Vooys. Jaargang 1
(1982-1983)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Verslag van een speurtochtIs het niet een van de eigenschappen, zo niet de eigenschap van een goed gedicht, dat je er niet over uitgedacht raakt? Uiteindelijk wordt het een deel van je belevingswereld en gaat het voor goed met je mee. Nu moet ik eerlijk zeggen dat het laatste mij zelden overkomt. Maar onlangs trof ik zo'n zeldzaam gedicht aan in de bundel Elke dag is de eerste van Redbad Fokkema, uitgegeven door Querido in 1980. Het is het titelgedicht daaruit. Ik kwam op het idee al mijn gedachten erover eens op een rijtje te zetten in de vorm van een artikel, om op die manier ook anderen deel te laten hebben aan mijn ontdekkingen.
Om te beginnen de tekst zelf:
Elke dag is de eerste
Het openen van de zandbak is elke ochtend (1)
de chaos binnengaan en ordenen beginnen. (2)
De kikvorsen, de torren zien hun einde aan (3)
en hollen naar het donker, de border in. (4)
Zonen roepen nu de rust over de wateren (5)
die ik ze breng en misbaksels ontstaan, (6)
die een watervloed vernielt. Het moet opnieuw. (7)
Zij happen zand, het staat hun tot de lippen. (8)
Gehoor neemt af en spinnen dalen in het oog. (9)
Nu is de dag wel om, het eten kan beginnen. (10)
Het gedicht is op verschillende niveaus te lezen, zoals ik straks zal aantonen. Maar eerst is een verduidelijking van het anekdotische niveau nodig. | |
[pagina 34]
| |
Het begin en het einde van het gedicht komen overeen met het moment van zonsopgang en zonsondergang. Daartussen spelen zich de gebeurtenissen van de dag af. Maar dat is niet zomaar een dag, die dag is een toonbeeld voor alle dagen van het leven. Dit wordt uitgedrukt in het elke ochtend. Zo worden de gebeurtenissen van de dag als het ware tot een ritueel, een voortdurend zich herhalen, elke dag opnieuw. Dit wordt nog sterker benadrukt door de werkwoordstijd die gebruikt is. Alles wordt in het presens geschreven en zelfs wordt tweemaal het woord nu gebruikt. Dit wijst er allemaal op dat het om een proces gaat, dat continu plaatsvindt. Het gedicht is ook abstrakter te omschrijven als een opgaande en weer neergaande lijn, die loopt van duisternis naar licht en weer terug naar duisternis... Uit r.6 blijkt dat er een ‘ik’ is, die 's morgens de zandbak opent voor zijn zonen, die in r.5 genoemd worden. Die ‘ik’ moet wel de vader zijn, hoewel er in onpersoonlijke termen gesproken wordt, zonen en niet mijn zonen. De vader opent dus de zandbak in de ochtend en brengt met die daad licht in een plaats waar volstrekte duisternis heerst. Bovendien is het er een chaos, die hij binnengaat om met het ordenen daarvan te beginnen. Hij bekijkt de chaos dus niet afstandelijk, maar laat zich er in opnemen. De woorden chaos en ordenen suggereren al dat het hier om meer gaat dan alleen maar een verhaaltje over een zandbak. Maar dat komt later aan de orde. Zolang de zandbak nog gesloten was, zat er allerlei ongedierte in: kikvorsen, torren, etcetera. Beesten die het licht niet verdragen. Zodra de zandbak geopend is, verdwijnen ze de border in. Ze zijn voorlopig uitgebannen, zolang het licht is.Ga naar eind1) Nu kunnen de zonen hun gang gaan; de vader brengt ze water, zodat ze daarmee uit het zand van alles kunnen maken. Ook dit wordt in niet-alle- daagse termen beschreven: de rust uitroepen en de wateren. Beide uitdrukkingen wekken associaties op met de bijbel. In het Mattheuevangelie komt een verhaal voor waarin Jezus ‘de wind en de zee tot bedaren brengt met een dwingend woord.’Ga naar eind2) Tegelijkertijd worden er misbaksels geproduceerd, die ook met water vernield worden. Er moet opnieuw geprobeerd worden iets goeds te maken. Dit klinkt erg dwingend in de korte zin Het moet opnieuw. Het is hier niet meer duidelijk wie wat doet, door de algemene onpersoonlijke bewoordingen. Wel is duidelijk dat er onrust is, die door de zonen tot be- | |
[pagina 35]
| |
daren wordt gebracht, doordat het water met het zand samen gebruikt kan worden om iets te scheppen. Maar ook, zonder dat het gewild wordt, worden wanprodukten gemaakt. Dat dat buiten de macht van de ik-figuur en de zonen ligt, wordt heel knap uitgedrukt in het ene woord ontstaan.Ga naar eind3) Het water heeft hier twee kanten: enerzijds is het nodig om iets voort te kunnen brengen, anderzijds kan het gebruikt worden om iets te vernietiqen; met datzelfde water worden immers de misbaksels vernield. Naar mijn mening ligt hier ook het keerpunt van het gedicht. Vanaf het ontstaan van de misbaksels zet zich een neergangsproces in, dat niet meer te stuiten is, ondanks pogingen opnieuw te beginnen: ‘Zij happen zand, het staat hun tot de lippen. Gehoor neemt af en spinnen dalen in het oog.’ Zij kan hier eigenlijk alleen maar verwijzen naar de zonen, want de misbaksels zijn al vernield. Hier verdwijnt al het realisme dat het verhaal tot dan toe had. De zandbak is tot drijfzand geworden, waarin de zonen langzaam wegzakken. Eerst tot de lippen,- de uitdrukking daarvan is een variatie op het water staat iemand tot de lippen,- dan tot de oren en tenslotte tot de ogen, waar spinnen inkruipen. De duistere machten, die in het begin verdreven waren, zijn ook weer teruggekeerd en nemen het laatste restje licht weg door voor verblinding te zorgen, r.9 is algemeen geformuleerd. Identificeert de ‘ik’ zich met de zonen? In ieder geval dreigt de totale ondergang, die abrupt voorkomen wordt in r.10 door de nuchtere constatering dat de dag nu wel om is en het eten kan beginnen. Terug naar de orde van de dag. Het was dus allemaal maar een spelletje, maar dat spel dient wèl volstrekt serieus genomen te worden. Daarbij ontstaat het gevaar er zó in op te gaan, dat het ‘echt’ lijkt te worden. r.10 verbreekt de werkelijkheidsillusie en relativeert door de toon het voorafgaande. Het woord nu krijgt iets bezwerends doordat het gebruikt wordt om de definitieve ondergang een halt toe te roepen. Het eten kan beginnen impliceert tevens dat de zandbak verlaten wordt en gesloten, zodat de toestand weer is zoals in het begin. Tot zover het eerste, anekdotisch niveau.
Het zal de goede lezer inmiddels wel duidelijk zijn dat er in dit gedicht meer aan de hand is. Er zijn allerlei formuleringen die het gebeuren in een groter verband plaatsen, dat ik mythisch of religieus zou willen noemen. Bij nadere beschouwing blijkt het heel goed mogelijk het gedicht als een kosmologie op te vatten en relaties te leggen met verschil- | |
[pagina 36]
| |
lende religies, waaronder de Christelijke. Verder is er ook een sterk poeticaal niveau aanwezig. | |
De zandbak als kosmosHet is een niet ongewoon verschijnsel in de poëzie dat het gedicht een wereld in het klein is en als zodanig beeld voor dé wereld zoals de dichter die ziet. De traditionele onderscheiding in macrokosmos en microkosmos is ook hier mogelijk. Zo valt het gedicht te lezen als beeld van de uiter-lijke wereld èn van de innerlijke wereld van de mens. | |
Macrokosmisch niveauDe wereld, zoals die in het gedicht opgeroepen wordt, is voor het ingrijpen van de mens een duister en chaotisch geheel. Er is geen samenhang tussen de verschijnselen (los zand) en hij wordt beheerst door kwade machten (kikvorsen, torren en spinnen.) De mens, zodra hij in deze wereld wordt geplaatst, wordt voor de taak gesteld licht te brengen in die duisternis om zo de boze machten te verdrijven en vervolgens te proberen orde te scheppen in de chaos (r.1-4). Zo ontsluit hij de werkelijkheid en maakt het bestaan zinvol. Hij vindt rust in het scheppen van dingen uit het materiaal dat de werkelijkheid hem geeft, samen met datgene wat zijn vader hem brengt, wat abstract te omschrijven valt als de tradities die van vader op zoon overgebracht worden. De gevonden vormen kunnen een tijdlang het gevaar van de chaos en de duisternis bezweren, maar er komt een eind aan doordat er wanprodukten ontstaan. Die moeten vernield worden om opnieuw te kunnen beginnen (r.5-7). Dit mislukt. De mens slaagt er niet in een volledige greep te krijgen op de chaotiserende en kwade machten. Deze herwinnen steeds weer hun oorspronkelijke macht en doen wat met veel inspanning wordt opgebouwd steeds weer ten onder gaan, inclusief de mens zelf. Leven en licht worden hem ontnomen en de geschiedenis kan opnieuw beginnen (r.8-9). Culturen komen op en gaan ten onder, in een continu proces. | |
Microkosmisch niveauHier geldt min of meer hetzelfde als hierboven beschreven. Alleen zijn nu de duistere machten die in de mens zelf. De zandbak is daarbij beeld | |
[pagina 37]
| |
voor het innerlijk van de mens. Hij moet proberen via zijn scheppend vermogen orde te brengen in de chaos van zijn ziel- en gedachtenleven, nadat hij eerst licht naarbinnen heeft laten stromen, kortom zichzelf ziet en begrijpt. Dit lukt tijdelijk, maar steeds opnieuw krijgen die machten weer de overhand op hem, en wordt het zicht hem weer ontnomen. Uiteindelijk kan hij het leven toch niet verstaan en begrijpen: ‘Gehoor neemt af en spinnen dalen in het oog.’ Het gevecht met de chaos is een dag lang op te brengen. Gelukkig is de dag om zodra er een einde komt aan de krachten die men bezit. De volgende dag moet men opnieuw en van voren af aan beginnen, alsof er nooit iets geweest is. | |
Bijbels niveauHet gedicht vertoont parallellen met het Bijbelse scheppingsverhaal uit GenesisGa naar eind4). Het ik-perspectief ligt dan bij God, de Vader, die eerst het licht schept, waar de aarde ‘woest en ledig was en duisternis lag over de diepte’. Hij schept ook mensen naar zijn beeld en gelijkenis: zonen. Hij zet ze op de aarde om die te bewerken en erover te heersen. Maar pas nadat hij van de aarde een geordend geheel heeft gemaakt. Helaas, het duurt niet lang of het gaat mis. De mensen brengen niets terecht van hun goddelijke opdracht (misbaksels ontstaan). God krijgt er spijt van dat hij de mens heeft geschapen, Hij ziet hun boosheidGa naar eind5) en besluit de oorspronkelijke schepping te vernietigen met de zondvloedGa naar eind6) op Noach na en de dieren die hij meeneemt in de ark (het moet opnieuw). Het is niet gelukt tot nog toe; nog altijd brengt de mens weinig terecht van de taak waar God hem voor gesteld heeft, maar hier houdt de overeenkomst met de bijbel op, omdat daarin wel zicht geboden wordt op een betere wereld in de toekomst; eens zal er een ‘nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen, waarop gerechtigheid woont.’Ga naar eind7) In het gedicht lijkt de schepping gedoemd voor altijd te mislukken, ondanks pogingen er ‘iets goeds van te maken’. | |
Poeticaal niveauOp het poeticale niveau wordt het proces van het dichten zelf beschreven. In de chaos en de duisternis die woorden, taal op zich, zijn, moet orde geschapen worden. Alle slechte, ongeschikte elementen moeten ver- | |
[pagina 38]
| |
dwijnen, zodat alleen het zuivere materiaal overblijft: zand en water. Zand als de taal zelf, los van de gebruiker; water als datgene wat de dichter aandraagt om het taalmateriaal om te vormen tot poëzie, de meest zuivere ordening van taal. Zonen kan op dit niveau gelezen worden als de gedichten die "de rust uitroepen over de wateren", met andere woorden het bestaan zinvol maken. Het lijkt me niet onaannemelijk om water te interpreteren als beeld voor de ervarings- of gevoelswereld van de dichter. Maar dit is een veronderstelling die ik niet bewijzen kan; er zijn meer mogelijkheden hier. Naast goede gedichten ontstaan er ook misbaksels, die vernield worden, zodat opnieuw kan worden begonnen. Het moet zelfs; dichten wordt hier tot opdracht, die absoluut goed uitgevoerd moet worden. Het lukt niet; alle poëzie gaat uiteindelijk ten onder, zelfs de goede gedichten kunnen maar tijdelijk de functie van zingeving vervullen. Er blijft tenslotte niets over. De poëzie heeft hier dus bepaald geen onsterfelijke waarde, hoe goed ze ook is. Na het dichten keert men terug tot de orde van de dag. Het blijft een spel met woorden en kan niet als iets absoluuts worden opgevat; het leven gaat door! | |
TitelverklaringZoals in dit gedicht staat ook in de meeste religies en mythen het conflict centraal tussen orde en chaos, goed en kwaad, licht en duisternis. Daarbij wordt het dagelijks opgaan van de zon beschouwd als een steeds hernieuwde overwinning op de vijandige machten, die de schepping bedreigen gedurende de nacht. De cultus heeft dan het doel de goden toe te laten hun kosmische rol te vervullen: zo wordt de schepping in stand gehouden. Is elke dag als het ware de eerste, een telkens hernieuwde schepping. Hetzelfde wordt hier gepoogd. Maar niet door middel van een cultus. Die wordt vervangen door de dichterlijke activiteit. | |
BesluitSamengevat gaat het er in dit gedicht vooral om, de dagelijkse hande-lingen in een groter, en wel religieus of mythisch verband te plaatsen; elk gebeuren is een variatie, in welke vorm dan ook, op het oergebeuren. De poëzie neemt hier de taak van de godsdienst over. Zo krijgt het be- | |
[pagina 39]
| |
staan meer zin en betekenis.
Ik pretendeer niet in dit artikel volledig wetenschappelijk verantwoord te werk te zijn gegaan. Dit zijn mijn eigen gedachten over het gedicht, die ik zo goed mogelijk geprobeerd heb te beargumenteren. Is iemand het oneens met mij, dan hoor ik graag een reactie.. Tenslotte wil ik opmerken dat een volledige greep op dergelijke poezie niet mogelijk is. Hoezeer je het ook analyseert, er blijft steeds iets onverklaarbaars. Maar is ook dat niet een kenmerk van het ware kunstwerk: het gaat zelf elke verklaring ervan te boven.
Caroly van Oostende |
|