| |
| |
| |
Voetbal in de Vlaamse poëzie
‘Dribblings schotsen van koper’
In de evergreen Jimmy (de eenzame fietser) van Ruud Engelander, wereldbekend in de Lage Landen door de vertolking van Boudewijn de Groot, spreekt de vertellende instantie de wens uit dat ‘die kleine op de schoot’ later het bestaan van een voetballer verkiest, ondanks de ruwheid van het spel, boven het burgerlijke leven van de zakenman. Mei 1968 en Provo zinderen na in de weerspannige liedtekst. De lyrics klinken al sinds 1973 vertrouwd.
Als ie maar geen voetballer wordt,
ze schoppen hem misschien half dood.
dan het bord voor zijn kop
want daar wordt hij alleen maar slechter van.
In zoverre ik weet speelden maar twee schrijvers van de naoorlogse poëzie in Vlaanderen voor voetbalclubs op nationaal niveau. Uiteraard zijn er wel meer dichters die als hobbyist of amateur in caféploegen of gelegenheidsteams tegen een bal hebben getrapt. Weinigen haalden het eerste elftal van een voetbalclub in de Belgische competitie. Remy C. van de Kerckhove (1921-1958), medeoprichter van het literaire avant-gardetijdschrift Tijd en Mens (1949-1955) en auteur van humanitaire expressionistische poëzie in de jaren veertig en begin vijftig, speelde tussen 1938 en 1947 als centrale aanvaller voor Racing Mechelen en daarna tot 1950 voor Union Sint-Gillis. De eind vorig jaar overleden experimentele dichter Jan van der Hoeven (1929-2014), overigens ook een verwoed zeiler, was volgens een gespecialiseerde voetbalwebsite van 1949 tot 1953 aangesloten bij de vereniging Cercle Brugge die toen (net als volgend voetbalseizoen overigens) in tweede klasse opereerde. Van der Hoeven acteerde als spits voor veruit de sympathiekste ploeg in de omgeving van Brugge. In beider verzamelde gedichten heb ik evenwel geen reminiscentie aan de balsport kunnen vinden.
| |
Thematiseren
Relevanter voor mijn verhaal zijn de voetbalgedichten, dat wil zeggen poëzie die het voetbal thematiseert of waarin de schrijver gebruikmaakt van beelden en zelfs technieken die zijn ontleend aan de voetbalsport. Hoewel ik geen systematisch bibliografisch onderzoek heb verricht, komen verwijzingen naar het voetbal net als naar andere sporten voor in meerdere dichterlijke oeuvres. Paul van Ostaijen voert in ‘Belgiese zondag’ een coureurswedstrijd op, Paul Snoek was niet alleen motorcrosser, zoals blijkt uit de verhalenbundel Bultaco 250 cc (1971) en enkele privéfoto's, hij voerde ook de zwemmer op die een ruiter is in het gelijknamige gedicht in Hercules(1960). Willie Verhegghe staat bekend voor zijn wielergedichten. David Troch, de Gentse stadsdichter, schreef ter gelegenheid van de landstitel voor KAA Gent enkele maanden geleden een huldegedicht. In Nederland bestaat vanaf 1994 het veelgelezen ‘literair voetbaltijdschrift’ Hard Gras. Op het internet zijn talloze hits te vinden indien je de trefwoorden ‘poëzie’ en ‘voetbal’ met elkaar combineert.
| |
Cruijff
Bekend is het programmatische gedicht Cruijff in Herman de Conincks tweede bundel Zolang er sneeuw ligt (1975). Op het einde van de tekst wenst het lyrische subject zich een lichaam zoals dat van het legendarische nummer negen van het Nederlandse nationale elftal en icoon van het roemruchte en glorierijke Ajax Amsterdam. Cruijff beleefde zijn hoogdagen in het wonderteam van Ajax tussen 1964 en 1974 en hielp de club aan enkele landstitels in Nederland en de prestigieuze Europacup I, bijgenaamd ‘de beker met de grote oren’.
geboren worden en een lichaam hebben
en er dan gedurende een blauwe maandag
in een gedicht, een speelveld
De onvoorspelbaarheid van Cruijffs virtuoze balbehandeling en diens splijtende dieptepasses - ‘Een gestrekte bal,/een balk door de lucht,/een eerlijk eikehouten schot’ - worden door het personage dat zich Herman de Coninck noemt, verbonden met het nastreven van ‘de waarheid’. Zoals de voetballer op zijn doel afgaat, ‘zo gaat de waarheid op haar doel af’. In de tweede strofe wordt het heen en weer bewegen, ‘een overstapje’ en ‘een/oversprongetje’ die de tegenstrever op het verkeerde been zetten, verbonden met het schrijfmétier en de taalbehandeling van de dichter. Net als Cruijff in het voetbal gebruikt deze schrijver de versregel teneinde de lezer te verschalken en ‘uit leesevenwicht’ te brengen. ‘[D]eze beweeg- | |
| |
lijkheid, deze fysieke/bewogenheid, god, dit is kunst’. De romanticus en taalspeler Herman de Coninck wil de lezer beroeren en het gedicht aanwenden om persoonlijke emoties geraffineerd en ironiserend onder woorden te brengen. Ironie is de Cruijff van de poëzie. De Coninck reflecteert in zijn debuut De lenige liefde (1969) en dus ook in Zolang er sneeuw ligt over de speelmogelijkheden van taal. De poëzie is een uitgestrekt ‘speelveld/van Herman de Coninck’, zoals het schilderij De kalklijnen hoek voor de schilder der Nieuwe Visie Raoul de Keyser in de jaren zestig. De metataligheid, of de wijze waarop de schrijver met taal wil omspringen, in De Conincks Cruijff-gedicht wordt in voetbaltermen uitgedrukt. De sluwe en verfijnde baltechniek van Cruijff komt de dichter goed van pas. Hij spiegelt het eigen dichterschap eraan. Zoals de meester-technicus Cruijff wendbaar was en zich als volleerde slangenmens een weg slalomde rond en voorbij de tegenspeler, zo wil het dichtende ik zich en de poëzie wijden aan ‘bewogenheid’. Zoals Cruijff
dribbelde en niets anders dan zijn intuïtie volgde op een voetbalterrein, zo wil het ik kunst produceren die de lezer verrast en uiteindelijk doel treffen (pun intended). Door iets in beweging te zetten, tracht het ik bewogenheid te bewerkstelligen.
| |
Het lied van Amadis
Het lied van Amadis van Hugo Claus, een liefdesgedicht dat is gebundeld in De sporen (1993), bevat niet alleen een verwijzing naar een van de liederen van J.W. Goethe maar ook naar AA Gent. Vanuit hedendaags perspectief, nu de Gantoise zich verdiend tot Belgisch landskampioen 2014-2015 kroonde, klinkt de referentie gedateerd en schiet ze haar doel voorbij (idem). Ik ben het dus niet eens met Knack-journalist Frank Hellemans, die Hugo Claus op 7 juni 2015 uitriep tot poeta vates en meteen ook tot Buffalo nadat de dichter Max Temmerman kort na het behalen van de landstitel het lied op Facebook en Instagram had gepost. Ik lees de tekst anders. Nog sneller zou Gent kampioen spelen, dan dat het ik zich weer aan de liefde overlevert. In het semantische veld waar sneeuw nog eerder zwart is en de Vlaamse Leeuw nog sneller zijn eerste tand krijgt, is de kampioentitel van AA Gent een heerlijke ongrammaticaliteit geworden. Of het leedvermaak van Claus toe te schrijven is aan zijn geboortestad, laat ik in het midden. In ieder geval is AA Gent een voetbalmetafoor in Claus' beeldengrammatica die met connotaties als ‘onmogelijk’ en ‘illusoir’ is verbonden. Ik citeer beide kwintetten waarmee het gedicht aanvangt.
De zomer overwintert, de herfst krijgt botten
De lucht is onverziekt, het bos behoudt zijn blaren
Notarissen wonen in krotten
Mijn geduldig volk vergeet zijn vergaren
Voor dat ik aan een nieuwe liefde begin.
Hartzeer wordt gedempt, vrede houdt stand
Sneeuw is zwart en A.A. Gent wordt kampioen
De Vlaamse Leeuw krijgt zijn eerste tand
Het gras blijft koel en groen als toen
Voor ik een andere liefde verzin.
Sinds het prille begin van zijn carrière als schilder speelt voetbal een belangrijke rol in het werk van de Britse Belg Marc Palmer (1974). Zijn gemengde afkomst is daar niet vreemd aan: voetbal betekent iets anders aan de overkant van het Kanaal dan hier in België. Zoals ook de sociaal-realistische stijl die hij hanteert, eerder beïnvloed is door Britse voorbeelden van realistische kunst dan Belgische. Op dit schilderij Buffalo Bruno (olieverf op doek, 100 cm op 100 cm, 2014) staat Bruno, lid van de spionkop van KAA Gent, gefotografeerd door de schilder, zelf een trouwe Gentsupporter, die ook ooit korte tijd woonde in een van de kleine arbeidershuizen rond het oude Ottenstadium. Het is een typisch beeld voor Palmer waarin een figuur uit de populaire cultuur frontaal in beeld is gebracht, met op de achtergrond het stedelijk decor, dat er net als de figuur zelf, even volks als grimmig uitziet. In dit portret zitten alle grote emoties klaar die bij het voetbal tot uitbarsting kunnen komen: van grote vreugde en overwinningsroes tot diepe teleurstelling en agressie. (tekst: Jeroen Laureyns)
| |
| |
| |
Tottenham Hotspurs
De schrijver die in zijn oeuvre wellicht het meeste aandacht aan de esthetica van het voetbal besteedt, is de Antwerpenaar Nic van Bruggen (1938-1991). Na een debuutbundel met Brigitte Bardot op het omslag heeft de jonge experimentele dichter in Jardin des modes (1963) naast sensuele portretten van langoureuze modellen in de slotafdeling ‘Yards’ zes gedichten verzameld met als reekstitel Tottenham Hotspurs. De Engelse club behaalde in het seizoen 1960-1961 de FA Cup én de landstitel en behoorde op dat moment tot een van de meest succesvolle teams in Europa. Het volgende jaar behaalde Tottenham weer de beker in Engeland en schitterde in 1962 in de finale van Europacup 2 door Atletico Madrid te kloppen met 5-1.
In min of meer vormvaste gedichten - vier gedichten bestaan uit terzinen, de andere teksten bevatten naast een terzine respectievelijk een kwatrijn en een distichon - wordt gebruikgemaakt van quasi identiek of dus analoog rijm en een enumeratio in de slotverzen, een reeks opzichtige assonanties en alliteraties, van hyperbolen en een zintuiglijke beeldspraak over waarheid, liefde en luister. De interpunctie is in dit ik-loze voetbalgedicht en in alle andere van de reeks weggelaten. Zoals in the Spurs:
de zoetste olie en de aardse zon
onschatbaar en gegrendeld
in de geheimste plooi der waarheid
in verven van zege zij aan zij
getekend in het licht en in het duister
van wat liefde was en heugenis en luister
Ook de vijf overige gedichten die door Van Bruggen aan de Londonse Premier League-club zijn opgedragen, bevatten artificiële formuleringen - meestal associaties van beelden en gekunsteld aandoende assonerende woordreeksen (zoals ‘het ademwak verzwakt en strak’) - waarin maniëristisch niet alleen over voetbal maar meer in het algemeen over het leven wordt geschreven. Het voetbalspel is een metafoor voor de ‘ingevroren ruwigheid’ van het bestaan. Zoals in the cup (met ‘het hotst’ aan het begin van de tekst dat gemaakt refereert aan wat in supporterstaal de Tottenham Hot Spurs zijn).
het hotst van weelde en van oorlog
de dribblings schotsen van koper
de wind een hoos van onrechtvaardigheid
het ademwak verzwakt en strak
de durf der ingevroren ruwigheid
Het gedicht White Hart Lane verwijst naar het legendarische stadion waar de Hot Spurs hun matchen afwerken en dat naar verluidt binnen afzienbare tijd wordt vervangen door nieuwbouw. Het lied dat de thuisaanhang elke wedstrijd weer uit volle borst meezingt, bevat de ambitieuze en vastberaden oneliner ‘when the Spurs go marching in’. Nic van Bruggen slaagt erin het rasperige keelgeluid in een prangende metafoor te vatten: ‘een dankbaar spraakgebrek/van zenuwen’. Indien de lezer de hymne van Tottenham kent, kan hij of zij zich iets voorstellen bij de frase in de slotstrofe (‘de zware zang der treurbes’).
zo de taal tekent toon slaat
uit de deuren van het hoofd
geluid een dankbaar spraakgebrek
en hoort hoe de zonen zingen
de zware zang der treurbes
het lichte lied van gewichtige ladies
| |
Voetbalcommentator
Toen de dichter in 1967 met het ‘galgeboekje’ Rameau in maart een selectie uit zijn gedichten samenstelde, heeft hij de afdeling ‘yards’ op enkele minimale varianten na integraal behouden. Ook later zal Van Bruggen voetbalgedichten publiceren. Hij was een veel geziene rat van het Kiel en dus fervent supporter van Beerschot, meer bepaald in de tijd dat de onlangs overleden Rik Coppens zijn voetbaltrucs voor de hoofdtribune etaleerde. Tweewekelijks verzorgde Van Bruggen er de verslaggeving. Op een manier was hij de welbespraakte voorloper van die andere voetbalcommentator Jan Wauters. In mijn jeugd heb ik van diens spreekvaardigheid ontzettend veel genoten en opgestoken. Wauters was mijn radio-idool. De afgelopen jaren kon ik genieten van de sportcolumn van Joseph Pearce in De Standaard. Hopelijk bundelt de schrijver deze bespiegelingen. Jan Vanriet getuigde in december in Knack Magazine over de eloquentie die Van Bruggen tentoonspreidde. Henri-Floris Jespers, die samen met onder anderen Van Bruggen, Patrick Conrad, Hugues C. Pernath, Paul Snoek zetelde in het aristocratische Pink Poet genootschap (1972-1982), berichtte daarover op zijn weblog. Ik citeer een passage uit het interview van Frank Hellemans met Jan Vanriet zoals in de blog overgenomen.
Ik was een heel goede vriend van Nic van Bruggen. Ik kende hem aanvankelijk als voetbalreporter bij Beerschot, ‘van op het Kiel’, zoals dat toen heette, die erg fraai geformuleerde commentaren gaf. Ik ontmoette hem als voetballiefhebber en achteraf hoorde ik dan dat hij ook gedichten schreef. We gingen voetballen met andere teams die in de reclamesector werkzaam waren.
| |
| |
In 1974 verscheen Van Bruggens bundel Ademloos seizoen. Gedichten 1972-1974 in het fonds van Walter Soethoudt en Nijgh & Van Ditmar. In de tweede afdeling ‘Het Boek der Dagen’ staat het klassiek gecomponeerde gedicht ‘Beerschot-Feyenoord’, duidelijk verwijzend naar de vergeten tijd toen het inmiddels geteisterde Beerschot Europees aantrad. Het spelletje wordt door de auteur niet alleen in heroïsch perspectief geplaatst. Tegelijk ziet het subject de paradoxale schoonheid van het voetbal (‘maar mooi/ En minzaam als een gestreelde broedermoord’), waarin liefde en dood een symbiose aangaan.
Het stadion oud van ijzer, maar gras
Licht als een biljart onder neon.
En daarop, dierbaar maar droef wel,
Kleur om kleur, geweld om geweld:
Het schone schuldige recht van de sterke.
Hier zijn de helden, tragisch als traditie,
Dragen namen, nummers, data en doelpunten,
Rauw applaus en herkenbaar antiek om
Hun pracht, hardheid, praal en huid.
De tijd is van koorts, de adem giftig,
Goedheid sterft eeuwig en eenzaam hier.
Het regent nu. Het lijf aan lijf, toornig
Trots, zeldzaam genadig, maar mooi
En minzaam als een gestreelde broedermoord.
Van Bruggen en Vanriet hebben een jaar later samen een uitgave verzorgd die door de bibliofiele uitgeverij Contramine van Maris Bayar en Tony Rombouts in beperkte oplage op de markt is gebracht. De titel is Koninklijke Beerschot V.A.V. (1975). Het gelijknamige gedicht was eerst door Nic van Bruggen voorgepubliceerd in De Vlaamse Gids (1975). Vanriet heeft voor de gelegenheid een kleurenets vervaardigd. Beide kunstenaars werkten wel vaker samen. Vooral de uitgave Odalisken, een suite van vijftien aquarellen van Vanriet en notities van Van Bruggen zoals op de titelpagina vermeld, spant de kroon van hun coöperatie.
Het moge duidelijk zijn dat over gedichten en voetbal veel meer te zeggen valt. Ik heb met deze bijdrage niet gepoogd een bibliografische lijst samen te stellen. Zo zag ik bijvoorbeeld Roland Jooris' gedicht ‘Een voetbalwedstrijd’ in Een konsumptief landschap (1969) over het hoofd. Wat uit de hier gepresenteerde casestudies mag blijken, is dat dichters wel eens beeldspraak ontlenen aan het voetbal. Zowel Herman de Coninck als Nic van Bruggen heeft met termen uit het voetbal programmatische gedichten geconcipieerd die sterk georiënteerd zijn op de esthetica en dus ook de ruwere kanten van de sport.
Keith Calder, The Slide Tackle, 2010, Kaapstad. (© RR)
| |
Jonge voetballer tegen sceptische leraar
Ik zie ik zie wat u niet ziet:
wiskunde in het doelgebied
en kunst: een dribbel, een lob,
een voorzet geschilderd op een kop.
U ziet hardlopen en zweten.
Ik zie intuïtief iets weten
en denken - om een goal te maken
moet je lichaam kunnen schaken
met het gezamenlijke brein
van enkelingen die een elftal zijn.
Ziet u wat ik met een bal kan doen?
Ik hou de wereld op mijn blote schoen.
# Yves T'Sjoen doceert moderne Nederlandse literatuur aan de Universiteit Gent. Daarnaast is hij verbonden aan het Departement Afrikaans en Nederlands van de Universiteit Stellenbosch. Hij is gespecialiseerd in editiewetenschap en moderne poëziestudie. Aan de UGent maakt hij deel uit van de onderzoeksgroepen Teksteditie Literatuur in Vlaanderen en het Gents Centrum voor het Afrikaans en de Studie van Zuid-Afrika.
|
|