[nummer 329]
[Woord Vooraf]
Poëzie stamt als woord van het Griekse ‘maken, scheppen, creëren’. De dichter brengt ons in zijn wereld die hij zelf tot stand heeft gebracht. Die creatie hoeft niet sur-reëel te zijn en dus ontkoppeld van het dagelijkse leven. Zij kan evengoed anders zijn omdat de dichter een deel van de werkelijkheid laat zien die we met het blote oog niet opmerken. Hij voert en ver-voert ons bovendien met zijn taal.
Poëzie komt vaak tot stand uit een noodgevoel, een verdriet, een verlangen naar het Verloren Paradijs.
Hubert van Herreweghen brengt ons in zijn wereld, door zijn groot taalkunstenaarschap dat ontstond uit de verwondering en bewondering om het gewone, uit dat gewone gevoel voor schoonheid. Een Vlaams-Brabander is van nature niet zo verscheurd en tragisch als een West-Vlaming kan zijn. Daarom is de poëtica van Van Herreweghen van een ontstellende eenvoud:
‘poëzie komt uit die ogen
waar het liefdeslied begon
en de beving van een mond,
de verbazing om 't gewone,
wat daar staat, gereed, gezond,
't allermeest gewone is 't schone.’
Vlaams-Brabant is het land van Brueghel. Het Pajottenland is het vaderland van de dichter. Brueghel had zin voor de tragiek, maar in zijn ‘Val van Icaros’ ziet men verborgen op het schilderij de val maar op het voorplan de boer die voortploegt. De nuchtere Brabander voor wie het leven is zoals het is:
‘Ik zeg de dingen die ik zag.
Waarheid alleen is mijn bejag.
En, doen de wolken hun beklag,
Toch gaat de zon op, iedere dag.’
In het oeuvre van Van Herreweghen is het sacrale fundamenteel aanwezig. Reeds in zijn jonge mannenjaren klonk het: ‘Er is maar één alternatief: word ik gered of niet gered’.
Nog een reden waarom ik me verbonden voel met het werk van de dichter naast het Brabantse en het religieuze is dat hij zelfs beter wordt met het ouder worden! De vitaliteit van de bijna negentigjarige is ontstellend. Zijn taalkracht verhoogt zelfs. Het volstaat zijn bundel De lamentatie van de melaatse koning (2008) te lezen met de opeenvolging van ‘ag’ en ‘ach’ die de klachten nog zwaarder doen klinken. Zelf ouder wordend klamp ik me vast aan een ander vers:
‘Beklaag niet de stokoude man,
die op de stoep, zo snel hij kan,
de zolen schuifelt een voor een,
om tussen voet en voet te wachten
tot hij weer klaar is met een been.
Hij huppelt in gedachten.’
Hubert van Herreweghen huppelt niet alleen verder in zijn gedachten, maar hij stapt gezwind verder in de taal die de dichter plooit naar zijn wil. Hij is de ‘meester’ van de taal. Een meester ook in die andere betekenis! Hij is de grootste, levende Vlaamse dichter.
Herman Van Rompuy
Voorzitter van de Europese Raad