| |
| |
| |
Samenstelling Geert Swaenepoel
Bibliotheek
Algemeen
Pierre Delsaerdt & Marcus de Schepper (red.)
LetterS in de boeken. Liber amicorum Ludo Simons, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 2004, 367 p. € 24,95 Ludo Simons, hoofdbibliothecaris van de Universiteit Antwerpen, hoogleraar boek- en bibliotheekwetenschap aan de universiteiten van Antwerpen en Leuven én auteur van onder meer het onvolprezen, tweedelige Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen (Lannoo, 1984-1987), ging in oktober 2004 met emeritaat. Als afscheidsgeschenk bood men hem deze lijvige feestbundel aan, typografisch onberispelijk vormgegeven door meester-boekverzorger én vriend van de gelauwerde Louis Van den Eede. Maar liefst een 40-tal bevriende auteurs uit binnen- en buitenland leverden een bijdrage over één van de domeinen waarin Simons zelf uitblinkt en die blijkens het ‘Lectori Salutem’ van de samenstellers kunnen worden samengevat met een algemeen thema als ‘het boek in Vlaanderen en Nederland’: ‘De Lage Landen, Nederlands en Nederduits’, ‘Het boekenvak vroeger en nu’, ‘Bibliotheken en verzamelaars’ en ‘De geschiedenis van de Nederlandse letterkunde’. Deze vier afdelingen worden voorafgegaan door enkele biografische portretten en door een bibliografie van Simons' publicaties. Tussenin zorgt een handvol literaire teksten en tekeningen ervoor dat dit werk het doorsnee, veelal saaie ‘vriendenboek’ overstijgt. Lees er bijvoorbeeld het gevoelige gedicht maar eens op na waarmee dichteres Jo Gisekin, Simons' echtgenote, de bundel afsluit.
[Patrick Auwelaert]
| |
Filosofie en religie
Reza Aslan
Geen god dan God, Oorsprong, ontwikkeling en toekomst van de islam. De Bezige Bij, Amsterdam, 2005, 384 p. € 24,50
Is de moslimcultuur onverenigbaar met verlichte en democratische waarden als liberalisme, pluralisme, individualisme en mensenrechten? Is de botsing tussen de moderne westerse samenlevingen en de dictatoriale samenlevingen van het Midden-Oosten onvermijdelijk? Het is foutief te denken dat het gaat om een botsing van beschavingen. Het gaat veeleer om een eeuwenoude botsing van monotheïstische religies. In zijn boek Geen god dan God gaat Reza Aslan nog een stap verder door te stellen dat de aanhoudende botsing eigenlijk gelegen is in de islam zelf. Het is een conflict tussen enerzijds moslims die hun religieuze waarden met de moderne wereld willen verzoenen en anderzijds moslims die op het modernisme reageren door - soms fanatiek - tot de fundamenten van hun geloof terug te keren. Aslan behoort duidelijk tot de groep van vooruitstrevende moslims die pleiten voor een historisch-kritische benadering van de eigen traditie. In dit boek wordt de hele geschiedenis van de islam verontmythologiseerd: de Ka'ba, de profeet Mohammed, de Koran, de sharia, de vijf zuilen van de islam,... Oorsprong en ontwikkeling van de islam krijgen alle aandacht. De toekomst blijft een open vraag. God is één, maar de islam beslist niet. Die wordt getekend door een grote diversiteit. Wie zal de toekomst bepalen, de hervormers of de fundamentalisten?
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Beeldende kunst
Peter Rietbergen en Tom Verschaffel
Broedertwist. België en Nederland en de erfenis van 1830. Waanders, Zwolle, 2005, 128 p. € 22,50 Naar aanleiding van de tentoonstelling Broedertwist.

België en Nederland en de erfenis van 1830 die tot 8 januari 2006 in het Noordbrabants Museum in 's Hertogenbosch loopt en wat later ook in Leuven (tot 23 april 2006) zal te zien zijn, verscheen een fraai uitgave met een reeks historische bijdragen. Het gaat dus niet om een catalogus met een bespreking van de tentoongestelde objecten, schilderijen en beelden, wel over een tiental artikels die bijna afwisselend door de Nederlander Peter Rietbergen en de Belg Tom Verschaffel werden geschreven. Beide auteurs zijn verbonden aan een universiteit: de Radboud Universiteit in Nijmegen en de Katholieke Universiteit in Leuven. De diverse bijdragen handelen uiteraard over de moeilijkheden die leiden tot de splitsing van België en Nederland omstreeks 1830, over de eigenlijke revolutie maar evenzeer over de erfenis van 1830. Interessant, zowel in het boek als in de tentoonstelling, is het overzicht van de middelen die vooral de jonge staat België gebruikte om zich te profileren. Het nationale verleden werd uitgebreid verheerlijkt. Hierbij werden in de meeste steden geen geld gespaard en werden alle helden van weleer uit de schuif gehaald. Het resultaat was een reeks monumentale standbeelden, een galerij van portretten en vele theatrale schilderijen. Verder komen zowel in het boek als in de tentoonstelling de visies van beide landen als contract duidelijk tot uiting. De goed gekozen illustraties, een index en een bibliografie zorgen er voor dat de uitgave meer dan af is.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Rob Dückers en Pieter Roelofs
De gebroeders Van Limburg. Nijmeegse meesters aan het Franse hof 1400-1416. Ludion, Gent, 2005, 448 p. € 34,90
Naar aanleiding van de tentoonstelling De gebroeders Van Limburg. Nijmeegse meesters aan het Franse hof 1400-1416 die tot 20 november 2005 in het Museum ‘Het Valkhof’ in Nijmegen liep, verscheen werkelijk een monumentale catalogus met een uitzonderlijk aantal wetenschappelijke bijdragen en beschrijvingen. Alleen al een opsomming maken van de diverse auteurs die eraan meewerkten beslaat ettelijke lijnen.
De kern van de tentoonstelling bestond uit zeventien originele pagina's uit Les Belles Heures dat bewaard wordt in het Metropolitan Museum of Art in New York. Verder waren ook de handschriften gerealiseerd door Herman, Paul en Johan van Limburg uit de Bibliotheca Apostolica in Rome en uit de Bibliothèques Nationale in Parijs aanwezig. Het nog meer beroemde handschrift Les Très Riches Heures uit het kasteelmuseum Condé van Chantilly nabij Parijs lag er niet, toch niet in origineel. Toch hadden de Nederlanders ruimschoots gebruik gemaakt van dit wereldberoemde getijdenboek, uitgevoerd in opdracht van de Franse hertog Jean de Berry, om de publiciteit van de tentoonstelling te ondersteunen. In feite deed die afwezigheid niets af van de kwaliteit van de tentoonstelling of van de bijhorende catalogus. In beide komen naast de periode waarin de kunstenaars leefden, allerlei aspecten van deze miniatuurkunst aan bod. We denken aan de inhoud van de handschriften, de vorm, de stijl, het aanmaken, het verluchten en de technieken. Het geheel werd omkaderd door een reeks andere handschriften, documenten, beeldhouwerken, schilderijen, penningen, edelsmeedwerk en gebruiksvoorwerpen uit de late veertiende en begin vijftiende eeuw. Muziek en literatuur ontbraken evenmin. Een index vervolledigt het nieuwe standaardwerk over deze uitmuntende meesters.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Architectuur
Stéphane Beel 1992-2005. Estranged familiarity
El Croquis nr.125 www.elcroquis.es
Het werk van architect Stéphane Beel (o1955) kent reeds jaren een internationale belangstelling. Zijn gebouwen en projecten werden opgenomen in toonaangevende vakbladen zoals Domus, Casabella, Baumeister en A+U, een trendzettend maandblad in Japan. Een bekroning is echter een invitatie om je werk te presenteren in het Spaanse vakblad El Croquis (Spaans & Engels). Het nummer 125 is volledig gewijd aan Beel, de eerste Belg die in aanmerking is gekomen.
El Croquis is meer dan een tijdschrift, het heeft het statuut van een monografie met een veel grotere uitstraling dan een boek. Als men de lijst overloopt wie geïnviteerd werd om zijn of haar werk te presenteren, dan moet men vaststellen dat enkel de grote namen van de internationale architectuurscène de eer te beurt valt om in dit blad te worden opgenomen. Achteraan staat steeds een overzicht van de vorige nummers, de lijst is indrukwekkend: Gehry, Koolhaas, Ito, Herzog & deMeuron, Sejima, Perrault, Nouvel, Siza, Souto do Moura, Moneo, MVRDV, Hadid, Arets,... El Croquis kent een world wide verspreiding en wordt gedrukt op meer dan 20.000 exemplaren. Daarbij komen er nog eens 2000 exemplaren in het Chinees.
Het Beel nummer bevat werk vanaf 1992 tot heden, een selectie van zijn belangrijkste gebouwen: Villa M, Tacktoren te Kortrijk, het Raveel Museum te Machelen, Paviljoen Rubenshuis te Antwerpen, het rehabilitatiecentrum ‘Klim Op’ van de CM te Eeklo, de eerste fase van de uitbreiding van deSingel te Antwerpen en een aantal woningen. Het nummer bevat twee uitvoerige tekstbijdragen, één gesprek met Moritz Küng en een tekst van Juan Antonio Cortés. Op de kaft staat woning DF te Kortrijk. Wat opvalt is de grote hoeveelheid aan woningen. In geen enkel land in Europa is de cultuur van de individuele
| |
| |
woning zo sterk aanwezig dan in Vlaanderen. Wie de Belgische architectuur van de 20ste eeuw doorneemt komt onder de indruk van de hoge kwaliteit aan privé woningen. Naast zijn grote opdrachten blijft Beel werken aan bijzondere woningen, meestal aangegeven met initialen om de privacy van de bewoners te beschermen. Er werd ook gekozen voor een groot aantal projecten die gerealiseerd zijn of in een fase zijn dat de bouw zal starten binnen één à twee jaar, zoals de tweede uitbreiding van deSingel, de Museumsite in Leuven en de projecten voor de Gentse Universiteit, deze laatste in samenwerking met Xaveer De Geyter. Het accent ligt bij Beel op het concreet bouwen, de taak van een architect is niet het produceren van mooie beelden om architectuurtijdschriften te vullen. Het geduldig werken aan een project om de slaagkansen tot bouwen te optimaliseren is een belangrijk gegeven dat ook tot uitdrukking komt in dit El Croquis nummer.
[Marc Dubois]
| |
Literair proza
Anna Enquist
De thuiskomst. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005, 415 p. € 19,95
Met De thuiskomst brengt Anna Enquist deze keer geen autobiografische lectuur maar kiest ze voor het genre van de historische roman. Enquist voer de lezer mee naar het voorjaar van 1775. Elizabeth Batts wacht in haar huis op Mile End op de thuiskomst van haar man, de beroemde zeevaarder en ontdekkingsreiziger James Cook. Hij is begonnen aan de laatste etappe van zijn tweede grote wereldreis, waarin het zuidelijk halfrond in kaart moet worden gebracht. James Cook is intussen een beroemd man geworden, die ondanks zijn eenvoudige afkomst de hoogste sociale elite van Engeland mag frequenteren. In De thuiskomst portretteert Anna Enquist de ontdekkingsreiziger als echtgenoot en als vader, door de ogen van zijn vrouw Elizabeth bekeken. Terwijl haar man altijd weer gedurende jaren op zee is, zorgt zij thuis voor het gezin. En niet alleen James Cook kent een hard leven; ook Elizabeth krijgt haar deel te verwerken: de emotionele uitputting van het thuis wachten is groot. En uiteindelijk overleeft Elizabeth niet alleen haar man, maar ook hun zes kinderen. De emoties van Elizabeth Batts worden door de auteur goed en geloofwaardig uitgetekend. Daar tegenover is Cook een kind van zijn tijd: de wereld moet geobserveerd en beschreven worden. Toch is die tegenstelling niet absoluut. Elizabeth is geïnteresseerd in belevenissen van haar man en helpt hem met het redigeren van zijn scheepsjournaals. De thuiskomst is historisch goed gedocumenteerd en geeft een goed beeld van het leven aan boord van een schip evenals van het leven in Engeland aan het eind van de 18e eeuw. De personages worden door Enquist scherp en krachtig neergezet. Zwakke plek in De thuiskomst is de spankracht van het verhaal. Die gaat na de dood van Cook langzaam maar zeker verloren.
[Geert Swaenepoel]
| |
Yolanda Entius
Rakelings. Querido, Amsterdam, 2005, 250 p. € 17,95 Ron en Theo, Lisa, Mark, Maria, Douwe, maar ook Jana, Anke, Jan en Johan spelen in dit verhaal van Yolanda Entius elk hun eigen rol. Hun levens hebben eigenlijk niets met elkaar te maken en toch weer wel. Ze kruisen elkaar rakelings, althans daar is de auteur goed in geslaagd. Twee broers runnen de fietsenzaak van hun overleden vader, tot de oudste, Theo, vertrekt. Echter niet
nadat hij Jana, de Poolse vriendin van zijn broer heeft ‘afgekocht’. Die avond wordt hij door Maria K. met een hamer bewerkt. Lisa heeft genoeg van haar overspelige minnaar en opent een hotelletje. Mark, ooit geadopteerd en uitgeweken, is in de buurt op zoek naar zijn stiefzus Maria. Zonder zijn ware identiteit te onthullen, zoekt hij contact en Maria wordt verliefd op hem. Na een bizarre gebeurtenis in het hotelletje van Lisa, vlucht Maria en ontmoet Theo. In het tweede deel lees je hoe Douwe zijn zoontje Jan verliest in een busongeluk. Zijn vrouw, Anke, is bij de geboorte van Jan getroffen door een hersenbloeding en leeft nu ‘als een zak snot’. Hoe Maria en Douwe elkaar ontmoeten en wat voor gevolgen dat heeft voor bijna alle betrokkenen, geeft de schrijfster op een mooie manier weer. In een sobere stijl vertelt hoe ze hoe Maria bijvoorbeeld brieven schrijft aan haar doodgeboren gewaande broertje, dat ze Johan noemt. Lisa en Mark, maar ook Mark en Maria, Maria en Douwe, maar ook Douwe en Lisa. Johan en Maria, maar ook Johan en Douwe. Lisa en Maria, Jana en Lisa. Als uitgangspunt neemt de auteur een krantenbericht met langs de ene kant een kort relaas over een hamer-incident tussen Theo Z. en Maria K., en langs de ander kant een bericht over een busongeluk in de Alpen waarbij één jongen sterft. Yolanda Entius is niet vies van emoties, maar kan ze op een zo'n manier brengen dat je nooit denkt aan sentimentaliteit. Als lezer zie je de personages, hun leven en hun emoties als het ware in een film voor je afrollen. Ongetwijfeld hebben de beroepsactiviteiten van de auteur een rol gespeeld. Ze volgde de Toneelschool in Amsterdam en is scenarioschrijver en regisseur. Haar debuutroman is mooi ineengeweven. Je ziet de personages als het ware naar elkaar toe glijden. Entius laat ze elkaar en ook zichzelf leren kennen. Hield Douwe dan
misschien toch niet genoeg van zijn zoontje? Hield de moeder van Maria misschien dan toch meer van haar broertje? Jammer van het einde. De epiloog is er net een beetje te veel aan. Geen literatuur om van achterover te vallen, maar wel een mooi geschreven relaas over hoe mensenlevens elkaar, al dan niet gewild, kruisen. Een niet-onverdienstelijk debuut.
[Joke Depuydt]
| |
Poezïe
Rozalie Hirs
[Speling], Querido, Amsterdam, 2005, 55 p. € 17,95 [Speling], de derde dichtbundel van
Rozalie Hirs, valt op door enkele formele merkwaardigheden. Zo is elk gedicht één regel langer dan het voorafgaande, alsof het aanzwellende muziek betreft. [Speling] is dan ook sterk muzikaal: naast de minutieuze aandacht die de dichteres - overigens een geschoolde componiste - besteedt aan ritme en klank, valt ook het laatste gedicht op, dat geconcipieerd werd als een literaire partituur voor meerdere stemmen. Een apart te bestellen cd'tje laat de lezer het resultaat van dit interessant experiment ook horen. Hirs' poëzie is niet alleen in formeel opzicht meerstemmig: soms klinken haar gedichten speels en kinderlijk, dan weer zijn ze meer uitgepuurd en ernstiger. Het lyrische subject kijkt met een blik van ‘speling’, een manier van kijken die afwijkt van het gewone. Zo wordt de speling tussen schaduw en zon onderzocht, tussen geluid en echo, ‘tussen man/een vrouw misschien/ tussen nu/ en nu niet’ (36). In [Speling] weerklinken echo's van kinderrijmpjes, sprookjes en raadsels. In die zin herinnert Hirs' werk aan de poëzie van die andere Nederlandse dichteres, Fritzi Harmsen van Beek.
Zonde dat deze originele en fraaie verzen ontsierd worden door melige, clichématige wendingen en gratuite woordspelletjes. [Speling] schippert tussen banaliteit en inventiviteit, tussen sentimenteel en sensationeel.
[Cathérine De Kock]
| |
Philip Hoorne
Het ei in mezelf. Gedichten. Uitgeverij 521, Amsterdam, 2005, 48 p. € 16,90
Philip Hoorne is een dichter die, net zoals zijn Nederlandse pendant Ingmar Heytze, een groot publiek zal aanspreken. Deze dichters zorgen voor een traan en een lach, zijn observator van het kleine leven en schieten troostend ter hulp bij de tragiek van alledag. Bovendien hanteren ze bewust een onliteraire taal en wedden ze helemaal op het (stilistische of inhoudelijke) verrassingselement waarop hun verzen drijven. Dat levert soms hele slechte verzen op, maar in hun beste momenten bevatten dergelijke gedichten het charmante potentieel om de poëzie ook werkelijk aan de man te brengen, iets waar highbrow literatuur dikwijl niet in slaagt.
Het ei in mezelf is alweer de derde bundel van de Vlaamse dichter en poëziecriticus Hoorne. Zijn nieuwste gedichten (waarvan er enkele een voorpublicatie in Kunsttijdschrift Vlaanderen beleefden) zijn gemaakt volgens het succesvolle recept van zijn vorige werk. Opnieuw presenteert de dichter absurde tafereeltjes waarin hij op de beste momenten de alledaagse werkelijkheid genadeloos fileert. Hoorne weet met het meest banale gegeven als uitgangspunt prettige dingen te doen. Telkens ontregelt hij een uitdrukking (‘Comme chez moi’) of verschuift hij een paar letters in een woord (‘Bosbegeer’) waardoor hij de mogelijkheid krijgt om een verhaaltje te vertellen. Die verhaaltjes zijn altijd vermakelijk, maar soms ook een beetje vrijblijvend en dat is jammer, want net waar Hoorne subtiele maatschappijkritiek weet te combineren met zijn absurde humor, zoals in de twee net genoemde gedichten volop gebeurt, daar is zijn poëzie op haar sterkst. Hoornes bijwijlen scherpe gedichten zijn echter toch vooral leuke ontspanningslectuur.
[Carl de Strycker]
| |
Lloyd Haft
Formosa. Gedichten. Querido, Amsterdam, 2005, 84 p. € 20,95
De Amerikaanse sinoloog Lloyd Haft die al jaren in Nederland leeft en ook in het Nederlands poëzie publiceert, onderzocht in zijn bundel Atlantis wat het betekent om zoon te zijn van twee vaderlanden. Door zijn huwelijk met een Taiwanese kwam daar nog een derde vaderland bij: Taiwan, door Portugese ontdekkingsreizigers Ilha formosa - mooi eiland - genoemd. De tweetalige (Engels-Nederlandse) bundel Formosa is niet enkel een ode aan zijn geliefde, het is ook vanuit de confrontatie van een westerling met de Oosterse natuur en cultuur een zoektocht naar ‘het schone’. Dat levert meditatieve gedichten op die veelal de natuur tot onderwerp hebben. Opvallend vaak gaat het over bomen en water, maar zonder ooit banaal te worden. Haft weet met deze fundamentele thematiek en basale woordenschat in voluit
| |
| |
poëtische verzen een haast religieuze sfeer op te roepen. Daarbij zijn de Nederlandse gedichten niet de loutere vertaling van de Engelse, al zijn ze er wel op gebaseerd. Haft heeft in beide talen nadrukkelijk aandacht over de poëtische kracht van de taal en hecht klaarblijkelijk minder belang aan de letterlijke overdracht van de inhoud. Dat heeft het interessante effect dat je als lezer meteen ook beleeft wat het betekent om iets te bekijken vanuit verschillende culturen: de betekenis verschuift lichtjes waardoor het beeld wordt gewijzigd. Doorheen Hafts zoektocht naar wat mooi is, wordt ook duidelijk dat het een poging is om het bestendige te ontdekken. Zo zijn er prachtige gedichten bij schilderijen van Oosterse beeldende kunstenaars die zonder dat het werk in kwestie hier afgedrukt wordt, tegelijk een specifiek beeld bieden zodat men zich als lezer de tekening kan voorstellen, en een universeel beeld schetsen waardoor er een glimp getoond wordt van wat eeuwig is. In al zijn eenvoud is Formosa een rijke en mystiek geladen bundel.
[Carl De Strycker]
| |
Jeugdliteratuur
André Sollie
Nooit gaat dit over. Querido, Amsterdam, 2005. 92 p. € 12,50
De vijftienjarige Pim voelt zich meer aangetrokken tot zijn buurjongen Gino dan tot diens zus Sabrina die nochtans hopeloos verliefd op hem is. Als Pim en Gino voor het eerst samen vrijen slaat de vonk over. Voor Pim is Gino de enige ware maar voor Gino blijkt het meer om een spel onder pubers te gaan. De drie jaar oudere Gino gaat een jaar later samenwonen met zijn Franse vriendin. Pim blijft worstelen met het gemis van Gino. De dood van Gino's moeder confronteert hen weer met elkaar. Deze korte roman voor adolescenten speelt zich af in de jaren zestig, ergens aan de Belgische kust. De jongens groeien op in een kleurloze, armoedige buurt, met alleenstaande moeders die elk op hun eigen manier proberen te overleven. Over een periode van twee jaar, met enkele flashbacks naar de kindertijd, beschrijft de auteur de liefdesrelatie tussen twee opgroeiende jongens. De ontdekking van seksualiteit, de hartstocht en de ondraaglijke pijn van het gemis van de geliefde, wordt beeldend en suggestief beschreven. De auteur focust op Pim, waardoor de typering van de andere personages beperkt blijft. De gevoelswereld van Pim wordt met weinig woorden, een aantal poëtische beelden en beperkte expliciete beschrijvingen weergegeven. Deze roman beschrijft heel fijngevoelig een homeseksuele relatie van twee jongeren. Toch zijn de dromen, de erotische verbeelding en de hang naar liefde en bevestiging universele kenmerken van jongeren in hun groei naar volwassenheid.
[Ria de Schepper]
| |
Lydia Rood
Sprong in de leegte. Leopold, Amsterdam, 2005. 232 p. € 14,95
De zestienjarige Cornélie Vergouwe schrijft haar gedachten en herinneringen uit haar kinder- en jeugdjaren op. Ze doet dat onder impuls van Sal, een oude joodse man, die haar na een dramatische gebeurtenis van zelfmoord behoedde. Cornélie is een hoogbegaafd meisje dat het gevoel heeft dat haar jonge leven een leugen is geweest. Ze kan met niemand echt op haar niveau praten en krijgt vaak op haar donder als ze ‘moeilijke’ vragen stelt. Ze zoekt uitwegen om de gedachten die in haar hoofd spoken, stil te zetten. Ze gaat paardrijden - want paarden begrijpen haar tenminste - en verblijft een tijd in een circus. Het scaten en zelfs een relatie met een loverboy ziet ze als een sensationele, berekende uitdaging. Sal maakt haar door zijn indringende vragen indirect duidelijk dat ze kan kiezen wat ze met haar leven wil en dat er nog een weg open is. De manier waarop Cornélie haar belevenissen opschrijft is stilistisch heel gevarieerd: associatieve herinneringen met reflecties erop, gesprekken met Sal, brieven aan haar loverboy, flashbacks van dialogen en inwendige monologen. Het verhaal springt steeds naar verschillende tijdstippen terug en geeft telkens flarden weer. Geleidelijk wordt de chronologie duidelijk en krijgt de lezer een indringend psychologisch portret van Cornélie, haar ouders en haar zusje. Het is een knap geschreven adolescentenroman die dwingt tot herlezen om alle stukjes in zijn juiste context te kunnen plaatsen.
[Ria de Schepper]
| |
Discotheek
Festivalitis
Jazz Middelheim 25. 3-cd audio, 59 min. + 52 min. + 65 min., compilatie Miel Vanattenhoven en Jeroen Revalk, Universal Music Belgium 9830157, 2005 Afgelopen zomer vond de 25e editie plaats van Jazz Middelheim. Ter gelegenheid daarvan verscheen een driedubbele compilatie-cd met in totaal 25 tracks van evenveel artiesten die tussen 1969 en 2005 op het Antwerpse festival aantraden. Onder hen niet alleen grote buitenlandse namen als Sonny Rollins, Charles Mingus, Sarah Vaughan en Wayne Shorter, maar ook talent van eigen bodem. Jammer is dat van de 25 uitvoeringen er slechts 5 live op Jazz Middelheim werden opgenomen, terwijl de resterende 20 afkomstig zijn van reguliere albums van de geselecteerde musici en bands. Teleurstellend voor de liefhebbers is ook dat het aspect free jazz nauwelijks op de cd's aan bod komt, hoewel dit genre door de jaren heen - vooral in de jaren 70 - nochtans altijd goed vertegenwoordigd was op het festival. Een meevaller is dan weer dat alle 5 de authentieke live-opnamen van een Belgische formatie zijn, hier en daar weliswaar aangevuld met één of meer buitenlandse groepsleden. Het gaat om het BRT Jazzorkest o.l.v. Etienne Verschueren, het duo Philip Catherine - Niels-Henning Ørsted-Pedersen, het Brussels Jazz Orchestra met Bert Joris, het Nathalie Loriers Trio + Extensions en het Sound Plaza-kwartet van Kris Defoort. Stuk voor stuk brengen ze memorabele uitvoeringen die zo levensecht klinken dat het lijkt alsof we er (opnieuw) zelf bij waren.
[Patrick Auwelaert]
| |
Blue Note Festival Edition 2005.
Audio-cd, 55 min., EMI 00946 331323 2 0 Nog vóór de aanvang van het vierde Blue Note Festival in Gent afgelopen juli verscheen deze sampler met daarop 12 artiesten en groepen die op het festivalpodium stonden. Allen nemen ze op voor en varen ze onder de vlag van EMI, de platenmaatschappij die het vermaarde Blue Note-label onder haar vleugels heeft. Interessant aan het festival is dat het zowel traditionele jazz (van avant-garde tot mainstream) als muzikale mengvormen aan bod laat komen, terwijl er daarnaast ook ruimte is voor muziek die niet meteen iets met jazz te maken heeft, maar er wel de spirit aan ontleent. Dat levert in het geval van deze cd uiteenlopende artiesten op als Terence Blanchard, Amos Lee, Mariza, Erik Truffaz en Lefto & Crewcial. Alle opnamen zijn trouwens afkomstig van reguliere albums die verschenen tussen 2003 en 2005. De enige uitzondering vormt Andrew Hill, wiens opname ‘Passing Ships’ uit het gelijknamige album stamt uit 1969. Dat album kwam echter pas in 2003 voor het eerst uit. Niet toevallig behoort de bijdrage van deze jazzgrootmeester tot de sterkste tracks op de sampler. Jammer is dat van niet één bijdrage de voltallige bezetting wordt weergegeven, zodat je vaak het raden hebt naar de uitvoerders. Maar afgezien daarvan biedt deze cd een fraaie staalkaart van een eigenzinnig festival dat hopelijk een even mooie en lange toekomst tegemoet gaat als Jazz Middelheim.
[Patrick Auwelaert]
| |
Electric Barbarian
Electric Barbarian. Audio-cd, 53 min., productie Fim Vermeulen, 2004, EXCO EBO304, distributie Lowlands, www.electricbarbarian.com
In 2000 stichtte de Nederlandse bassist Fim Vermeulen Electric Barbarian, een groep waarvan de muzikale pijlers rusten op elementen als hiphop, drum 'n bass, rap, scratching, spoken word, jazzrock en geluidseffecten. In 2004 verscheen de eerste, titelloze cd van het heterogene gezelschap. We richten er hier de aandacht op, omdat de groep momenteel toert in het programma van de Jazz Lab Series. Naast Vermeulen, die alle composities voor zijn rekening nam, treffen we in de per nummer wisselende bezetting musici aan als de Nederlandse drummer Harry Arling en de Belgen Bart Maris en dj Grazzhoppa. De meest opvallende is echter wel Gylan Kain, een van de stichters van de legendarische Afro-Amerikaanse rapgroep The Last Poets. Met zijn spoken word performances drukt hij een belangrijke stempel op de cd, die klinkt als een organische smeltkroes van stijlen en invloeden. Muzikale spil is nochtans Vermeulen, van wie de relaxte en melodieuze baslijnen een solide basis creëren waarop de overige muzikanten hun groovy improvisatorische lijnen kunnen trekken. Voor het jazzy effect zorgt Bart Maris, wiens trompetspel hier onwillekeurig herinneringen oproept aan Miles Davis' geluidsscore voor Ascenseur pour l'échafaud uit 1958. Ga dit gezelschap vooral zien, als de Jazz Lab Series-karavaan uw buurt aandoet.
[Patrick Auwelaert]
| |
Schönberg, Berg, Webern
Complete works for piano; Jan Michiels; dubbel-cd, EUFODA 1362
Het volledige piano-oeuvre van Schönberg, Berg en Webern samen duurt niet eens ten volle twee uur. Twee extraatjes zijn er daarom aan toegevoegd: de Vier Stücke van Eduard Steuermann (pianist, componist; leerling van Busoni en Schönberg) en zijn pianotranscriptie van Schönbergs Erste Kammersymphonie. Op zich een krachttoer om het polyfone lijnenspel van 15 solo-instrumenten te vatten met 10 vingers maar het is de vraag of dergelijke reductie wel het stadium van curiosum overstijgt omdat ze volledig voorbijgaat aan het wezenlijke van Schönbergs Kammersymphonie, zijnde de uitgepuurde orkestratie die brandhout maakt van het laatromantische megasymfonieorkest.
Ondanks de beperkte kwantiteit van het pianowerk van de drie genoemde Weners, is dat deel van hun oeuvre wel zeer typerend voor hun onderscheiden artistieke persoonlijkheid. Berg blijft in zijn 2 pianowerken uit 1908 een romantischretorische esthetiek aanhangen. Schönberg etaleert eenzelfde dramatische zeggingskracht maar evolueert compositietechnisch naar atonaliteit en dodecafonie. Webern tenslotte is de componist van uiterst geconcentreerde miniaturen.
Jan Michiels speelt dit alles met indringende overtuigingskracht; iedere frase, iedere noot geladen met energie en expressieve intensiteit; alle lijnen helder afgebakend zonder het totaalklankconcept ook maar even uit het oog te verliezen. Een opname om zelfs de meest halsstarrigen ervan te overtuigen hoe poëtisch atonale/dodecafonische muziek kan zijn.
[Jaak Van Holen]
|
|