Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Jonge Vrouw Wijze: Zederd dat lijsje mij heeft begeeven. Wel wat is men toch onbedreven, Als men zo kort eerst is getrouwd. Nu ben ik van mijn angst ontheven, 'k Heb eens aan moeder mijn hart ontvouwt. Ik was onlustig, en kon geen spijs verdragen. 'k Was in 't geheel niet, zo als weleer. Dikwijls moest ik over loomheid klagen, Flaauwten kwelden mij keer op keer. [pagina 23] [p. 23] Moeder heeft al mijn vreez' benomen. Kind, zegt ze: 't hoort zo in uw' staat, Gij hebt hier van niets kwaads te schroomen, Zo gij slechts hoort naar goeden raad. Zo gij u nooit uit een dwaas en slegt vooroordeel Aan vreemde grillige lusten bindt, Doet gij gewis het meeste voordeel, Zo aan u zelv' als aan uw kind, Niets kan de ted're vrugt meer deeren, Dan 's Moeders onbedwingb're drift; Wilt dus vooräl bedaardheid leeren, En mijd u voor dit schaadlijk gift. Wilt u voor vadse luiheid altijd wagten, Daar ze uw gezondheid schaden zou; Een matige arbeid sterkt uw kragten, En past vooräl een braave Vrouw. Gij zult weldra 't geluk genieten, Dat gij zult blijde Moeder zijn. Laat dan die last u niet verdrieten; Want deze vreugd loont zorg en pijn. Met welk vermaak, en ongewoon genoegen, Zult gij dan in dien nieuwen stand, U ook weêr naar uw pligten voegen, Ten beste van het dierbaar pand. [pagina 24] [p. 24] Zou 'k dan gevaar of smarte vreezen, Als eens 't ontzaglijk uur gemaakt? Neen! God zal mijn beschermer weezen, Hij heeft natuur die wet gemaakt: Hij zal ook mij in nooden niet begeeven, Als ik getrouw mijn pligt voldoe. Aan u, ô oorsprong van mijn leven! Wijd' ik mij en mijn kindjen toe. Ma.V.H. Vorige Volgende