Metamodernisme in architectuur?
Sinds de 19de eeuw is er een groeiende behoefte om periodes uit een ver en dicht verleden onder te brengen bij een bepaalde strekking of stroming. Begrippen als gotische en romaanse bouwkunst zijn pas in de 19de eeuw ontstaan. Het formuleren van -ismen om een ordening aan te brengen in een veelheid aan richtingen en om de grootste verschillen te duiden neemt toe, meestal met het achterwege laten van nuances.
Kunstenaars evolueren en hun oeuvre catalogeren onder één -isme is intellectueel onjuist. Mondriaan wordt dit jaar gepresenteerd als kunstenaar van De Stijl, terwijl zijn ontwikkeling veel interessanter is dan enkel dit hoogtepunt in zijn oeuvre. Sommige historici zijn erop uit een -isme of label te bedenken waarmee naam en faam kan worden gemaakt. Het is meer het bedenken van een ‘logo’ om zich te positioneren in latere overzichtspublicaties. Is een -isme wel hanteerbaar voor alle uitingen van onze cultuur? Een zelfde woord kan erg verschillende ladingen dekken. Zo is de Art Nouveau in Brussel erg verschillend van deze in Barcelona. In de schilderkunst bestaat een richting als het symbolisme, een begrip dat niet van toepassing is binnen het verhaal van de bouwkunst. Bestaat er anno 2017 zoiets als ‘metamodernisme’?
Met de legendarische expositie La presenza del passato (The present of the past) tijdens de Architectuurbiënnale van Venetië in 1980 werd door Paolo Portoghesi, in de voetsporen van Charles Jencks, het begrip ‘postmodernistische architectuur’ gelanceerd. De selectie was zeer divers en de historicus Kenneth Frampton reageerde hierop met zijn boek Modern Architecture: a Critical History. In de tweede editie van 1984 introduceerde Frampton het begrip ‘kritisch regionalisme’. Hij omschreef zijn invalshoek als volgt: ‘eerder een kritische categorie dan een duidelijk omschreven artistieke beweging in de zin van avant-garde. Door erover te schrijven hoop ik de aandacht te vestigen op het feit dat er al veertig jaar en langer een regionaal gemoduleerde, maar kritische en “revisionistische” vorm van moderne architectuur bestaat’.
Frampton legde een band tussen moderne architectuur en de culturele identiteit van een bepaalde regio. In deze en volgende edities van dit succesboek, vaak gebruikt als handboek voor studenten, legde hij een accent op het werk van onder anderen J.A. Coderech, Álvaro Siza en de Portugese scene, Luis Barragán, Carlo Scarpa, Raphaël Moneo en vooral de architecten werkzaam in Ticino, zoals Mario Botta en Luigi Snozzi. Een belangrijk aspect bij deze architecten is de relatie tussen gebouw en locatie, een zoektocht op welke wijze een gebouw zich kan verankeren op de site, rekening houdend met concrete randvoorwaarden als klimaat, topografie, oriëntatie, materiaalkeuze en culturele identiteit. Frampton ging op zoek naar werk dat werd ingezet als weerstand tegen een universele moderniteit die overal hetzelfde resultaat opleverde.
In de jaren '80 werden nieuwe labels gelanceerd zoals het ‘deconstructivisme’ om het werk van een nieuwe generatie architecten te benoemen. In 1983 won Zaha Hadid de wedstrijd voor The Peak Club in Hong Kong. Haar ontwerp met een golvende lijnvoering en een afwezigheid van concrete materialiteit kreeg internationale aandacht. Tegenover de ‘materievrije’ vormen van Hadid stond de interesse voor de eerste werken van de Japanner Tadao Ando, voor de beheerste ruimte opgetrokken in zichtbeton. Dit is een boeiend aspect van de hedendaagse architectuur: dat er verschillende richtingen zijn, die vertrekken vanuit erg verschillende uitgangsprincipes, maar wel gelijktijdig tot ontwikkeling komen.
Sinds de jaren '80 heeft er zich een gigantische ontwikkeling voorgedaan in onze samenleving die een impact heeft gehad op diverse aspecten van onze gebouwde wereld. Vooreerst is er de mondialisering, de opkomst van het internet en de impact van het transport. Waar vroeger de plaatselijke grondstoffen bepalend waren, worden nu ook materialen uit andere werelddelen aangewend. Natuursteen voor de aanleg van onze publieke ruimte komt meestal uit lageloonlanden. De blauwe hardsteen uit België wordt vervangen door natuursteen uit India en Brazilië.
Bekende bouwmaterialen als staal, glas, beton en zelfs baksteen kenden een grote technische evolutie. Deze ontwikkelingen hebben de architectuur meer veranderd dan een of ander theoretisch manifest. Met de komst van de computer en steeds meer performante software verdwenen de klassieke tekentafels en werd het architectenbureau gevuld met computerschermen aangesloten op een server en het web. Terwijl Hadid haar eerste presentatietekeningen nog schilderde werd in een paar jaar tijd overgeschakeld op nieuwe software die tekeningen oplevert waarbij men de indruk krijgt dat het gebouw er reeds staat.
‘Belangrijke publieke bouwwerken worden ingezet als city marketing en moeten bijgevolg opvallen en spectaculaire foto's opleveren.’
Deze evolutie had tot gevolg dat ontwerpers spectaculaire beelden gingen produceren om de opdrachtgever te verleiden en aandacht te krijgen in de media. Het Guggenheimgebouw in Bilbao van Frank Gehry, dat twintig jaar geleden ingehuldigd werd, is in deze evolutie een scharniermoment. Door de spectaculaire verschijning werd het geheel omschreven als ‘dynamische bouwkunst’: architectuur moet een dynamische uitstraling bezitten waarbij een vloeiende lijnvorming essentieel is. De vraag stelt zich echter