Allegorie op de vruchtbaarheid van het land
Olieverf op doek, 180 x 241 cm, ca. l623-'25 Brussel, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België
In de Jordaensliteratuur geldt dit somptueuze en bijzonder harmonisch opgebouwde schilderij terecht als één van de meest hoogstaande meesterwerken van de kunstenaar. Dat de iconografie ervan verwijst naar de antieke cultuur, was van het begin af aan duidelijk. Het werd reeds betiteld als De allegorie van de Vruchtbaarheid van de Aarde, toen het in de achttiende eeuw in Den Haag werd geveild door de familie Della Faille. Ook de moderne kunstliefhebber kan, net zoals Jordaens' tijdgenoten, in het uitdrukkelijk voorkomen van naakten en halfnaakten, aanvoelen dat hier een wereld uit een ver verleden is afgebeeld. En hij kan in de schoonvormelijke vrouwen en in de mannen met bokkenpoten, nimfen en saters en dus wezens uit de antieke mythologie herkennen. De verdienstelijke Jordaenskenner Roger - A. d'Hulst identificeerde deze en een aantal verwante mythologische voorstellingen in Jordaens' oeuvre als de ‘Hulde aan Pomona’; Romeinse godin van groenten en fruit aan wie saters de vruchten van het land aanbieden.
De tentoonstelling in Brussel en Kassel heeft echter tot de ontdekking geleid dat Jordaens' band met de antieke kunst hier veel hechter is dan ooit in de kunstgeschiedenis werd vermoed. Inderdaad, zowel de friesachtige compositie in haar geheel, als de figuren afzonderlijk, gaan direct terug op een Romeinse sarcofaag met De bruidsstoet van Bacchus en Ariadne uit de tweede eeuw n.C. Vandaag bewaard in het British Museum te Londen, bevond dit Romeinse stuk met indrukwekkend hoogreliëf zich in Jordaens' tijd in de beroemde verzameling van de Villa Montalto te Rome, waar ze door Rubens is gezien, getuige een schaarse overgeleverde nota uit zijn Romeinse dagboek. Rubens moet het fries op de voorzijde wellicht in detail getekend hebben vanuit zijn levendige archeologische belangstelling, aangezien sommige houdingen van de ledematen die in Jordaens' schilderij uit ca. 1623-'25 afwijken van het antieke voorbeeld in zijn huidige vorm, overeenkomen met breuklijnen tussen originele partijen en latere restauraties van de sarcofaag. Jordaens moet tot die tekeningen wellicht toegang hebben gehad in het atelier van Rubens, waar hij - dat is ook de stelling van de tentoonstellingscatalogus - pas het vrijmeesterschap verworven hebbend in 1615 - als reeds volleerd meester bedrijvig moet zijn geweest omstreeks 1616 - '17. Bovendien inspireerde ook Rubens' tijdgenoot en tevens Italiëreiziger Abraham Janssen (Luik? ca. 1571/77-Antwerpen 1632) zich voor zijn schilderijen meermaals rechtstreeks op Romeinse sarcofagen in Italië, wat doet vermoeden dat ook diens bezuiden de Alpen gemaakte tekeningen een belangrijke inspiratiebron kunnen hebben gevormd voor Jordaens.
Maar Jordaens deed meer dan alleen de antieke kunst nabootsen: geheel in overeenstemming met de kunstopvattingen van zijn tijd, wedijverde hij er ook mee door erop te variëren. Hij deed dit door de hoogreliëf-compositie van de sarcofaag te combineren met antieke rondsculpturen in de beroemde poses waarvan hij levende modellen liet poseren. Dat is het geval met de ‘Nimf met schelp’ uit de Borghesecollectie (heden in het Louvre), die we in de zittende nimf rechts vooraan herkennen; of ook met de al even beroemde en ook in prentwerk toegankelijke gehurkte ‘Nimf van Doidalses’ die hij, omgewerkt tot een sater van het mannelijke geslacht, links vooraan liet neerknielen.