| |
| |
| |
Theatermaker Jos Verbist ‘Engagement blijft mijn drijfveer’
Jos Verbist (Lier, 20 juni 1952) werd zopas 65 jaar. Zo jong dus, zoals hijzelf met klem zegt, als dit tijdschrift. Hij geniet nationale en internationale bekendheid als film-, televisie- en theateracteur en -regisseur. Sinds 1997 is hij ook artistiek directeur van het West-Vlaamse Theater Antigone Kortrijk. Tijd voor een gesprek en een terugblik.
| |
Theater en tv
Verbist studeerde af aan het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst Herman Teirlinck in 1976. Hij speelde theater in de KVS Brussel, NTGent, Arca Gent, Toneelgroep Hollandia, Blauwe Maandag Compagnie en het Kaaitheater. Bij die gezelschappen was hij vaak ook dramaturg of regisseur. Hij acteerde met Djamel Hadjamar in Dédé Le Taxi en recenter in Wolfskers. Verbist speelde ook in films en televisieseries. In de verfilming van Vergeten Straat nam hij de rol van Louis Paul Boon op zich. De bewondering voor Boon is overigens gebleven. In de series Heterdaad en Witse had hij gastrollen. In 2009 speelde hij politiecommissaris Wilfried De Boeck in Van vlees en bloed. In 2010 zagen we hem in Oud België en Duts, later in de fictiereeks Dubbelleven. In 2012 schitterde hij als Armand De La Ruelle in de serie Quiz Me Quick. In 2014 liep hij Achter de feiten en onlangs was hij de corrupte notaris Didier Monard in Chaussée d'Amour.
Kunsttijdschrift Vlaanderen ontmoet de acteur in zijn bureau aan de Overleiestraat in Kortrijk. Verbist laat er zijn licht schijnen op het theaterwerk. Het komt niet tot een diepte-interview, wel tot een ‘causerie’ waarin de artistiek directeur hier en daar een puntje op de i zet.
| |
Van Arca tot Antigone
Jos Verbist. (© RR)
Na een drietal jaar artistiek directeurschap bij Arca Gent ging Verbist aan de slag in het Noord-Franse Théâtre de la Salamandre van Gildas Bourdet (Station Service, Saperleau, Crachats de la Lune). ‘Ik wou weten hoe een theater optimaal wordt gerund. En het Théâtre de la Salamandre was daarvan een uitstekend voorbeeld. Hun voorstellingen waren allemaal van zeer hoge kwaliteit en homogeniteit tussen de dramaturgie en de vormgeving. Ik wilde weten hoe zo'n resultaat bereikt wordt.’ In 1997 kwam Verbist terug naar Kortrijk om Theater Antigone te leiden, op dat moment niet meteen het meest toonaangevende toneelgezelschap in Vlaanderen. ‘Dat was toeval. Mijn voorganger Franck Van Erven had een subsidiëringdossier ingediend waarin, voorbarig, onder meer mijn naam werd vermeld maar op basis van dat “blufdossier” heeft de commissie Antigone nul op het rekest gegeven en kwam het gezelschap dus niet meer in aanmerking voor subsidiëring. Toen vroeg de raad van beheer mij om in eigen naam een nieuw dossier op te stellen. Ik heb dat gedaan omdat ik wel zin had een gezelschap te leiden en nogal wat ervaring had opgedaan in Arca. Bovendien had ik heel goede banden met andere gezelschappen zoals Hollandia van Johan Simoens, dat eigenlijk zowat mijn laatste theaterfamilie was. Ik wou dat in eerste instantie niet alleen doen maar toen waren er te weinig middelen om dat met meerderen te doen. Dat dossier werd ingediend en met de steun van enkele belangrijke pionnen uit die raad uiteindelijk aanvaard. Zo ben ik dus met weinig middelen aan de opdracht begonnen. Maar via aanvankelijk vooral coproducties met heel goede partners zoals het Kaaitheater (Johan Reyniers), Hollandia (Johan Simoens), Zuidelijk Toneel (Ivo van Hove) en MartHa!tentatief (Bart Van Nuffelen en Johan Petit) hebben we hier stilaan een eigen weg gebaand, wat ons gemakkelijker werd gemaakt naarmate de middelen
substantiëler werden en we dus meer ruimte kregen voor het ontwikkelen van een eigen visie en het opbouwen van een eigen profiel’, legt Verbist uit. ‘Trouwens, één van mijn eerste Antigone-producties was een coproductie met MartHa!tentatief. Ge moet niet persé ananas gegeten hebben om te weten DAT DAT lekker is was een spetterend toneelspektakel geïnspireerd door het oeuvre van Louis Paul Boon op tekst en in regie van Bart Van Nuffelen en Johan Petit.’ De première vond plaats in april 1998 en meteen werd de opvoering geselecteerd voor het theaterfestival. Van een geslaagde start gesproken.
| |
Jong talent
Waar hij met het nieuwe gezelschap naartoe wou, wist Verbist toen nog niet. ‘Wat ik wel zeker wist, was dat één van de belangrijkste pijlers van het artistieke beleid de doorstroming en ondersteuning van jong theatertalent zou zijn. Dat was ook al het opzet van DAT DAT. Bart Van Nuffelen was toen met zijn vijfentwintig lentes een heel jonge theatermaker. Die intentie stond ook al duidelijk in mijn eerste dossier geformuleerd
| |
| |
als de grote uitdaging. Ik gaf toen al een paar jaar les aan het RITCS (sinds 1995, nvdr) en een voorwaarde om de artistieke leiding van Antigone op mij te nemen, was dat ik dat kon blijven doen. Om van daaruit dat jonge talent een kans te kunnen geven zich in het kader en de omgeving van een professioneel theater en met professionele coaching artistiek te ontplooien. En Kortrijk bood daarbij ergens nog het voordeel in de luwte te liggen van de grote, bruisende driehoek Gent-Brussel-Antwerpen. Die enigszins geïsoleerde positie laat je toe in alle rust op te bouwen en zonder al te veel druk te kunnen werken. En ook de nabijheid van Frankrijk trok me aan want ik had daar heel interessante ervaringen opgedaan. Zo hebben een aantal talentrijke jonge mensen hier hun eerste stappen gedaan. Sommigen zijn later deel gaan uitmaken van de artistieke staf: Raven Ruëll, Tom Dupont, Dominique Van Malder, Bart Meuleman ook. Anderen als Ruud Gielens (Gevecht met ne Neger), Jan Sobrie (Fimosis, Woody), Joris Hessels (Troebelroes), Joris Van den Brande (Zolderling, Enkele Reis) en Peter Monsaert (Hola Que Tal?) kregen hier een podium. Woeste Hoogten dat we onlangs in samenwerking met Artemis produceerden, won de Gouden Krekel met vooral heel jong talent: An Hackselmans, Fabian Jansen, Joris Smit, Alejandra Theus, Daan van Dijsseldonk en Roos Van Vlaenderen. En dat blijft een belangrijke pijler in mijn artistiek beleid. Trouwens, ondertussen hebben we hier een florerende jongerenwerking opgezet met jaarlijkse theaterkampen, ateliers, workshops en een jongerenproductie onder professionele leiding en begeleiding. Zo'n 125 jongeren nemen daar jaarlijks aan deel. Zo af en toe stroomt een enthousiaste jongere uit die poel vanuit een masteropleiding door naar het professionele theater.
Julie Delrue bijvoorbeeld.’
Uit de voorstelling Oeps. (© Theater Antigone)
| |
Autonomie
Die opleiding, begeleiding en coaching van jonge mensen ligt de artistiek directeur duidelijk nauw aan het hart. Het was dan ook een riem onder zijn hart dat de opleiding aan het RITCS de cultuurprijs kreeg door professionals uit het kunstenveld. ‘In zijn toespraak bij de uitreiking van die prijs wees collega Karel Vanhaesebrouck erop dat de regieopleiding van het RITCS altijd een eigenzinnige koers heeft gevaren op basis van onafhankelijkheid en weerbarstigheid en vanuit een contestatie van de overdreven “academisering” van de opleiding na de invoering van het Bolognadecreet. Waartegen hij overigens ernstige waarschuwingen formuleerde. De pedagogische strategie moet erop gericht zijn jonge mensen de tijd, de kansen en de mogelijkheden te geven zich echt en autonoom te ontwikkelen. En die pedagogische visie gaat in tegen de overinstrumentalisering en de regelneverij van de koepelstructuur. Op de duur vormen we geen creatieve artiesten meer, zo hoorde ik onlangs nog van docenten aan de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten, maar mensen die een discours kunnen voeren over wat ze doen. Autonomie is daarbij primordiaal. We moeten zelf de parameters van onze opleiding bepalen en de contouren bewaken waarbinnen onze kunstenaars van morgen opgeleid worden. Theater Antigone zal blijven investeren in jong talent, duurzaam en substantieel.’
| |
Bureaucratisering
Laten academisering en overinstrumentalisering zich ook voelen in de beoordeling van subsidiedossiers? ‘Geen begrippen verwarren. De school, Bologna, is een totaal ander segment dan de gesubsidieerde theaterwereld. Die twee hebben in wezen niet of althans veel te weinig met elkaar te maken. Die academisering, niet alleen in het theater maar in alle artistieke opleidingen, is misschien wel op termijn een potentiële bedreiging waarvoor de sector alert moet zijn en waarop ze moet anticiperen, maar de bureaucratisering en de beoordelingsprocedures van en binnen de sector zijn momenteel een grotere hinder.’
‘De bureaucratisering binnen het kunstendecreet legt een grote dossier- en verantwoordingsdruk op en verplicht tot allerlei administratieve opdrachten als het opstellen en indienen van dossiers, opmaken en opvolgen van verslagen, van verslagen van verslagen, enzovoort. Dat heeft voor- en nadelen. Je werkt natuurlijk met overheidsgeld en het is een goede zaak dat je verantwoording aflegt over wat je met dat geld doet. Maar toch moet je nu voor ongeveer alles dossiers maken en daar is een hele schare medewerkers lang en intensief mee bezig. Een noodzakelijk kwaad want dat slorpt ontzettend veel tijd op, maar dat is niet hét grote euvel. Een veel groter probleem is de manier waarop de dossiers beoordeeld worden. Wie beoordeelt en volgens welke criteria? Wie maakt die criteria op? Vanuit welke expertise? Nu kan ongeveer iedereen in een commissie zetelen. We hebben in Vlaanderen nog nooit zoveel experts op zoveel verschillende terreinen gehad. De commissies zitten vol met zelfverklaarde deskundigen en dat is zorgwekkend’, vindt Verbist.
| |
Documentair theater
Recent werk van het huis: Oeps en Semmelweis. Zijn het vormen van documentair theater? ‘Er was in de jaren tachtig het Werktheater. Dat zogenaamd documentair theater maken wij al lang vanuit een engagement om authentieke verhalen te vertellen als tegenhanger voor de waan van de dag. Om historische en causale oorzaken en verbanden te onderzoeken voor en tussen verleden en heden. Hoe het Sykes-Picot-verdrag van 1916 bijvoorbeeld oorzaak is van veel hedendaagse ellende in het Midden-Oosten. Of hoe Ignaz Semmelweis streed voor meer hygiëne en antiseptische behandelingsmethodes in kraamklinieken en daarbij op veel onbegrip en tegenkanting botste. Dat heeft niets met verstilling of reductie te maken of met deconstructie van Jacques Derrida, wel met universeel engagement: sociaal, politiek, humaan. Trouwens, ik wil de dingen niet catalogeren. Daarom interesseren die -ismen me niet. Nooit. Je maakt iets omdat je een nood voelt om een onderwerp vorm te geven met de middelen waarvan
| |
| |
dat je denkt dat ze een publiek van vandaag direct aanspreken. En om dat onderwerp gaat het dan in eerste instantie. En om het engagement. Dat gaat nooit weg. We spelen straks Gorki's Nachtasiel. Raven Ruëll regisseert en ik speel. Dat staat al op mijn verlanglijst vanaf mijn eerste dossier en zo zijn er nog wel wat thema's die me nauw aan het hart liggen en waarmee ik ooit wel es iets wil doen. Engagement blijft een drijfveer! Nu weet ik ook wel dat het theater de wereld niet zal veranderen, maar je moet toch over een aantal zaken blijven praten die eigenlijk niet meer aan bod komen, die men verdringt. Zo lijkt het me interessant de hedendaagse wereld met Nachtasiel te confronteren. Als dat stuk van honderd jaar oud mensen vandaag boeit, dan heb je die mensen warm gemaakt voor een universeel maatschappelijk fenomeen.’
Uit de voorstelling Semmelweis. (© Theater Antigone)
| |
Regisseren
‘Van zodra ik zelf ging regisseren, wou ik liever niet meer acteren’, vertelt Verbist. ‘Als regisseur moet je een algemene kijk op het geheel behouden en je neutraal opstellen. Als je dan vanuit een acteursopvatting vertrekt, dan is het verleidelijk je te gaan identificeren met bepaalde personages en dingen op te lossen zoals je dat als acteur zou doen, maar die misschien niet zo werken binnen de totaliteit.’
Twintig jaar stuurt de artistiek directeur Antigone. Straks geeft hij de fakkel door. ‘Ik kan niet ontkennen dat ik tevredenheid voel. Omdat ik altijd de artistieke projecten heb kunnen realiseren die ik wou doen met een perfect complementaire ploeg, met mensen die zich hier hebben kunnen ontwikkelen tot wie en wat ze nu zijn en elk op hun gebied een grote expertise hebben verworven. Zo werd Antigone een klein instrument ten dienste van het medium theater. Daarmee hebben we ook Kortrijk op de culturele kaart gezet. Daar ben ik gelukkig mee. Maar dat is niet alleen mijn verdienste. We hebben het altijd samen gedaan, met de ploeg, de artistieke staf en onze partners. Zelf zijn we ondertussen een gegeerde partner geworden om coproducties mee te realiseren. Josse De Pauw bijvoorbeeld komt hier dolgraag spelen. We hebben een goede zaal, eigendom van de vzw, wat velen ons benijden. We zijn niemand schatplichtig, hebben een zeldzame onafhankelijkheid verworven en kunnen dus de dingen doen die we echt willen doen. Dat geeft een goed gevoel. Antigone is in goede handen en gaat een mooie toekomst tegemoet.’
# Stefan Vancraeynest is licentiaat in de Germaanse filologie met specialisatie dramatiek en dramaturgie. Hij werkte onder andere als adjunct-directeur Cultuur voor de Stad Kortrijk en als directeur van het Vlaams Centrum voor Amateurkunsten. Hij is gastdocent aan het RITS, werkte mee aan culturele programma's van de VRT Radio en is tevens toneelauteur, acteur en regisseur. Als redacteur van Kunsttijdschrift Vlaanderen legt hij zich toe op podiumkunsten.
|
|