opgemerkt te worden dat er van verschillende kanten geluiden gehoord worden over een minder rooskleurige situatie. Veel van de pas afgestudeerden zouden niet werkzaam zijn binnen het vak waarvoor ze opgeleid zijn. Ook worden veel onderzoekers aangenomen op basis van tijdelijke contracten. Deze beschouwen zichzelf wel degelijk als werkloos.
Met opzet gingen we op zoek naar oud-studenten Nederlands die een werkkring vonden buiten het onderwijs. Hoe het is om leraar te zijn; het vergt weinig fantasie dat te bedenken - ga anders maar gauw PDI doen. Erbuiten ligt een wereld open; entree: letterkunde-/ taalkunde-/ taalbeheersingspecialisatie. Hoe je daar komt is misschien moeilijk voor te stellen. Is dat alleen weggelegd voor die ene student die altijd al lonkte naar het bedrijfsleven, die ene student die zich afvraagt hoe de race ‘round the world of Sinte Brandaan’ het zou doen als commercial voor de Philips Innovator?
We spraken met Francisca de Jong, Lieke van Noord, Sanne Terlouw en Erica van Rijsewijk, allen specialist (m/v) over hun loopbaan. In de gesprekken gaven ze eerst een omschrijving van hun functie (1). Het blijkt dat dergelijk werk niet direct binnen hun verwachting (2) lag toen ze destijds aan de studie Nederlands begonnen. De hoofd- en bijvakken (3) zijn door alle vier niet gekozen met het oog op een geplande loopbaan (4) - de neerlandicus als hobbyist (5)? We vroegen hoe de studie hun voorbereid heeft op de beroepspraktijk (7). In deze tijd is een vraag over werkloosheid onvermijdelijk (6). En ieder gesprek eindigt met een invulling van: als ik alles van te voren geweten had, dan....
Van de vier gesprekken hebben we alleen de antwoorden weergegeven. De cijfers boven de antwoorden corresponderen met de cijfers van de hiergenoemde onderwerpen.
| |
Francisca de Jong
1
Ik heb op het ogenblik twee banen, maar ik neem aan dat jullie geïnteresseerd zijn in de meest omvangrijke van de twee. Ik werk op de MO-opleiding hier in Utrecht als docent taalkunde, maar het belangrijkste deel van de tijd ben ik taalkundig onderzoeker op het Natuurkundig Laboratorium van Philips in Eindhoven. Daar werk ik mee aan een project, Rosetta genaamd.
Het is een project waarbij gewerkt wordt aan de ontwikkeling van soft-ware op het gebied van machinaal vertalen voor drie talen, Nederlands, Engels en Spaans. Aan
| |
| |
het project werken elf mensen mee, waarvan op de projectleider na, drie op het gebied van informatica en soft-ware en zeven aan de taalkundige onderdelen. Ik ben een van de zeven taalkundigen. Ik werk aan wat je de syntaxis zou kunnen noemen en op dit moment betekent dat het werken aan een schema voor de grammatica's die voor die verschillende talen in de loop van volgend jaar gemaakt zullen moeten worden.
Naast de ontwikkeling van een prototype heeft het project ook een theoretische doelstelling. Het gaat ook om het ontwikkelen van ideeën en theorieën over het verwerken van natuurlijke taal in het algemeen. Een van de doelstellingen is om éen theorie over het machinaal vertalen, een theorie die onder meer gebaseerd is op Montague Grammatica, te toetsen en verder te ontwikkelen.
| |
2
Ik had niet zulke specifieke verwachtingen, toen ik Nederlands ging studeren. De keuze voor de studie Nederlands was in mijn geval nogal een zakelijke keuze. Ik was niet iemand die met grote hartstocht Nederlandse literatuur wilde gaan bestuderen, hoewel ik een tamelijk fanatiek lezer ben.
Wat me verrast heeft, dat kan ik me nog wel herinneren, was dat er naast de letterkunde onderdelen, onderdelen waren die een tamelijk formeel jasje kregen. Omdat ik een beta-opleiding heb vond ik het wel leuk dat ik weer met statistiek te maken kreeg, ook al had ik er niet zo'n duidelijk idee van wat je daar nu verder mee kon. En wat daar uitsprong: taalkunde bleek een heel formeel vak te zijn. Ik had daar van te voren niet zoveel ideeën over, het verrastte me en beviel me ook erg.
| |
3
Ik heb een bijvak computerlinguistiek gedaan en een bijvak logica/Montague Grammatica, omdat die het beste aansloten bij het soort interesse dat ik had binnen de taalkunde. Ik heb al m'n onderdelen van m'n hoofdvakstudie binnen taalkunde gekozen. En ik had er ook een dubbel bijvak ATW bij kunnen doen, wat veel mensen die zo'n keuze maken deden. Maar ik vond logica beter passen bij mij, omdat ik ook het idee had dat ik wel iets meer wilde doen aan semantiek en dan is logica een heel goede keuze. En ja, computerlinguistiek, het leek me aardig om daar iets meer over te weten. Achteraf is het een prima combinatie.
| |
4
Achteraf kun je wel een lijn zien natuurlijk, en zijn de dingen helemaal niet toevallig, maar van planning is geen sprake geweest. Ik heb wel direkt na mijn studie, dat wist ik al voordat ik afstudeerde, een jaar lang een onderzoeksbaan gehad via de universiteit hier. Maar de vraag of zulke dingen mogelijk zijn is heel erg afhankelijk van de vraag hoeveel geld op een bepaald moment beschikbaar is, het is een heel conjunctuur afhankelijk gegeven. Daarna heb ik drie jaar voor ZWO gewerkt. Er was een onderzoeksaanvraag, die al een behoorlijke voorgeschiedenis had, waar ik toen ingesprongen ben. Tegen de tijd dat het promotieonderzoek afliep had ik nog geen uitzicht op ander werk en had ik zelf het idee nou dat geeft niet, ik ga gewoon een jaar lekker aan m'n proefschrift zitten werken en in dat jaar bedenk ik wel of ik op andere baantjes dan
| |
| |
taalkundige wil solliciteren en misschien is er nog wel de mogelijkheid om als taalkundige te werken. Maar heel onverwacht dus, bleek Jan Lansbergen, de projectleider van Rosetta, op zoek te zijn naar taalkundigen. Die heeft her en der gevraagd of er mensen beschikbaar en geschikt waren en zo is hij ook aan mijn naam gekomen.
Ik heb wel een beetje geluk gehad, zou je kunnen zeggen, maar ja aan de andere kant heeft mijn huidige baan zeker te maken met de keuzes die ik gemaakt heb in mijn studie.
| |
5
Ik vind die uitspraak ten eerste een heel negatieve klank hebben, hoewel je hem waarschijnlijk ook wel positief kan uitleggen, maar in de positieve uitleg is hij denk ik niet specifiek voor neerlandici. Ik vind die negatieve interpretatie eigenlijk onzinnig. Het ontkent namelijk dat wat er binnen de neerlandistiek gebeurt deel uitmaakt van een bepaalde cultuur. Je doet onderzoek binnen een maatschappelijk verankerde contekst. Als onderzoek niet onmiddelijk economisch productief is te maken dan is het niet gelijk nutteloos.
Dus ik vind de aard van het onderzoek niet persé hobbyistisch, ook in extreme gevallen, bij voorbeeld onderzoek naar een bepaald woord in het werk van een bepaalde schrijver in een tijdperk weet ik hoe lang geleden. Ook in dat geval staat de onderzoeksvraag niet op zichzelf en heeft het een kader. Dat ontken je als je spreekt over hobbyisme. Ook van veel taalkundig onderzoek is niet precies duidelijk in hoeverre dat toepasbaar is en of het ooit toepasbaar zal zijn, maar dat is op zich nog geen reden om het onderzoek niet te doen. De rol van theoretische resultaten is eigenlijk vrij onvoorspelbaar, maar dat is eerder een reden om theoretische specialisering toe te juichen in plaats van af te doen als hobbyisme.
| |
6
Ik heb vroeger een tijd lang gedacht om als ik met taalkunde of met Nederlands niets zou kunnen of alleen maar in het onderwijs terecht zou komen, waar ik toch niet echt veel voor voel, om dan iets heel anders te gaan studeren. Bouwkunde misschien, maar zo langzamerhand denk ik dat dat er wel nooit meer van zal komen. Al is het alleen maar omdat ik nu financieel toch wel moeite zou hebben om zo'n stap terug te doen. Maar ik zou hoe dan ook proberen aan een baan te komen. Als dat binnen mijn eigen vakgebied niet zou kunnen zou het gewoon iets anders moeten zijn.
| |
7
In een opzicht heeft het me prima voorbereid. Dat heeft ook een beetje te maken met de manier waarop het taalkunde-onderwijs hier voor doctoraalstudenten georganiseerd werd: na een aantal inleidende blokken ging je je verdiepen. En ik denk dat dat verdiepen wezenlijk is voor de mate waarin ik nu redelijk succesvol mijn werk kan doen. Kijk, in dat project kun je je veel minder beperkingen opleggen dan binnen, zeg maar strikt theoretisch onderzoek. Je kunt je niet beperken tot bij voorbeeld de NP, zoals ik voorheen in dat promotieonderzoek heb gedaan, want de zinnen die door een programma vertaald zouden moeten worden bevatten meer dan een NP. In principe moet je met
| |
| |
elke constructie overweg kunnen. Je kunt uitzonderingen niet zomaar buiten beschouwing laten. Dus moet je voor een heel breed spectrum van constructies ideeën ontwikkelen.
Zo'n studie die zich richt op specialisatie lijkt je te beperken, maar door een bepaalde constructie heel grondig te bekijken en door het feit dat je in die inleidende blokken en ook door het voorkandidaats programma een beetje breed overzicht hebt van hoe een taalkundige theorie in elkaar zou kunnen zitten, uit welke componenten een grammatica opgebouwd is, welke gebieden er binnen de syntaxis zijn, kun je de ideeën die je over een onderdeel hebt met wat inventiviteit makkelijk vertalen naar die andere componenten en dat werkt wel. Dus die specialisatie vind ik een voordeel.
| |
8
Dan zou het een stuk saaier geweest zijn, ha-ha. Met zo'n vraag kan ik niet veel meer dan dat. Ik kan moeilijk redeneren vanuit het idee dat mijn leven anders zou zijn verlopen dan dat het verlopen is. Ook wat mijn studiepad en carrière betreft. Meer kan ik er eigenlijk niet op zeggen.
Om met Leibniz en Voltaire te spreken: dit is de beste van alle mogelijke werelden.
(Voltaire, Candide. O.m. in de reeks Prisma-klassieken)
| |
Lieke van Noord
1
Ik ben redacteur van de afdeling Voorlichting van het Bureau van de Universiteit. Deze afdeling bestaat uit twee secties. In de ene sectie werken twee voorlichters, dat zijn de mensen die met journalisten praten, persberichten opstellen en woordvoerder zijn namens het College van Bestuur. Samen met een collega vorm ik de andere sectie, dat is de redactie. Dat betekent dat wij het vaste pakket schriftelijk materiaal samenstellen dat voor de universiteit gemaakt wordt, jaarverslagen of naslagwerkjes als de universiteitsgids evenals allerlei andere brochures en folders.
Ik doe het nu sinds anderhalf jaar, en het is iets wat nog in opbouw is. In eerste instantie had ik de helft van mijn tijd beschikbaar om dit te doen, sinds oktober is dat zo ongeveer mijn hele werktijd en vanaf februari heeft mijn collega daar ook een volledige dagtaak aan. Het Bureau van de Universiteit is in reorganisatie. Een deel van wat er moet gaan gebeuren wordt hier al ingevoerd. Wij hebben de mogelijkheid op veel dingen in te springen die nog ontbreken. De Rector Magnificus maakt bij voorbeeld een dienstreis naar Italië om nieuwe contracten te sluiten met een universiteit daar, dan wil hij iets van de Utrechtse universiteit laten zien. Zulke informatieboekjes, in een buitenlandse taal, bleken er niet te zijn. Die ga je dan maken. Of er wordt gebeld: ‘Ik organiseer een congres en er komen mensen uit heel Nederland, die moeten weten hoe ze op de Uithof komen.’ Zo zijn de vouwblaadjes met een plattegrond van de Uithof ontstaan.
Mijn functie is grotendeels een bureaufunctie. Voor de vaste producten maak ik zelf
| |
| |
een tijdsplanning en ik moet dan ook zelf zorgen dat ik dat haal. In feite heb ik een tamelijk rustig bestaan, doordat ik altijd hier werk en zelden buiten de deur kom.
| |
2
Ik wilde leraar worden, dat is heel lang zo gebleven. Pas toen ik een 4-HAVO-klas, life, tegenkwam tijdens de PDI-stage dacht ik nee. Iets vertellen aan anderen vind ik leuk, dingen uitleggen vind ik ook leuk - dat doe ik nu in feite nog - maar die grote groep, zo'n klas die het geen donder interesseert wat je vertelt... Bovendien moet je, dat vind ik een nadeel van Nederlands, een heleboel verschillende dingen vertellen. Je moet het hebben over taalgebruik, je moet het hebben over grammatica-achtige dingen en je moet ook nog liefde voor Vondel en Hooft bijbrengen. Het is ontzettend uiteenlopend en ik vind dat ook lang niet allemaal even interessant.
Ik heb nog een poging gewaagd om alleen taalbeheersing te doceren op een HEAO, maar daar wilden ze me niet. En achteraf ook terecht. Ze leiden daar mensen op voor bedrijven. Als je helemaal geen bedrijfservaring hebt kun je alleen maar heel theoretisch lesgeven.
| |
3
Taalbeheersing was mijn hoofdvak, en in mijn tijd kon je daar nog niet zo gek veel in kiezen. De statistiek, het toetsende onderzoek, was toen heel erg populair, maar ik had het niet zo op die ‘harde’ toetsingsonderzoeken. Jan de Vries gaf twee werkcolleges over schrijfonderwijs, dat vond ik wel heel leuk, en daar heb ik ook mijn doctoraalscriptie aan gewijd.
Taalbeheersing vond ik leuker dan de rest; het was deels een negatieve keuze, en ik was er ook het beste in. Ik vond dat ook het meest praktisch en het belangrijkste voor leerlingen om te weten. Mijn bijvakken didaktiek, naast de PDI-stage, en leerpsychologie waren beide gericht op het docentschap.
| |
4
Het is helemaal niet volgens plan gegaan. Ik kon typen, zodat ik een tijdje bij het secretariaat van Nederlands kon werken. Voor een ZWO-stichting in oprichting heb ik wat typewerk op declaratiebasis gedaan. Uiteindelijk kreeg ik daar ook een aanstelling voor zes-tiende ofzo. Ik wilde graag nog wat blijven studeren, een beetje voor mezelf, als algemene ontwikkeling, en heb toen nog twee jaar sociale wetenschappen gedaan. Dat kon heel goed met die baan van ‘ambtelijk secretaris’ erbij. Ik moest een klein kantoortje draaiende houden, wat voornamelijk administratief werk inhield. Die ZWO-stichting beoordeelt aanvragen voor onderzoekssubsidie. Voor een deel zat er ook wat advies- en beleidswerk bij. Na een jaar of drie werd het me wat saai. Ik was ook opgehouden met die studie, waardoor ik wat meer ruimte had om iets anders te gaan doen. Toen was er een vacature hier op een beleidsafdeling bij het College van Bestuur. Die functie hield onder andere het beoordelen van onderzoeksaanvragen in. Later ben ik via een interne overplaatsing hier terecht gekomen. Er was dus een soort erkenning dat er een gat zat, dat het werk dat we hier aan het opbouwen zijn nodig van de grond moest komen. Dat stond ook al in het reorganisatieplan; een beetje vooruitlopend daarop mocht ik er vast aan beginnen, ik had erg veel geluk.
| |
| |
| |
5
Dat geknutsel met teksten heb ik altijd al leuk gevonden, toen ik Nederlands deed al. Ik was een nogal eh... actieve studente, zoals dat heette. Er was bij voorbeeld in die tijd geen studiegids, en wij vonden dat dat eigenlijk niet kon. Speciaal voor eerstejaars zijn we er toen een gaan maken, met een plattegrond erin van het instituut en een beetje middelbare-school humor. Die behoefte om dingen uit te leggen, op te schrijven, plaatjes erbij te plakken, dat had ik toen al. Wat ik als student in mijn vrije tijd deed, doe ik nu dus voor een groot deel betaald. Mijn vrienden en kennissen waren ook helemaal niet verbaasd toen ik besloot van dat beleidswerk naar hier over te stappen, die hadden zoiets van: ‘hè, hè, eindelijk heeft ze het gevonden’.
| |
6
Als ik absoluut geen baan zou kunnen krijgen, dan zou ik krantjes gaan maken voor vrijwilligersorganisaties, die zijn er zat. Daar kun je ook in termen van informatie een heleboel goed werk verrichten. Ik denk soms wel eens: ik ben nu eenendertig, om hier nog dertig jaar te zitten lijkt me wat eentonig worden. Met wat ik in de praktijk opdoe kom ik misschien nog wel eens op die HEAO terecht, omdat ik nu weet hoe een bedrijf werkt, administratief werk gedaan heb, beleidswerk, en verder ook niet zo jong meer ben. Op zo'n school zou ik nu al veel meer te vertellen hebben dan vijf jaar geleden toen ik van De Vooys afkwam.
| |
7
Ik vertelde dat ik bij de HEAO afgewezen werd. Eigenlijk is het ook niet goed om bij voorbeeld op een HEAO les te gaan geven zonder dat je enig idee hebt van de beroepspraktijk waar de leerlingen later in terecht komen. Ook mensen die bij voorbeeld worden opgeleid voor de voorlichting kunnen het wel vergeten als ze niet kunnen schrijven. Er zijn nog veel te veel voorlichters die niet weten hoe je een persbericht schrijft, hoe je een nota maakt waarin je iemand iets adviseert. We hadden een cursus herschrijven, dan moest je aan een bepaalde tekst sleutelen. Dat was heel nuttig, maar voor de rest van je studie werd je vaardigheid in lezen, schrijven, spreken en luisteren niet meer bijgespijkerd. Daarom vind ik stage zo belangrijk, om te leren hoe het in de praktijk werkt, hoe het echt is.
| |
8
Ik heb er geen spijt van. Ik heb een leuke tijd gehad op De Vooys, misschien wel meer door de activiteiten die ik naast mijn studie verrichtte en doordat ik daar dat studiegidsje maakte. In de praktijk heb ik er toch een heleboel dingen geleerd, maar als ik daar nu naar kijk, dan geneer ik me, dan denk ik: tsjonge, daar was ik toen zo trots op. Het was in elk geval een omgeving die stimulerend voor me was. We hebben het krantje Voice opgericht, waar mensen toen ook wel om moesten lachen, maar je kreeg toch uiteindelijk subsidie van het UDB. Je leerde er ontzettend veel van.
| |
| |
| |
Sanne Terlouw
1
Ik ben voorlichtster bij de AKZO. Mijn baan bestaat uit twee hoofdtaken. Tot nu toe was er bij de afdeling Voorlichting maar één voorlichter. Een van de dingen die ik moet doen is hem vervangen als hij er niet is. Dat wil zeggen dat ik dan de pers te woord sta - dus dat is de externe communicatie. Het is echt een secuur werk, moeilijker dan je denkt, dat heb ik wel gemerkt.
Voorlopig houd ik me vooral bezig met het tweede deel van mijn taak, de interne voorlichting. Op het ogenblik zijn er stakingen bij AKZO omdat men het niet eens kan worden over een nieuwe CAO. De ontwikkelingen op dit front moeten niet alleen aan de pers, maar ook aan alle werknemers meegedeeld worden. De afdeling Voorlichting is mede verantwoordelijk voor het opstellen van dergelijke CAO-berichten. We willen natuurlijk niet dat de medewerkers het nieuws pas uit de krant moeten vernemen.
Mijn werk is elke dag anders. 's Ochtends begin ik meestal met het lezen van de dagbladen om op de hoogte te blijven. Er zijn tijdschriften en mededelingen die gelezen moeten worden. Er is een personeelsblad dat de afdeling Voorlichting maandelijks uitgeeft. Er is een knipselkrant die dagelijks verschijnt. Soms moet er een persbericht worden verstuurd. Van te voren wordt er besproken welke vragen journalisten waarschijnlijk zullen stellen. Er zijn telefoontjes over de meest uiteenlopende onderwerpen. Het kost me veel tijd om vragen van mensen die opbellen te beantwoorden. Omdat ik pas een maand bij AKZO werk moet ik alles eigenlijk nog uitzoeken. Tenslotte zijn er kennismakingsgesprekken en er is het ontwikkelen van een lange-termijnplan op het gebied van interne voorlichting, de dagen vliegen om.
| |
2
Ik heb heel lang getwijfeld tussen Wiskunde en Nederlands, en toen ik hoorde van de studie Algemene Taalwetenschap dacht ik, dat wil ik wel doen, want dat is een soort midden tussen Wiskunde en Nederlands - wist ik veel. Maar je moest een kandidaats in de Letteren hebben, dus ben ik Nederlands gaan studeren. Halverwege ben ik echter van het idee ATW afgestapt en heb ik gekozen voor het beste onderwijs. Dat werd, vond ik, gegeven door de afdeling Middelnederlandse letterkunde en daarom werd dat mijn hoofdvak.
Preciese verwachtingen heb ik nooit zoveel gehad. Voor mij stond wel vast dat ik niet in het onderwijs terecht wilde komen.
| |
3
Mijn ene bijvak was Geschiedenis, geschiedenis van de Middeleeuwen, omdat ik mijn hoofdvak gedegen wilde aanpakken en het andere was informatica, omdat ik iets heel anders wilde en omdat dat me boeide - niet met het oog op een baan.
| |
| |
| |
4
Ik denk dat het helemaal niet zoveel uitmaakt waarin je afstudeert. Wat je studeert is helemaal niet zo belangrijk, het gaat om het leren van de methodiek. Ik vond, en vind nog steeds professor Gerritsen zo ontzettend goed in zijn vak, en zo'n didact, ik dacht: van hem en zijn afdeling kan ik het meest leren, laat ik bij deze afdeling blijven. Of je nu de Middeleeuwen bestudeert, of de achttiende eeuw, of Chinees, dat doet er eigenlijk niet zo veel toe. De stof ‘Middeleeuwen’ boeit me nog steeds, maar die staat nu op een verder plan, verder weg.
| |
5
‘Hobbyist’ is een heel negatief woord. Neerlandici kunnen wel hobbyistisch zijn in de zin dat ze plezier hebben in wat ze doen. ‘Hobbyisten’ klinkt alsof je er verder niemand een dienst mee bewijst, alleen jezelf. En daar ben ik het helemaal niet mee eens.
Ik verdien mijn brood met hard werken, maar ik heb er wel plezier in. Ik heb Nederlands studeren ook altijd heel boeiend gevonden, ik heb er nooit spijt van gehad.
| |
6
Ach, dat weet ik niet. Iets anders. Daar heb ik verder nooit bij stil gestaan, er zijn zoveel dingen te doen. Ik vind niet dat werken nou het enige belangrijke is in het leven, helemaal niet.
In de periode dat ik geen baan had, heb ik geprobeerd om een taaladviesbureau op poten te zetten. Dat was interessant, het is alleen niet helemaal goed gelukt. Het was eigenlijk te moelijk, ik denk dat ik wat meer bedrijfservaring zou moeten hebben gehad. De bedoeling was bedrijven bij te staan met, zeg maar, taaldiensten. Het was heel spannend, maar ik wist te weinig van marketing af. Toen kwam deze mogelijkheid opeens. In een structuur die al bestaat, kan ik nu min of meer hetzelfde werk doen.
| |
7
Ik heb veel met professor Gerritsen samengewerkt, ik was ook student-assistent. We hebben samen (onder zijn leiding) de eindredactie gevoerd van het Bulkboek over de Middeleeuwen. Professor Gerritsen heeft me geleerd dat wat je schrijft logisch en helder moet zijn. Dat kan ik in mijn werk goed gebruiken. Het kan vaak eenvoudiger, zinnen kunnen korter terwijl de inhoud toch gespaard blijft. Het is nuttig en boeiend om dat populariseren nu toe te passen op bij voorbeeld juridische teksten.
Het is eigenlijk min of meer toevallig dat ik dat in mijn studie geleerd heb. Het leren van die vaardigheid hoort eigenlijk niet bij een wetenschappelijk studie, maar ik vind wel dat iedere student, in welke studierichting dan ook, deze vaardigheid zou moeten leren.
| |
8
Dan zou ik het weer zo doen. Ik heb zeer genoten van mijn studie, ik heb er veel aan gehad voor mijn algemene ontwikkeling en ik ben ontzettend blij met de baan die ik heb gekregen, dat was echt een toevalstreffer. Als ik alles van tevoren geweten had, dan zou ik hopen dat ik dezelfde kansen weer zou krijgen.
| |
| |
| |
Erica van Rijsewijk
1
Ik ben tekstbewerker van schoolboeken bij Wolters Noordhoff en redacteur bij Van Dale. Bij Wolters Noordhoff herschreef en herstructureerde ik schoolboeken. Bij Van Dale werk ik aan een project voor een woordenboek voor kinderen van tien tot dertien. Ik ben er begonnen als auteur. Mijn werk was toen het schrijven van woorddefinities en voorbeeldzinnen, volgens vaste normen. Nu behoor ik tot de hoofdredactie wat betekent dat ik het werk van andere auteurs beoordeel en verander. Verder doe ik wat organisatorische klussen en houd ik het woordenboek als geheel in de gaten, bij voorbeeld door te zorgen dat tegengestelde woorden analoog gedefinieerd zijn.
Mijn dagindeling bepaal ik zelf. Per dag neem ik een portie werk voor mijn rekening, net zoals het uitkomt.
| |
2
Ik had vage verwachtingen, of eigenlijk geen enkele verwachting. Ik ben wel heel gemotiveerd gaan studeren, omdat ik eerst een jaar gewerkt had in de verpleging. Daar ben ik verschrikkelijk op afgeknapt. Ik heb toen een test gedaan waaruit bleek dat ik aanleg had voor talen. Ik wist ook wel dat taal en analyse van taal me aantrokke, maar ik verwachtte niets speciaals van de studie Nederlands. Ik wist ook niet hoe die studie er uitzag en had er ook helemaal geen behoefte aan dat te weten. Dat zou nu anders zijn. Na mijn studie Nederlands heb ik een tolk/vertalersopleiding Frans gedaan om makkelijker werk te kunnen vinden, daarvan wilde ik wel precies weten wat het inhield, misschien omdat ik ouder was. Tijdens mijn studie heeft zich vaag het idee ontwikkeld dat ik iets in de uitgeverij zou willen doen. Maar wat daar te doen was en hoe ik daar zou kunnen komen, wist ik helemaal niet. Ik heb wel een keer een scriptie geredigeerd voor iemand van een HBO-opleiding en dat vond ik erg leuk.
| |
3
Mijn hoofdvak was moderne letterkunde en mijn bijvakken buiten De Vooys waren ALW en Kunstgeschiedenis. Bij ALW wilde ik een wat bredere kijk krijgen op letterkundige stromingen en bij Kunstgeschiedenis was ik vooral geïnteresserd in de relatie tussen taal en beeld. Op De Vooys heb ik nog een bijvak taalbeheersing gedaan, een college over woordbeelden. Mijn voorstelling daarvan was iets van concrete poëzie of zo, maar dat bleek helemaal niet te kloppen. De belangstelling die ik voor literatuur heb, is altijd samengegaan met beelden.
| |
4
Ik moet zeggen dat ik tijdens mijn studie wel wat wereldvreemd was, hoor. Ik deed niets anders dan studeren. Ik vond het ook leuk, maar wat ik nou wilde... ik wilde een specialist worden, los van de vakinhoud. Ik wilde veel weten, ik wilde een idee hebben van de cultuurgeschiedenis. Ik dacht: als je dat hebt dan word je wel iemand, dan komt je talent er op een of andere manier wel uit. Maar na mijn studie ben ik in
| |
| |
een zwart gat gevallen, met alleen maar uitzendbaantjes die wel leuk zijn als vakantiewerk maar niet als je weet dat er geen einde aankomt. En toen voelde ik me dus helemaal niet zo'n specialist. Niemand vroeg mij iets, dat viel behoorlijk tegen. Misschien heb ik dat ook wel in de hand gewerkt door tijdens mijn studie als maar te studeren en verder niet zoveel om me heen te kijken. Ik klapte toen behoorlijk in elkaar en ben ook nog twee jaar vrij zwaar ziek geweest. En werkloos. Ik solliciteerde me suf, maar ik wist eigenlijk niet goed wat voor werk ik zocht. Ik wilde wel plannen, maar had het gevoel dat ik dat niet kon. Waar ik ook solliciteerde werd ik afgewezen, meestal op grond van te weinig ervaring of een te hoge opleiding. Uiteindelijk ben ik via een vriendin bij Wolters Noordhoff terecht gekomen. Het was helaas geen vaste baan, maar ik kon ervaring opdoen en ik vond het vreselijk leuk. Ik vind niets leuker dan kritiek leveren op wat anderen schrijven. Een vriend van me bracht een tijdje geleden die advertentie van Van Dale voor me mee. Daar ben ik uiteindelijk aangenomen als auteur.
Die persoonlijke gaven waar ik zoveel van in huis dacht te hebben die verwezenlijk ik nou wel. Nu weet ik ook een beetje waar ze liggen.
| |
5
Mijn grote hobby is lezen. Ik verdien er niet mijn brood mee. Mijn werk is iets wat ik leuk vind en wat ik goed kan. Juist doordat ik het ene werk noem komt het los te staan van wat ik hobby noem. Ik heb behoefte aan een scheiding tussen werk en vrije tijd. ‘Hobby’ is voor mij meer een privé-aangelegenheid waar een ander niet zoveel boodschap aan heeft en ‘werk’ is iets wat je niet alleen doet. De studie Nederlands heb ik nooit hobbyistisch gevonden. De term zegt me niets. De studie beschouw ik als algemene basis. Er wordt je een houding bijgebracht ten opzichte van teksten en cultuur. Ik heb geleerd dat dingen te begrijpen zijn, niet éen op éen te verklaren, maar wel te begrijpen. Ik heb geleerd dat daar methoden voor zijn, ook al is niet elke methode meteen toe te passen.
| |
6
Ik zou er niet tegen kunnen, absoluut niet. Ik zou best een tijdje niets wilien doen, en dan misschien nog meer lezen dan ik nu doe. Maar waar ik niet tegen kan is niets doen en niet weten wanneer dat ophoudt. Ik raak dan alle contact met mijn omgeving kwijt, omdat ik alle besef van normen totaal verlies.
| |
7
Waar ik het meest aan gehad heb in de studie is het analytische. Dat is iets wat me aantrok, wat ik ontwikkeld heb en waar ik nu van leef. Als ik nu iets in een tekst verander voor dat woordenboek, kan ik altijd zeggen waarom ik dat doe.
Ik vind dat er tijdens de studie meer geschreven moet worden, tenminste in de opzet zoals die vier jaar geleden was. We schreven af en toe een nota, maar bij Drop en De Vries verleerde je het schrijven gewoon. Wat ik heel goed vond was een college metaforen van Pollmann. Een van de goede dingen was dat we elke week een onderwerp meekregen en je moest en zou daar iets over schrijven. Dat produceren had bij andere vakken ook wel wat gemogen.
| |
| |
Verder miste ik een soort mentor die studenten tijdens hun hele studietijd begeleidt. Ik miste een klankbord voor mijn ideeën want die verdwenen helemaal in het niets. Ik kon er met niemand over praten, ook niet met studiegenoten. Docenten konden wel heel enthousiast zijn, maar het leek vaak of dat niets met studenten te maken had.
| |
8
Dan niks, denk ik. Ik denk niet dat het iets uitgemaakt had als ik iets anders was gaan studeren. Als ik weer opnieuw zou moeten beginnen zou ik het weer precies zo doen.
|
|