Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)

[p. 30]

Verdraagzaamheid.

Wijze: Oubliez jusqu'à la trace,

of

't Kleine visje speelt en dartelt.

Als men met oplettende oogen,

Al 't geschapene overziet;

Wie bewondert, opgetogen,

's Hemels wijze schikking niet?

Daar men noch bij mensch noch dieren,

Bij al wat op aarde leeft,

Of wat ooit het veld mogt sieren,

Nimmer twee gelijken heeft;

Duizenden verscheidenheden,

Daar het oog verward in raakt;

Echter zegt men, en met reden.

Dat verscheidenheid vermaakt.

Even zo is 't ook gelegen,

Met den mensch, die van Gods hand,

Zeer verschillend heeft verkregen,

Geest-vermogens, en verstand.

[p. 31]

 

Zou ik dan die wijsheid roemen

 

En in 't eigen oogenblik,

 

Ieder een op 't strengste doemen,

 

Die, niet juist zó denkt, als ik,

 

Zou ik, stervling, mij vermeeten,

 

Dat mijn zwak bepaald gezicht,

 

Steeds het regte punt zou weeten,

 

Waar alleen de waarheid ligt.

 

Zou ik ooit een mensch verachten,

 

Wijl hij 't geen Gods woord gebiedt,

 

Te geloven en betrachten,

 

Uit een ander oogpunt ziet?

 

't Is gewis om wijze reden,

 

Dat 'er ook verscheidenheid,

 

Van gevoelens en van zeden,

 

Onder 't menschdom is verspreid.

 

 

 

Zal ik aan mijn God behaagen,

 

Dien ik hem met trouw en vlijt;

 

'k Moet dan elk in liefde dragen,

 

Welk een leer hij ook belijd'.

 

Hij, de Regter aller volken,

 

Als hij met bazuingeschal,

 

Eens zal komen op de wolken,

 

En de waereld richten zal;

[p. 32]

 

Hij die 't oogmerk en 't bedoelen,

 

Van ons hart nauwkeurig weet;

 

Zal niet vraagen naar 't gevoelen,

 

Maar naar 't geen een ieder deed.

 

Daar na zal hij 't vonnis strijken,

 

En oprechte, reine deugd,

 

Die haar liefde aan elk deed blijken,

 

Voeren in de Hemel-vreugd.

 

 

 

Hierom zal ik mij gewennen,

 

Naar het geen ons Christus leert;

 

Niet alleen Gods wil te kennen,

 

Maar te doen, wat hij begeert.

 

'k Zal aan alle menschen toonen

 

Dat het Christelijk gemoed

 

Waar verdraagzaamheid zal woonen,

 

Algemeene liefde voedt.

 

Eenmaal zal die dag verschijnen,

 

Die voor't opgeklaard verstand,

 

Alle nevels doet verdwijnen;

 

'k Zie dan schoonheid en verband.

 

Dan zal ik Gods schikking eeren

 

Waar hier 't oog verward in raakt;

 

Dan zal de Eeuwigheid mij leeren,

 

Dat verscheidenheid vermaakt.

 

 

 

M^a.V.H.