den
inhoud der liedjens zodanig hervormde, dat dezelve niet alleen de goede zeden
niet kwetsten, maar deeze, boven dien, zeer sterk konden bevorderen. Het was
dan ook met dat edel oogmerk dat eenige dichters, en dichteressen, als leden
der Maatschappij, zich wel wilden bezig houden, om de natie zodanige liedjens
te schenken, die meer gelijk aan elkander, minder wellust wekkende, en geheel
overeenkomstig zijn met het plan dat men zich ten dezen opzichte gevormd had:
namenlijk om het stichtende zo veel vermaak over te laaten, als bestaanbaar
geoordeeld wordt, met dien invloed die het, bij ongeleerde, en vermaakzoekende
lieden, moet hebben.
Ontvangt dan, waardige ingezetenen, voor wien onze Maatschappij
vooräl werkzaam is! deeze Volksliedjens, met zoo veel genoegen, als
zij u aangeboden worden; en zijt verzekerd, dat ons niets vermaaklijker zal
zijn, dan dat wij, bij den aanhef van elk verbeterd gezang, ook de verbetering
van uw hart mogen gewaar worden: buiten welke verbetering alle onze poogingen
toch vruchteloos zouden zijn.
Uit naam der Maatschappije,
M. NIEUWENHUIJZEN,
Secretaris.