Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] De vergenoegde vrouw. Wijze: Hoe zoet is 't daar de vriendschap woont. Zie zo! dat is wêer afgedaan, 't Ontbijt was vroeg gereed. Mijn man is naar zijn werk gegaan, De kind'ren zijn gekleed. Zij sprongen vrolijk om mij heen, Zij zijn gezond en vlug ter been, God dank! God dank! God dank! Zij gaan naar 't school; 't is nu de tijd, Dat elk wat leeren moet. Hier aan besteeden we onze vlijt, Zij erven geld noch goed; Maar zijn zij reed'lijk opgebragt, Wie is er dan, die hen veracht? Geen mensch, geen mensch, geen mensch. [pagina 48] [p. 48] Nu help ik ook mijn kleine wicht, Ei zie eens, hoe het lacht; Terwijl 't in schomm'lend wiegjen ligt, En naar zijn moeder wagt. Die liebe lachjens steelen 't hart, 'k Vergeet dan moeite, zorg en smart. Daar door, daar door, daar door. Wat heb ik een gelukkig lot! Mijn man is braaf en trouw; 't Geen hij verdient, dat zegent God. Ik ben geen rijke vrouw; Maar wel te vreden in mijn staat. En moet ik werken vroeg en laat, Geen nood! Geen nood! Geen nood! God zorgt voor ons, en ons gezin, 't Zij dat ik slaap of waak. De rijkdom heeft veel moeiten in, 't Is alles geen vermaak. Ik doe mijn pligt, en dat met lust, Dus leef ik vrolijk en gerust, En wensch, en wensch niets meêr. Ma.V.H. Vorige Volgende