R.L.K. Fokkema
Historisch-kritische uitgave van Achterberg
In 1982 heeft mevrouw J.C. Achterberg-van Baak mij exclusieve toestemming verleend materiaal te verzamelen op basis waarvan te zijner tijd een historisch-kritische uitgave van de poëzie van Gerrit Achterberg het licht kan zien. Als gevolg daarvan heb ik in juni 1982 van het Letterkundig Museum te Den Haag de Achterberg-documentatie op het Instituut De Vooys te Utrecht voor onderzoek in depot gekregen. Dit onderzoek is inmiddels vrijwel voltooid. Mevrouw Achterberg heeft toegezegd ook haar Achterberg-archief voor onderzoek aan mij ter beschikking te stellen. Aan dit onderzoek zal ik binnenkort beginnen.
In 1982 is tevens uniek handschriftelijk materiaal van gedichten boven water gekomen. De eigenaar hiervan, die anoniem wenst te blijven, heeft toestemming verleend dat dit materiaal (kladjes en werkbladen) op het Instituut De Vooys bewerkt wordt met het oog op publikatie ervan. Het betreft het voorwerk van een achttal dichtbundels:
Sneeuwwitje (1949), Mascotte (1950), Cenotaaf (1953), Ode aan Den Haag (1953), Ballade van de gasfitter (1953), Autodroom (1953), Spel van de wilde jacht (1957) en Vergeetboek (1961).
Het vrijgekomen materiaal kan beschouwd worden als een zeer belangrijke aanvulling op mijn Varianten bij Achterberg (1973, tweede druk 1980) dat zich alleen kon baseren op drukvarianten. Tot nog toe is niet gebleken dat van de overige dichtbundels van Achterberg dergelijk materiaal is overgeleverd, afgezien van enkele handschriften en typoscripten die hebben gefungeerd als drukkerskopij en derhalve weinig of geen varianten vertonen.
Het thans beschikbare materiaal, aangevuld met jeugdverzen opgediept uit de correspondentie, is van dermate groot belang voor het inzicht in de vers-