| |
| |
| |
‘Gevuld Vlaanderen’
Marc Dubois
Wie tijdens zijn verlof met de wagen door een van onze buurlanden rijdt, komt vaak onder de indruk van de weidse landschappen: kilometers en kilometers zonder bebouwing, uitgestrekte natuur. Buitenlanders die Vlaanderen voor het eerst bezoeken, hebben ongetwijfeld de tegenovergestelde ervaring: nauwelijks open ruimte en overal zie je huizen en industriezones. Een dicht netwerk van snelwegen met om de vijf kilometer of minder een afrit. Een niet te vatten uitdijende bebouwing waar je vaak niet meer weet waar de steden en de dorpen beginnen of eindigen. Woorden als ‘Verkavelistan’ of ‘koterijendiversiteit’ werden gelanceerd om de Vlaamse realiteit te omschrijven.
Dit jaar wordt de 50ste verjaardag van de Wet op de Stedenbouw gevierd. Aan buitenlanders meedelen dat wij een wettelijk kader hebben, staat ongeveer gelijk met het vertellen van een Belgenmop of met een uiting van onze ongebreidelde voorliefde voor een surrealistische context. Het opmaken van bestemmingsplannen diende in de eerste plaats om rechtszekerheid te bieden en kwamen er niet vanuit een ambitie om tot stedenbouwkundige kwaliteit te komen. In 1999 werd na veel discussie de basis van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voorgesteld en dit werd gecorrigeerd in 2005. Zo werd het ergste voorkomen maar de diepere drijfveren van onze bebouwingsdrang heeft men niet fundamenteel kunnen wijzigen.
■ Watermaal - Bosvoorde. ‘Habitation à bon marché’ 1897. Deze werd opgetrokken door de maatschappij ‘Travail et Propriété’. Het stedelijk rijhuis werd ook ingezet voor landelijke bebouwing.
■ Deinze anno 2013.
Rijwoningen en lintbebouwing.
Wachtgevels als ideaal voor reclameborden.
[© Marc Dubois]
Het meest opvallende is de lintbebouwing, de ‘lintititis’ die door onze Noordenburen aangezien wordt als de visualisatie van de Belgische ruimtelijke (wan)toestand. België, en vooral Vlaanderen, werd door architect Carl Weeber in lovende termen omschreven als het land bij uitstek van het ‘Wilde Wonen’. Dit fenomeen van lintbouw is historisch gegroeid en werd door Bruno De Meulder uitvoerig geanalyseerd in het Nederlands S&RO. Het aanleggen van een dicht netwerk van treinverbindingen en wegen in de 19de eeuw, gecombineerd met een liberale ingesteldheid, had tot gevolg dat alles wat ontsloten is door wegen in aanmerking kwam als bouwgrond. Daardoor ontstond een ‘eenzijdige, parasitaire relatie met infrastructuur’. Daarbij komt nog dat vanuit de huisvestingsstrategie het stedelijke rijhuis werd gepromoot in landelijke omgevingen. De eenzaam ingeplante rijwoning te velde, wachtende op een eventuele aanbouw, is een typisch Belgisch fenomeen. Niemand beter dan de schilder Jean Brusselmans vereeuwigde dit in zijn schilderijen.
■ Foto uit de reeks ‘Neighbours 2’/2013.
[© Herman van den Boom]
| |
| |
De fotograaf Herman van den Boom legde in verschillende boeken en tentoonstellingen glashelder de Vlaamse context bloot. In 2010 toonde hij ‘Arcadia Redesigned’, een schitterende selectie die hij ook presenteerde in het Fotografiemuseum in Charleroi. Zijn recentste boek Neighbours 2 verscheen dit najaar en belicht een nieuw fenomeen. Naast fermettes verschijnen steeds meer strakke doosjes met ofwel een witte bepleistering ofwel opgetrokken met donkere bakstenen. Hij omschrijft dit als een ‘nieuwe Vlaamse alliantie’. Een laattijdige opwelling van de puristische villa's waarvoor de modernisten uit het Interbellum hebben gepleit! Veel van deze woningen werden opgetrokken op kavels die beantwoorden aan de ‘opvulregel’. Lege bouwpercelen tussen bestaande woningen gaat men opvullen waardoor de lintbebouwing in Vlaanderen nog steeds toeneemt.
De Vlaamse context betreffende de relatie landschap en de bebouwde delen verschilt wel sterk. Er zijn historische verklaringen daarvoor, zoals de zeer geringe afstand tussen de historische steden. Het gaat niet om honderden maar om tientallen kilometers. Terwijl in onze buurlanden de aanzuigingskracht naar de steden sterk toeneemt en grote stedelijke agglomeraties ontstaan waar op verschillende bestuurniveaus wordt samengewerkt, blijft de versnippering in Vlaanderen een realiteit. Iedereen beseft dat veel gemeentefusies in Vlaanderen van 1964 en 1971 niet optimaal meer zijn en dat een schaalvergroting wenselijk is, maar niemand durft dit politiek bespreekbaar te maken.
De huidige context is hoofdzakelijk bepaald door de gigantische toename van het individueel verkeer, met de auto kom je nu eenmaal overal. De persoonlijke vrijheid haalde het steeds op het collectieve welzijn. Daarnaast is er de onderstroom van een anti-stedelijkheid en de jarenlange politieke polarisatie tussen de stad en het platteland, tussen de socialistische centrumsteden en de katholieke landelijke gebieden. Dit vertaalde zich ook in de architectuur: de collectieve hoogbouwprojecten in de stedelijke rand versus de bouw van gegroepeerde en grondgebonden individuele woningen.
Als gevolg van de beperkte afstanden denkt de Vlaming nauwelijks aan verhuizen. Pendelen en fileleed nemen we erbij om te blijven wonen in onze eigen woning. Het honkvast aspect van de Vlaming in tijden van grote veranderingen werd door Pascal De Decker haarscherp geanalyseerd. De gezinnen worden kleiner terwijl het aantal huishoudens stijgt. De vergrijzing neemt toe en het gegeven van energiebesparing wordt een dwingende factor. Op welke wijze het woningaanbod zich kan of moet gaan aanpassen, is een van de grote uitdagingen. Lange tijd was er in Vlaanderen geen alternatief voor het aankopen van een eigen woonst. De sociale huurmarkt is maar goed voor 6 procent van de totale woonmarkt, een absoluut Europees record.
| |
Vlaanderen wordt zelfs kleiner
■ Brugge, Stedelijke inbreidingsproject. Op een locatie van een oude brouwerij verscheen een woningbouwproject.
Ontwerp: 3 Architecten.
www.goudenboom.be
In een tijd van veel onzekerheden is er ook één zekerheid: de oppervlakte van Vlaanderen is en blijft 13.522 km2, en wordt binnenkort zelfs 14 ha kleiner! Plaats voor het bouwen van nieuwe wegen, woningen of industrieterreinen nemen wij af van de open, niet-bebouwde oppervlakte van Vlaanderen. Deze uitdijing van de stad naar de periferie is reeds meer dan een halve eeuw aan de gang, een ‘spraw’ waarvan wij nauwelijks weten hoe het verder moet. In 2002 stelde Xaveer De Geyter in zijn studie After-Sprawl de vraag of de uitzaaiing van de stad de opheffing van de stad betekent? Hij poneert een hybride stedelijkheid van de ‘after-sprawl’. De klassieke tegenstelling tussen stad en platteland veranderde ingrijpend. Het is een zeer intelligente analyse van De Geyter en hij benadrukt dat wij de actuele complexiteit veeleer moeten aangrijpen als een uitdaging en niet als een negatief gegeven. Hij heeft gelijk dat de zorg voor om het even welke plaats belangrijk is, dat wij af moeten van belangrijke en onbelangrijke stukken Vlaanderen. Maar hoe dit vertaald kan worden in concrete beleidsopties om de complexe realiteit bij te sturen, blijft te theoretisch en erg onduidelijk. Terwijl beleidsmensen van stedenbouw en monumentenzorg zich obsessioneel focussen op de stad, wordt de periferie grotendeels ongemoeid gelaten, zelfs aan haar lot overgelaten. Anno 2013 bouwt men in Ternat en Waregem op amper 50 meter van de drukke autosnelweg nieuw woningen. Eerst goedkope bouwgrond aanschaffen, vervolgens klagen
| |
| |
dat er geluidsoverlast is om nadien een petitie te lanceren met de eis een geluidsmuur te bekomen op kosten van de gemeenschap. Dat is een voorspelbaar scenario met als oorzaak een niet-verantwoorde stedenbouw. Hoe is het nog altijd mogelijk dat bouwvergunningen worden afgeleverd voor dergelijke locaties?
■ Antwerpen. AG VESPA ‘Grond en Pandenbeleid’. Hoekpand Lange Beeldensstraat.
Ontwerp: dmvA Architecten.
[© Bart Gosselin]
■ Antwerpen (Borgerhout).
AG VESPA ‘Grond en Pandenbeleid’.
Hoekpand in de Mellaertstraat.
Ontwerp: met zicht op zee architecten.
[© Nyhuis-Van Eetveldt - AG VESPA]
| |
Meer verkavelingen = meer bossen?
Met cijfers kun je alles bewijzen! Begin oktober deelde het Agentschap Natuur en Bos van de Vlaamse overheid mee dat Vlaanderen de voorbije twee jaar 8.262 hectare bos heeft bij gekregen en dit zonder een programma van herbebossing. De verbazing was groot, zelfs minister Joke Schauvliege, bevoegd voor milieu, kon het nauwelijks geloven. De vaststelling gebeurde met behulp van luchtfoto's; al wat groen is, hoger dan drie meter en een oppervlakte beslaat van minstens een halve hectare, telt als bos. Een voorstel voor de overheid: subsidieer elke verkaveling als geheel om bomen aan te planten en binnen de kortste keren wordt Vlaanderen het bosrijkste land van Europa. Vlaanderen als één groot bos waarin alle verkavelingen zijn opgenomen!
Wat duidelijk is: ‘de Vlaamse plattelandsidylle van Steuvels en Timmermans is Vlaams Suburbia geworden’, zoals Luc Van Doorslaer stelt (De Standaard 9 oktober 2012). Met de opkomst van de auto begon de stadsvlucht van de burgerij. De stad met haar industrie werd verlaten om te gaan wonen in de ongerepte natuur. De stadsvlucht anno 2013 is er één van een generatie die nog nauwelijks betaalbare woningen kan vinden en wel verplicht wordt om de periferie op te zoeken. De hoge eisen die wij stellen aan onze huisvesting, liefst met garage en grote tuin, versterkten extra deze tendens. Tegelijk stelt men vast dat eigenaars van grote villa's in de periferie verkopen om terug te keren naar de stad in de nabijheid van zorg- en culturele voorzieningen. Het is niet toevallig dat de nieuwe zorgcentra voor oudere mensen gelegen in steden een groot succes kennen en dat het beleid steeds meer de tendens gaat ondersteunen om onze ouderen hun laatste levensjaren te laten doorbrengen in een stedelijke context en niet nabij akkers en weiden.
De stad versus het platteland is geen actueel thema. Sinds eeuwen is er een aantrekkingskracht naar de stad met haar mogelijkheden, bescherming en gelijktijdig de bron van verderf en ondergang. Het verlangen naar de ongerepte natuur, de plaats om in harmonie te leven zoals reeds de Romeinse schrijvers het verwoorden, heeft ook steeds bestaan. Anno 2013 is de grens tussen stad en periferie vager geworden en dit komt niet enkel te voorschijn in onze gebouwde omgeving, het zit ook in onze geest. De ‘suburbianen’, diegenen die wonen in de periferie, zijn gehecht aan hun auto en de nabijgelegen shoppingcentra. Zij komen steeds minder naar de stadscentra, wat in Brussel reeds een realiteit is geworden. De periferiebewoners komen naar de stad voor ontspanning en om te feesten. Goede infrastructuur is gewenst terwijl ze vergeten dat hun bijdrage hieraan nihil is. Inwoners van rijke gemeentes als Latem betalen geen belasting in Gent!
Er is een dualiteit. De auto te veel uit het stadscentrum weren zal ertoe leiden dat de ‘suburbianen’ steeds meer de stad zullen mijden. Tegelijk is te veel automobiliteit in de stad nefast voor de leefbaarheid van de stedeling. Steeds vaker melden de media dat één of andere groep protesteert tegen te veel lawaai of overlast in de stad. Het verhaal rond de Sinksenfoor in Antwerpen haalde regelmatig de voorpagina van de kranten en het tv-nieuws. De indieners van de klacht werden bestempeld als egoïsten die beter zouden terugkeren naar hun villa in Brasschaat. Toch moet je ook vaststellen dat de attracties effectief meer lawaai produceren, zij staan er te schreeuwen om aandacht! Ook in Gent stelt men zich de vraag in hoeverre de Gentse Feesten draagbaar blijven voor de stedelijk bevolking. Afschaffen is niet wenselijk maar aanpassen aan de schaal van de stad is noodzakelijk. Wij moeten aannemen dat er in een stad steeds conflicten zijn geweest en zullen blijven. Het samengaan van wonen en de taak vervullen van centrumfunctie is steeds een evenwichtsoefening. Een nog grotere uitdaging ondervinden de steden met een groot historisch patrimonium. Zij zijn onderhevig aan een grote golf van toeristen waardoor de druk
| |
| |
op de permanente bewoning ook toeneemt. En wat als niet-Europeanen in onze historische steden onroerend goed gaan aankopen?
■ Gent. AG Stadsontwikkelingbedrijf Gent.
Project Hoekwoningen Ledeberg 2012-2013.
Ontwerp: Barak i.s.m. Kris Coremans.
Nieuwe invulprojecten op 8 locaties in Ledeberg. Verschillende ontwerpers werkten hieraan mee o.a. NU Architecten en BULK Architecten.
[© AG SO Gent]
■ Gent. AG Stadsontwikkelingbedrijf Gent.
Project Hoekwoningen Ledeberg 2012-2013.
Ontwerp: Puls i.s.m. Benoît Ottevaere.
[© AG SO Gent]
■ Gent. Vier rijwoningen in Meulesteedsesteenweg ontworpen door URA, Denc!Studio (2 middelste woningen) en De Vylder Vinck Tailleu (links). [© Marc Dubois]
In het voorwoord werd reeds gewezen op de voorspelde bevolkingsaangroei waardoor een gebrek aan woningen zal ontstaan. In de steden tracht men binnengebieden te intensifiëren, zoals voorbeelden in Brugge en Antwerpen. Het zijn punctuele ingrepen om de densiteit op te drijven zonder het stadsweefsel te storen, zoals het pandenbeleid in Gent en de woningen in het Vespa-project van Antwerpen. Volgens de BIV is de oplossing eenvoudig; maximaal de woonuitbreidingsgebieden aansnijden met als bijkomend argument dat de prijzen zullen dalen door meer te bouwen. Tienduizenden percelen liggen te wachten op bebouwing. Bedrijven als Matexi en andere ontwikkelaars hebben een grote stock gronden op goedgekeurde verkavelingen die men wil slijten, gecombineerd met de verkoop van villaatjes met sleutel op de deur. Maar ook veel Vlamingen hebben als belegging een stuk grond gekocht of geërfd om later hun kinderen de kans te geven hun droomhuis te bouwen. Geen enkele politieke partij durft hieraan te raken, voorstellen om bouwgrond op verkavelingen met een geringe densiteit te schrappen of te bevriezen is politieke harakiri plegen. De enige mogelijkheid is de verplichting om de densiteit van de verkavelingen te verhogen, anders kun je geen bouwvergunning bekomen. Een toename van het aantal woningen per ha zal direct tot gevolg hebben dat men tot andere bebouwingswijzen komt dan de klassieke perceelsopdeling. De enige mogelijkheid ligt op fiscaal vlak: een verkaveling lage densiteit 21 procent btw, projecten met een hoge densiteit 6 procent btw. De bouwsector zal een dergelijke piste direct afwijzen als onrealistisch. De klassieke verkaveling is de droom van vele Vlamingen, dus een democratische wens! Maar de vraag blijft wie het onderhoud van deze verkavelingen in de toekomst op zich kan nemen nu de middelen beperkter worden. Om het dan nog
niet te hebben over het groot netwerk van bussen van De Lijn om die verspreide bouwzones te verbinden.
De vraag naar verdichting heeft ook tot gevolg dat woningbouw in de stedelijke agglomeraties voor nieuwe uitdagingen komt te staan. Vanuit dit perspectief anticiperen steden zoals Antwerpen met het ontwikkelen een ‘Hoogbouwnota’. Dat is een niet-bindend document waarin een visie voor hoogbouw wordt uit- | |
| |
gedokterd. De Antwerpse stadsbouwmeester Kristiaan Borret (zie Te Gast) gaat ervan uit dat we niet over hoogbouw spreken als gebouwen lager zijn dan zestig meter. Het is vooral de verhouding tussen de nieuwe torens en de bestaande skyline die bij de studie als referentiekader wordt aangenomen. In andere steden is het ook duidelijk, hoe verder van de historische stad hoe eenvoudig een vergunning wordt verleend voor een toren. De KBC toren in Gent aan de autosnelweg kwam er zonder protest terwijl de woon- en kantoortorens nabij het Sint-Pietersstation veel weerstand kregen van de omliggende bewoners. De keuze voor appartementsbouw in plaats van grondgebonden woningen ligt bijna voor de hand. Het stedenbouwkundig plan voor de Gentse Oude-Dokken kiest voor dit type om tot stedelijke verdichting te komen. Toch is het noodzakelijk om binnen een stedelijke regio ook nieuwe grondgebonden huisvesting te programmeren om tot een goede mix te komen van woontypologieën.
■ Gent. Project Oude Dokken.
Grootste stadsuitbreidingproject in voormalige havenzone.
[© SO Gent]
■ Antwerpen. Westkaaitorens: Zes woontorens op het Eilandje.
Op de achtergrond het MAS en de twee reeds gerealiseerde torens ontworpen door Diener & Diener. Toren ontworpen door David Chipperfield Architect in aanbouw.
Andere torens ontworpen door Gigon & Guyer uit Zürich. [© Kattendijkdok nv]
| |
Kijk op het landschap
Het fotografisch vastleggen van landschappen en mutaties die door de mens werden aangericht, is verhelderend. Het boek Landschappen in Vlaanderen vroeger en nu uit 1981 deed reeds velen de ogen openen. Met een grote precisie wist fotograaf Georges Carlier de plaatsen opnieuw vast te leggen die Jean Massaert in het begin van de 20ste eeuw vereeuwigde. Het idee van vergelijking werd in 2004 hernomen in het project Recollecting Landscapes, ditmaal door de talentvolle fotograaf Jan Kempenaers.
Het voorbije jaar stond het landschap centraal in verschillende publicaties, studies en tentoonstellingen. Het kunstencentrum deSingel presenteerde het werk van de landschapsarchitect Bas Smets, ‘een land zonder landschap’. Zijn eerste retrospectieve is gebaseerd op een theoretische introspectie van de eigen methodiek en op een studie over het landschapsontwerp. Zelfs de Dag van de Architectuur kreeg als slogan ‘Bloeiende Landschappen’.
Kunstcriticus Jeroen Laureys maakte zijn doctoraat rond de perceptie van het landschap door beeldend kunstenaars. Hoe wordt het snel veranderend landschap in Vlaanderen opgenomen binnen hun creatief proces? Hij combineerde deze studie met het samenstellen van een expositie die te zien was in De Warande van Turnhout met werk van onder anderen kunstenaars De Cordier, Raveel en Hans Op de Beeck en fotografen zoals Carlier, De Mulder, Hendryckx en Kempenaers. In het boek komt ook Renaat Braem ten tonele, de architect die in 1968 furore maakte met zijn boek Het Lelijkste land ter Wereld. Deze nieuwe vorm van doctoraat, scriptie samen met expositie, resulteerde in een boeiend project gericht naar een breder publiek. Laureys toont aan dat wij ver verwijderd zijn van het idyllische landschap dat Emile Claus en andere Latemse schilders vastlegden. Het gaat om het ontmaskeren van de idylle als illusie, om een transformatie waarop wij nauwelijks vat meer hebben, de inbeslagname en het consumeren van de open ruimte in een hels tempo. De grootste opmerking is dat zijn kijk nauwelijks een perspectief geeft hoe wij verder in Vlaanderen moeten leven na deze halve eeuw bouwtsunami.
| |
N16 of stimuleren van bewustwording
Het project Route N16 Public Places for Private Experience was gelijktijdig een tentoonstelling en een onderzoeksproject, het aftasten van de publieke ruimte langs de N16 tussen Mechelen, Willebroek, Puurs en Bornem. In samenwerking met het VAi (Vlaams Architectectuurinstituut) werd aan zes architecten gevraagd, gecombineerd met zes beeldende kunstenaars, een tijdelijke ingreep aan te brengen waarmee de vraagstelling rond het landschap wordt scherpgesteld. Christoph Grafe, directeur van het VAi, wijst erop dat het niet gaat om een klassiek locatieproject, maar dat zij veeleer de vraagstelling wil activeren naar de betekenis van de publieke infrastructuur voor het dicht bevolkte Vlaamse landschap. ‘Deze tijdelijke interventies willen vragen stellen, de ervaring prikkelen, iets zichtbaar maken en daardoor subtiele aanzetten aanreiken voor een andere kijk op omgeving.’
In Mechelen wilden Office Kersten Geers David Van Severen samen met Michael Van den Abeele een paviljoen bouwen ‘voor een wensput of een soort wensfontein’. Uiteindelijk werd gekozen voor het idee van een gazobo, een parkpaviljoen. Bij de uitwerking werd het eerder een constructie op vier kolommen met bovenaan vergrote bloemen.
Het collectief Tractor met het project ‘Horizontale Lift’ wilde de bezoeker van zijn oriëntatie beroven en de vraag stellen hoe het zit tussen ruimte en beschutting. Stellen dat een beschutting een vorm is van zelfbedrog is wel een extreme stellingname bij een project rond publieke ruimte. Het was veeleer een concept van ‘private experience’. Nabij het Fort van Breendonk vonden De Vylder Vinck Taillieu samen met Sarah & Charles twee vervallen, onbewoonde rijwoningen met twee blinde gevels. Door het aanbrengen van een betonnen sokkel rond deze af te breken woningen
| |
| |
kreeg het geheel de status van een object, zelfs een kunstwerk op een sokkel. Zoals in het Breendonk Memorial het leven afwezig is, zo blijft ook in de twee huisjes enkel de herinnering. Van de bestaande huisjes werd ook een maquette gemaakt, een 3D voorstelling van wat binnenkort wordt gesloopt. Het bureau uapS (Anne Mie Depuydt et Erik Van Daele) samen met Wesley Meuris kozen voor een voetbalveld met een bescheiden tribune. Door aan de achterzijde dezelfde tribunevorm aan te brengen werd de nadruk gelegd op het aanpalende waardevolle natuurgebied.
■ Willebroek / Project N16 (nabij Fort van Breendonk).
De Vylder Vinck Taillieu samen met Sarah & Charles.
[© Marc Dubois]
■ Heffen / Project N16.
Bureau uapS (Anne Mie Depuydt et Erik Van Daele) samen met Wesley Meuris.
[© Marc Dubois]
■ Bornem / Project N16.
Gereconstrueerd anoniem dak.
Philippe Vander Maren samen met Richard Venlet.
[© Marc Dubois]
■ Puurs / Project N16.
Robbrecht en Daem Architecten samen met Valérie Mannaerts.
[© Marc Dubois]
Philippe Vander Maren samen met Richard Venlet kozen voor een industrieterrein met een net afgebroken fabrieksgebouw. Op deze site maakten zij een reconstructie van een banaal schuurtje op vier kolommen omschreven als ‘Poor Architecture’. Een constructie die de bezoeker op het verkeerde been weet te zetten; het gaat om grond in bezit nemen om er vervolgens iets functioneels op te zetten. Juist het gebruiksloze, enkel een bescherming, wordt hier het thema van de ingreep. Het omschakelen van landbouw- in bouwgrond is ook het thema van Robbrecht en Daem Architecten samen met Valérie Mannaerts. Op een akkeren weiland naast de N16 werden met linten geometrische vlakken afgebakend alsof men binnenkort zou starten met het aanbrengen van fundering voor een industriecomplex. De objecten doen reeds veel vermoeden, het is alsof de eerste bouwmaterialen al zijn aangekomen.
| |
Hoe landelijke gebieden verdichten
Niet enkel met een verdichting van de stedelijke agglomeratie kan je tot een efficiënt grondgebruik komen. Ook de vraag hoe wij met onze landelijke gebieden moeten omgaan, moet worden gesteld. Is de lage densiteit van de vele verkavelingen nog wel maatschappelijk te verantwoorden? Met zijn onderzoeksproject PLAPERI (platteland & periferie) stelt architect Guy Cleuren de vraag of naast een stedelijk luik niet dringend een alternatief moet worden ontwikkeld voor een landelijke bebouwing, waarbij meer een accent komt te liggen op collectieve woonvormen en behoud van privacy. Hoogbouw is niet geschikt en de klassieke verkaveling neemt te veel plaats in. Hoe kan je een bebouwing ontwikkelen waarbij een densiteit van 100 woningen per ha kan worden bereikt? Cleuren omschrijf zijn onderzoek als een polemische stedenbouw omdat een andere zienswijze wordt geponeerd waarbij een andere band ontstaat tussen bebouwing en landschap. Hij vertrekt vanuit twee mogelijkheden: woonlandschap en woonkorven. Een andere stedenbouwkundige typologie (boomgaardmodel / steegmodel, enzovoort) is noodzakelijk als alternatief voor de ruimte verslindende verkavelingen. De vraag blijft of naast de vele verkavelingen die reeds zijn goedgekeurd, er een politieke wil is in landelijke gebieden om de alternatieve weg in te slaan die Cleuren aangeeft?
Maar zijn er geen andere mogelijkheden om in dorpskernen tot verdichting te komen? Het voorbeeld van de Lidl-winkel in Wellen nabij Hasselt was een piste die spijtig genoeg geen navolging kreeg omdat het stedenbouwkundig beleid van de overheid nog te veel het zoneringidee wil hanteren in plaats van een combinatie tussen handelinfrastructuur en wonen. Architect Bart Lens (Lens Asso) kon de bouwheer overtuigen om boven de winkelruimte woningen met terrassen te bouwen. Een kolomloze handelsruimte omdat de balken fungeren als muren van de woningen. Had men maar in Vlaanderen beslist om deze strategie te volgen en te verplichten, bebouwing boven alle baanwinkels, dan hadden wij honderden ha open ruimte kunnen vrijwaren. Pijnlijk is dat dit voorbeeld niet eens het Jaarboek Architectuur Vlaanderen haalde en zelfs geen vaktijdschrift. Het is maar een Lidl-winkel!
| |
Meer te lezen
De kijk op het landschap tussen België en Nederland verschilt fundamenteel. Karel Wuytack belicht een paar aspecten in een brede context. Luc Deleu benoemde zichzelf reeds vanaf de jaren 1960 een architect-orbanist. De taak volgens hem is het ontwikkelen van een globale visie die verder reikt dan de stedelijke context. In een interview met Jan Storms geeft hij zijn visie op Vlaanderen en stedenbouw in het algemeen.
Sinds 1999 heeft Vlaanderen een Bouwmeester. Na bOb Van Reeth en Marcel Smets is Peter Swinnen aan zet en legt hij ook zijn accenten. Een ervan is het pilootproject ‘wonen & nieuwe vormen van collectiviteit’. Daarbij is het compact wonen het centrale thema om tot een efficiënter ruimtegebruik te komen. De tekst van Swinnen is geen theoretisch verhaal maar vormt de aanzet tot debat en concrete bouwinitiatieven. Het omgaan met de ruimte en het identificeren van de bebouwing kwam
| |
| |
al aan bod in de bijdrage van Vlaanderen aan de Architectuurbiënnale Venetië 2012, een gezamenlijk project van de Vlaamse Bouwmeester en het VAi, en ontwikkeld door een groep architecten en een kunstenaar.
■ Studie architect Guy Cleuren.
■ Wellen (bij Hasselt). LIDL Winkel. Lens Asso / Bart Lens.
[© Marc Dubois]
In het kader van het project ‘Het gedroomde landschap’ georganiseerd door de Warande in Turnhout werd reeds verwezen naar de expositie en het boek Weg Van Vlaanderen. Een belangrijk luik van het project is het Landschapslab met de vraagstelling naar de actuele ruimteontwikkeling in kleinere gebieden en op welke wijze het ontwerpende onderzoek een bijdrage kan leveren om inzicht te verwerven en om een strategie uit te bouwen. Dit onderdeel werd gecoördineerd door het architectuurcentrum Ar-Tur onder leiding van Edith Wouters die in dit themanummer een verslag brengt van dat onderzoeksproject.
Naar aanleiding van het project N16 Public Places for Private Experience schreef Oscar van den Boogaard een column in De Standaard die wij hier hernemen. Binnen het stedelijke landschap is de publieke ruimte van cruciaal belang om tot een betere levenskwaliteit te komen. De laatste jaren werd in vele steden en gemeenten een grote inspanning gedaan om de publieke ruimte op een zinvolle wijze opnieuw aan te leggen. Het artikel is geen opsomming van de projecten. Het accent ligt op vijf projecten die Robbrecht & Daem, soms in samenwerking met Marie-José Van Hee, hebben ontworpen, van het museumplein in Antwerpen tot de centrumpleinen in Gent. Tot slot belicht Jean Luc Meulemeester het fenomeen dat het Vlaamse landschap van De Panne tot Maaseik heeft getransformeerd: de verkeersrotonde. Daarbij de vraag of deze locacties al dan niet geschikt zijn voor kunstintegratie.
De opnames die de jonge fotograaf Dieter van Caneghem maakte voor dit themanummer in opdracht van Karel Wuytack zijn een eerbetoon aan Jean Brusselsmans, een groot schilder die zijn omringend landschap van het Pajottenland heeft vastgehouden. Speciaal voor dit themanummer ontwierp Marijn Dionys een cover. De ambitie van Kunsttijdschrift Vlaanderen is om jonge creatieve ontwerpers een kans te geven. Een beter gecondenseerd beeld voor dit themanummer was nauwelijks te bedenken.
| |
Bibliografie
Vanhecke, Leon, Charlier Georges en Verelst, Luc, Landschappen in Vlaanderen vroeger en nu. van groene armoede naar grijze overvloed, Meise, 1981. |
Dubois, Marc (red.), De rijwoning in Vlaanderen, Themanummer Kunsttijdschrift Vlaanderen nr. 259, 1996. |
Bekaert, Geert, De Boeck, Lieven, Xaveer De Geyter Architecten, After-Sprawl / onderzoek naar de hedendaagse stad, NAi Uirgevers & deSingel, Rotterdam, Antwerpen, 2002. |
Tijdschrift S&RO (Stedenbouw & Ruimtelijke Ordening), nr. 4, 2005. Themanummer Vlaanderen met tekstbijdragen van Rik Houthaeve, Pascal De Decker, Evert Lagrou, Jef Van den Broeck, Filip Vanhaverbeke, Bruno De Meulder, David Hendrickx. |
Uyttenhove, Pieter, Recollecting Landscapes Herfotografie, geheugen en transformatie 1904-1980-2004, Gent, A&S Books, 2006. |
Swinnen, Peter, Grafe, Christoph (red.), The ambition of the territory - Vlaanderen als ontwerp, 2012 (deelname Architectuurbiënnale Venetië 2012). |
Cleuren, Guy, Woonlandschap en Woonkorven / Plaperi: woonverdichting en nieuwe landschappen op het platteland en in de periferie, Bilzen, 2013. |
Ivens, Griet, Van den Broeck, Ina, (red.), N16 Public Places for Private Experience, APE#028, Gent, 2013. |
Laureyns, Jeroen, Weg van Vlaanderen / Hedendaagse Vlaamse landschappen in de beeldende kunst 1968-2013, Hannibal, Veurne, 2013. |
Kesbeke, Wouter, Schuermans, Nick, Vandekerckhove, Brecht, De Decker, Pascal, Honkvast in tijden van verandering, Lannoo Campus, Leuven, 2013. |
Van den Boom, Herman, NEIGHBOURS 2, 2013 (www.blurb.com) |
|
|