Boekbeoordeeling
Molleke. Drij novellen door Is. Teirlinck. Rotterdam, P.J. Verlooy, Binnenweg.
‘Die drij - onrechtvaardige vervloekten: mol, vleermuis en egel - heb ik getracht in hunne eer te herstellen - hetgeen eenigen deden voor mij, doch op eene andere wijze - vooroordeel heb ik willen bevechten, valschheid verdrijven.’
Daarom heeft de schrijver alles, wat de natuurlijke historie ons over bovengenoemde diertjes leert, behendig in den loop van kleine verhalen weten in te lasschen, om aldus eenen levendigen en duurzamen indruk in den geest des lezers te maken. Wie de vroegere werken des schrijvers gelezen heeft zal er geen oogenblik aan twijfelen, of hij moet in de taak, die hij op zich nam, ten volle gelukt zijn. De levendigheid en kracht zijner voorstelling worden immers algemeen erkend en gewaardeerd. Die hoedanigheden vinden wij ook in dezen bundel weder. Hoe flink is b.v.b. de figuur van ‘Pinnemuts’ de oude hovenier, de ontroostbare vader geteekend! Hoe straalt er door gansch dat verhaaltje een sympatischen gloed, die het hart vinnig treft en beweegt. ‘Van Stekelke en Stekelinneken’ schijnt ons het best der drij novelletjes: hoewel wij wat al te lang in gissing blijven, waarom toch de schrijver zijn verhaal aldus gedoopt heeft: In de vier eerste hoofdstukken geen woord daarover, slechts in V en VI treden zij op.
In ‘Molleke’ vinden wij getrouwe, naar de natuur geschilderde portretten van dorpelingen, eene handeling vol leven en afwisseling: Het akelige zweeft er naast het levenslustige; de blijde kermis naast het droeve doodsbed.
Min gelukkig was de schrijver in ‘Vleermuis.’ Wij gelooven hem als hij ons zegt, dat men hem de gebeurtenissen, in Vleermuis bevat, menigmaal vertelde. Doch, zoo het verhaal moet dienen, om het domme bijgeloof dat de vleermuis als eene ongeluksbode aanziet, den kop in te slaan: zal dan het doel hier niet gansch gemist zijn. Viermaal in Siska's leven verschijnt de vleermuis en juist telkenmale treft haar een wreede slag. Wat zal menig eenvoudige lezer daaruit besluiten: Dat het toch aardig is; dat er toch wel iets van moet zijn; dat men het anders toch niet kan uitleggen, enz. enz. En zoo blijft de domheid voortwoekeren.