aan de hoveling zelf over te laten bij wie hij zou blijven. Deze koos voor de keizer, en dus verliet de bisschop het hof.
De hoveling werd de keizer zo dierbaar, dat deze zelfs bepaalde dat hij hem na zijn dood zou opvolgen. De hoveling wilde dit echter niet aannemen en vroeg niet meer dan een kasteel om in zijn levensonderhoud te voorzien. Daarop riep de keizer zijn vorsten en raadsheren bijeen en deelde hun zijn besluit mee. En zij waren het er allemaal van harte mee eens, want de hoveling was door zijn deugdzaamheid bij iedereen geliefd. Toen hij hun belofte had gekregen dat ze hem trouw zouden zijn, verklapte hij de keizer en diens paladijnen het geheim, dat hij de dochter van de keizer was; maar hij bond hen op het hart, dat ze nooit zonder ‘zijn’ toestemming mochten doorvertellen dat ‘hij’ een vrouw was. Ten slotte stierf de oude keizer, en zijn dochter werd als man tot keizer gekroond. De nieuwe keizer was zeer gul in het geven van aalmoezen en liet een zeer groot armenhuis bouwen ter ere van Maria en St. Katharina, en ook voor de ziel van zijn goede vriend, de koopman, die inmiddels wel dood zou zijn. En elke nacht riep een boodschapper om: ‘Dit armenhuis heeft de keizer gesticht ter ere van Maria en St. Katharina, en voor de ziel van zijn goede vriend.’
Na jaren kwam de koopman, die bij het zoeken naar zijn vriend zijn hele bezit was kwijtgeraakt, over zee in Constantinopel aan, om te bedelen. Hij verbleef in het armenhuis en hoorde daar de boodschapper met zijn woorden. Hierdoor klaarde zijn treurig gemoed op; ook was hij zeer benieuwd naar het gezicht van de keizer. En ook al herkende hij zijn vriend niet terstond, toch kwam diens gezicht hem na verloop van tijd bekend voor; en toen hij hoorde op welke manier de keizer eertijds in dienst was gekomen van de oude keizer, die gestorven was, wist hij dat het de vrouw moest zijn die hij ooit had gekocht. Dadelijk ging hij naar een hofdame van de keizer en zei dat hij, als ze hem naar de keizer wilde brengen, deze een