| |
| |
| |
Samenstelling Geert Swaenepoel
Bibliotheek
Algemeen
Rik Pinxten
De artistieke samenleving. De invloed van kunst op de democratie, Houtekiet, Antwerpen, 2003, 176 p. € 15
Wij leven vandaag in een multiculturele en verstedelijkte context. De meeste mensen zijn echter opgevoed volgens een monocultureel patroon waardoor zij zich niet tevreden of gelukkig voelen in een cultureel gemengde samenleving. Dit vertaalt zich vaak in xenofobie of uitsluiting en in de toename van extreem-rechts. Cultuur en kunst kunnen hier een belangrijke rol spelen. Gezien vanuit het perspectief van de overheid kan het cultuurbeleid het verschil maken tussen bitter en racistisch (of cultureel fundamentalistisch) gedrag en harmonieus samenleven. Rik Pinxten analyseert in zijn boek De artistieke samenleving de veranderde politieke context van verstedelijking en globalisatie, hij onderzoekt de relevantie van kunst en cultuur in deze multiculturele democratie en hij doet enkele voorstellen inzake cultuurbeleid en -projecten. De voorzitter van het Humanistisch Verbond ontpopt zich daarbij tot een vurig verdediger van de democratie en de universele waarden van gelijkheid, vrijheid en broederlijkheid, maar hij weet ook tot welke consequenties dit leidt: zolang we groepen uitsluiten is er geen gelijkheid mogelijk, zolang we praten in termen van meerderheid versus minderheid is er geen vrijheid en het hachelijkste punt voor de toekomst van het Westen is de bereidheid van de bevolking tot herverdeling van de welvaart om te komen tot ware broederlijkheid. Onze welvaart is niet evident. Politici en opvoeders moeten de moed opbrengen om dat publiekelijk te zeggen, anders zal er in de toekomst nog meer bloed vloeien. Door alleen het bevestigen (via subsidies vooral) van het eigen particuliere, lokale en gekende komt men nooit toe aan het translokale en onbekende. Ontmoeting en ervaring moeten in de plaats komen van informatie en concurrentie. Dit alles vraagt een mentaliteitswijziging in politiek, opvoeding, onderwijs, economie, kortom in alle sectoren
van de samenleving. De onheilzame exclusiviteit van de homo economicus moet in vraag worden gesteld. Het participeren aan cultuur en aan het verenigingsleven is een middel om de verzuring tegen te gaan. En in onze verstedelijkte regio worden kunst en cultuur misschien wel een cruciale toetssteen voor de democratie en de leefbaarheid in en van een multiculturele maatschappij. We staan op een kruispunt: ofwel opteren we voor een nostalgisch en reactionair ideaal ten nadele van de diversiteit (een profaan of religieus fundamentalisme), ofwel nemen we de uitdaging aan van eenheid in verscheidenheid. Blijft de vraag: zitten we niet gevangen in de onmacht om het tij te keren?
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Filosofie en religie
Hans Küng
De katholieke kerk. Een geschiedenis, De Bezige Bij, Amsterdam, 2004, 240 p. € 12,50
Niets is zo paradoxaal als de geschiedenis van de katholieke kerk. Enerzijds is er de successtory van vele mensen die het uiterste van zichzelf gegeven hebben, van de parochies, ziekenhuizen, scholen en sociale instellingen waar oneindig veel goeds gedaan werd en wordt.
Maar evenzeer is de geschiedenis van de kerk een onuitputtelijke kroniek van misdaad en schurkenstreken, machtsmisbruik en corruptie. Een rooskleurige, idealiserende kerkgeschiedenis is evenmin serieus te nemen als een kerkgeschiedenis die is ingegeven door wraakzucht en rancune. In zijn historisch-kritische evaluatie van twintig eeuwen katholieke kerk verzwijgt Hans Küng de zwarte bladzijden niet, maar zijn deconstructie staat in dienst van de constructie. Kritiek spuien is goedkoop als er niets in de plaats gesteld wordt. Küng gaat op zoek naar wat de kerk zou kunnen zijn. De kerk moet steeds weer hervormd worden naar de oorspronkelijke christelijke boodschap, naar het evangelie, naar Jezus Christus zelf. Ecclesia semper reformanda. Heeft Jezus de kerk gewild? Zou Jezus zich thuis voelen in de kerk van vandaag? Jezus verkondigde het Rijk Gods, van dogma's zou Hij geen woord begrepen hebben. De centralisatie, juridificatie, politisering, militarisering en klerikalisering vanuit Rome beantwoorden niet aan de geest van armoede, nederigheid en eenvoud. Veel belangrijker dan de geschiedenis van het pausschap en het machtige Rome is de ‘kleine geschiedenis van de katholieke kerk’. De wijze waarop gewone christenen in het dagelijks leven hun geloof in praktijk brengen en Jezus navolgen toont de ware kerk in het spoor van het evangelie: caritatieve werken, zorg voor lijdenden en armen, ziekenzorg en onderwijs, inzet voor de vrede. Jammer dat dit alles in geen kerkkroniek geboekstaafd is. Op veel plaatsen doen pastores en gelovigen in alle stilte alles wat hun in de geest van het evangelie juist lijkt, zonder zich iets van de conservatieve en restauratieve houding van de paus en de bisschoppen aan te trekken. Bij de tegenwoordige opeenhoping van problemen in de kerk is een verandering noodzakelijk, er moet een radicale
kentering komen zoals eertijds van Pius XII naar Johannes XXIII. Welke kerk heeft toekomst? Alleen een kerk die niet gescheiden, maar tegelijk orthodox (recht doet aan Gods waarheid), katholiek (het geheel, het algemene, alomvattende voor ogen houdt) en evangelisch (zich bezint op de heilige Schrift) is en zich inzet voor een sociale, oecumenische wereldorde van broeders en zusters die als partners de vrede bevorderen en natuurvriendelijk de schepping tot haar recht laten komen. Het is wachten op een derde Vaticaans concilie met Johannes XXIV.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Beeldende kunst
Catherine Puglisi
Caravaggio. Phaidon, London, 2003, 448 p. € 39,95
Niemand zal betwijfelen dat Michelangelo Merisi da Caravaggio (1573-1610) - zo staat zijn naam als een handtekening op de titelbladzijde van dit boek geschreven - behoort tot de voornaamste schilders ooit. Misschien ligt zijn manier van voorstellen en zijn gebruikte iconografie vandaag niet zo sterk meer in de markt, maar zijn invloed was/is des te groter. Ook in Vlaanderen. Dat er dan ook geregeld een boek over hem wordt geschreven, lijkt meer dan logisch ook al haalt zijn bekend oeuvre in totaal nog geen honderd werken. De Engelstalige studie van Catherine Puglisi werd vorig jaar voor de vijfde keer herdrukt in een frisse en boeiende vormgeving.
Inhoudelijk volgt de auteur, die professor kunstgeschiedenis is aan de universiteit van New Jersey, de levensloop van deze Italiaanse kunstschilder. Intussen zorgt zij voor een uitvoerige bespreking van zijn schilderijen en maakt vergelijkingen. De hoofdstukken volgen de belangrijkste stappen in zijn stilistische evolutie. Een beknopte oeuvrecatalogus (enkel een korte vermelding), een summiere bibliografie en een index sluiten die handige (althans qua formaat) publicatie af. De fraaie kleurenfoto's, ook van het vergelijkingsmateriaal, maken van deze uitgave meteen een boeiend kijkboek.
[Jean Luc Meulemeester]
| |
Klassieke literatuur
John Milton
Het paradijs verloren. Met alle prenten van Gustave Doré. Vertaald door Peter Verstegen. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2003. 547 p. € 49,95
Paradise Lost, het laatste grote Engelse epos, is na ruim een eeuw weer integraal in het Nederlands te lezen. Miltons epos uit 1667 gaf ons met zijn titel tot dusver wel een gevleugeld woord, maar bleef zelf ongekend. Tijdens zijn Grand Tour in 1638 vatte John Milton al het plan op om een tragedie te schrijven over de val van Adam en Eva. Maar terug in Engeland profileert hij zich als puritein, is hij actief betrokken bij de godsdiensttwisten en wordt Latijns secretaris van Cromwell. Pas twintig jaar later herneemt Milton zijn plan en dicteert de inmiddels blinde auteur zijn Paradise Lost. Het epos dat geen ridders en helden bezingt, maar geïnspireerd is op het bijbelse scheppingsverhaal, behandelt de opstand van Satan tegen God, de val van de opstandige engelen en hun wraak door de zondeval van de eerste mensen. De grootse thematiek én Miltons visionaire uitwerking - in twaalf boeken naar Vergilius' Aeneis - zorgden ervoor dat het werk heel snel vertaald werd en een plaats innam onder de Europese klassieken. Ook qua vorm viel het werk op. Milton dicteerde in vijfvoetige blanke verzen en brak met de rijmschema's van het renaissancistische epos. Het paradijs verloren werd in de vertaling van Peter Verstegen een bijzonder leesbaar geheel in evenveel verzen als de brontekst en in vrije jambische regels. Verstegen is erin geslaagd de spankracht van het origineel te behouden en instrueert zijn lezers met uitgebreide annotaties. In deze schitterende uitgave kan Milton in ons taalgebied eindelijk aan een nieuw leven beginnen.
[Patrick Lateur]
| |
Alessandro Manzoni
De verloofden. Vertaald door en met een nawoord van Yond Boeke en Patty Krone. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2004, 651 p. € 54,95.
Met I promessi sposi schreef Manzoni (1785-1873) een historische roman waarin niet alleen de Italiaanse taal voor het eerst haar identiteit zou vinden, maar ook het thema van de traditionele historische roman in Europa verruimd werd door zijn keuze voor twee eenvoudige jongelui als sleutelfiguren. Manzoni situeert zijn verhaal in het Milaan (en omgeving) van de 17de eeuw, dat overheerst werd door de Spanjaarden. Don Abbondio mag op last van de heerser Don Rodrigo het huwelijk van Renzo en Lucia niet inzegenen, omdat Rodrigo zelf een oogje heeft op Lucia. Na veel wederwaardigheden en zijdelingse histories - de geliefden vluchten met de hulp van Fra Cristoforo naar een klooster in Monza, waar abdis Gertrude een liederlijk leven leidt en Lucia weer in handen van Don Rodrigo speelt via de ‘Ongenoemde’ - vindt Renzo zijn Lucia terug in een lazaret te Milaan waar een pestepidemie woedt en de stervende Don Rodrigo zich bekeert. Geschreven in een periode waarin Romantiek en nationalisme samengaan, zoals in alle literaturen van het negentiende-eeuwse Europa, grijpt Manzoni terug naar het verleden om zijn eigen tijd te duiden. De roman die voor het eerst in 1827 verscheen in een Toscaans Italiaans met nog vele dialectvormen uit Lombardije, heeft Manzoni in 1842 opnieuw uitgegeven in een zuiver Florentijns taalgebruik, dat de basis zou vormen voor de eenheidstaal van Italië. Op meerdere punten is het belang van I promessi sposi voor Italië te vergelijken met de betekenis van het werk van Hendrik Conscience voor Vlaanderen. Deze klassieker uit de Italiaanse literatuur, die nooit uit de schoolcanon kon worden weggedacht, werd door de vertaalsters keurig vertaald met respect voor o.m. de lange retorische volzinnen die het werk van Manzoni kenmerken. Voorzien van (een gedeelte van) de oorspronkelijke illustraties van
| |
| |
Gonin is dit deel een mooie aanvulling van de onvolprezen Gouden Reeks van Athenaeum.
[Patrick Lateur]
| |
Literair proza
Kees 't Hart
Ter navolging, Querido, Amsterdam, 2004, 437 p. € 18,95
November 2004. Tweehonderd jaar geleden werden kort na elkaar Betje Wolff en Aagje Deken begraven op het kerhof Ter navolging.
September-november 2002. Vincent Gorter zet het werk van zijn jonggestorven vader voort. De jeugdige wetenschapper onderzoekt de kringen waarin Betje Wolff en Aagje Deken zich bewogen. Meteen een voorstel voor een assistentschap aan de universiteit, dat binnenkort moet worden toegekend. Nooit geweten dat netwerkonderzoek zo plezant en interessant kon zijn. Vincent zoekt in Frankrijk, waar de achtenswaardige schrijfsters de Franse Revolutie meemaakten. Vincent trekt naar Friesland, waar sprake is van politiek gekonkelfoes, aardappelsmokkel en een mogelijke betrokkenheid van beide dames. Hij houdt zijn vriendin Mies nauwkeurig op de hoogte van zijn bevindingen, alsook haar vader die als commissielid de knoop moet helpen doorhakken welke onderzoeker assistent mag worden.
De auteur spint verschillende verhaallijnen. Vincent en Mies mailen, schrijven brieven en sms'en. Bovendien vertrouwt Mies in onnavolgbare stijl haar erotische bespiegelingen toe aan een ingebeelde pennenvriendin. De professoren onder elkaar proberen het beste voor hun faculteit - lees: voor hen - uit de kan te halen en schuwen daarbij geen enkel middel. Onmeedogenloze kritiek, aftasten van wie wie kan steunen, ‘professorenpolitiek’... het levert hilarische momenten op. Vader Jan laat zich ook niet onbetuigd. Een halve eeuw voor zijn zoon Vincent trok hij al op pad en schreef zijn eerste aarzelende romanfragmenten. Deze worden afgewisseld met dagboek- en andere notities van zijn historisch onderzoek. Had Jan trouwens wat te verbergen? Een onderzoek in het onderzoek? De bezoeken van beide Gorters in de Franse en Friese archieven laten onmiskenbaar hun sporen na... Wanneer sprake is van pornografische geschriften van de hand van Nederlands ‘eerste, grote romanciers’ is het hek van de dam. Daartussen mailen familieleden van verschillende hoofdrolspelers er duchtig op los, gebruiken de Nederlandse politiediensten aarzelend hetzelfde medium in hun onderzoek en verschijnen er de gekste advertenties in de krant. Dit is een zalig boek. Sara Burgerhart is nooit ver weg. De brieven, de mails, de sms'jes, de brieven aan Polly... een knipoog van de auteur naar de bekendste roman van de achttiende-eeuwse schrijfsters. Kees 't Hart vertelt een stuk geschiedenis aan de hand van verschillende personages en verschillende stijlen. Hij jongleert feilloos met gedachten en met taal. En alles komt ‘perfect’ samen. Kleine kantjes worden niet geschuwd. Ik vind er aan zijn werk trouwens maar eentje, en dan nog een heel kleintje. De ‘ontknoping’ en de opgeroepen spanning over het familiegeheim zijn niet echt in evenwicht en ook in
bepaalde ‘historische passages’ is het evenwicht zoek. Maar laat dit absoluut geen belemmering zijn om het boek te lezen.
[Joke Depuydt]
| |
Laurens Spoor
De omhelzing, Bert Bakker, Amsterdam, 2003, 204 p. €
Zes mensen uit evenveel verschillende landen komen samen in Rome. Een diplomaat, een acrobate, een goeroe, een schrijfster, een psychiater en een natuurdeskundige worden verondersteld aan een forum deel te nemen. Fear! or Flexibility? is het thema van het gebeuren, dat doorgaat op een moment van grote euforie. Een aanstormend hemellichaam hield de aarde een ruime tijd in de ban, maar nu lijkt alle gevaar geweken. Het woord is aan het Leven. Maar de Dood is niet ver weg. Ook op dat aanstormend hemellichaam worden vragen gesteld. Daar zit iedereen al maanden ondergedoken en wacht met angst op de grote crash. Daar (be)heerst de Dood (elke gedachte en elk gesprek). De auteur heeft zijn verhaal evenwichtig opgebouwd. De structuur is ‘een omhelzing’ op zich, even dicht bijeen en dan weer loslaten. Afwisselende vertelstandpunten, gebeurtenissen die elkaar raken. Verhaal en plot zijn leuk bedacht. De personages zijn scherp neergezet aan de hand van hun overpeinzingen en hun invalshoek op het thema van het forum. In een klare en duidelijke taal krijgen we zonder veel franje een goed beeld van wat hen bezighoudt, of net niet. Elk personage komt apart aan bod. Zal hij of zij wel deelnemen aan dat forum? Hoe moet dat thema in godsnaam worden ingevuld? Wie zijn de andere sprekers? En evenveel vragen op de andere planeet. Wat is de dood? En hoe moet het verder? Hoe breng je je laatste dag door? De spanning wordt geleidelijk aan opgebouwd en komt niet meteen aan de oppervlakte. Het sluimert als het ware ‘onder’ de verhalen door, die zich afspelen in Parijs, Amsterdam, Istanbul, Montréal, Bombay en Rio de Janeiro, en onvermijdelijk samenkomen in Rome. Dit is een mooi boek. Voor mij staat er geen woord te veel of te weinig in.
[Joke Depuydt]
| |
Poezïe
Anna Enquist
De tussentijd. Gedichten, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2004. 65 p. € 15,59
De tussentijd is opgedragen aan Enquists dochter Margit die omgekomen is in een verkeersongeval. Dat maakt dat men als lezer enige schroom ondervindt. Net zoals bij Schaduwkind van P.F. Thomése, voelt men vooral diep respect voor de ouder die na het onnatuurlijke verlies van zijn kind toch nog woorden vindt. Wanneer literatuur en werkelijkheid elkaar zo dicht raken, is het moeilijk een objectief oordeel te vellen. Toch zijn deze gedichten meer dan een verwerkingsproces in verzen. De tussentijd is geen therapeutische bundel, daarvoor is Enquist - zelf therapeute - een veel te goede dichteres. Ze laat in haar bescheiden parlandoverzen, aan de hand van haar persoonlijke ervaringen, zien en voelen wat verlies is en wat het doet met wie achterblijft. Het openingsgedicht zet al de toon: de moeder wordt een menigte van vrouwen; het verlies van het kind leidt tot een totale disintegratie en zelfs tot schizofrene toestanden. De moeder gaat als een dol dier overal op zoek naar haar dochter, praat met haar en ziet haar overal, maar telkens wordt de ontmoeting gefrustreerd door de werkelijkheid: de afwezigheid van de gestorvene. Met de taal probeert Enquist vat te krijgen op dit verlies, ze tracht het te overwinnen en ‘Muziek, muziek’, zoals een van de afdelingen heet, lijkt daartoe de enige manier te zijn. Maar ook de (poëtische) taal is ontoereikend en de dichter kan dan wel muziek maken, de onmacht blijft. Wie dood ging, kan immers onmogelijk terug aanwezig gesteld worden. Dit is een sterke bundel elegieën waarin Enquist een verschrikkelijk, maar moedig werk heeft aangevat: ‘het losmaken / van de dochter uit ons’.
[Carl De Strycker]
| |
Jos De Haes
Gedichten. Lannoo, Tielt, Lannoo/Atlas, 2004. 236 p. € 22,50
Hoe onterecht het is dat Jos De Haes zo weinig gelezen wordt en zelfs vaak helemaal vergeten - in Nederlandse literatuur, een geschiedenis wordt met geen woord over hem gerept - daarover is al veel gejammerd. Dit boek Gedichten toont echter ook aan waarom dat onterecht is en probeert iets aan die situatie te veranderen. Met een prachtig vormgegeven en wetenschappelijk verantwoorde editie van alle ooit gepubliceerde gedichten van De Haes en in samenwerking met een sterke Nederlandse uitgever, wordt geprobeerd deze verzen eindelijk de erkenning te geven die ze verdienen, ook buiten Vlaanderen. Dat hij vaak onbesproken en ongelezen blijft, komt door de stempel die De Haes gekregen heeft. Hij zou een ‘klassiek’ en katholiek dichter zijn. Bovendien had hij de pech om te publiceren in een periode waarin de driftige Vijftigerpoëzie opgang maakte. Dat zijn gedichten niet klassiek zijn in de zin van saai en verouderd, wordt uit deze editie duidelijk. De stof is vaak aan de klassieken ontleend, de versvormen zijn vaak strak en rijmend, maar de inhoud van deze poëzie is ontregelend. Het conflict tussen geest en lichaam, tussen het apollinische en het dyonisische weerspiegelt zich in de verhouding vorm-inhoud. De lezer maakt De Haes' evolutie mee van een religieus geïnspireerd dichter, via een man die worstelt met de rigide moraal tot iemand die zich losrukt van zijn wortels. De dichter is veel te vroeg gestorven om deze ontwikkeling te voltooien, maar zijn laatste verzen tonen in welke richting hij ging. Het intelligente nawoord is van Erik Spinoy, die via een pagliaanse interpretatie van ‘Stervende Koronis’ aantoont dat dit hele grote poëzie is, die heel anders gelezen moet worden dan tot nog toe.
[Carl De Strycker]
| |
Jan Geerts
Tijdverdriet en andere seizoenen, Leuven, P, 2004, 64 p. € 12,50
De jonge dichter Jan Geerts (1972) is een belofte. Hij publiceerde gedichten in tijdschriften als Deus Ex Machina, Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, De Brakke Hond en Kunsttijdschrift Vlaanderen. Hij verwierf enkele poëzieprijzen, waaronder die van de Universiteit van Antwerpen en zijn debuutbundel
Tijdverdriet en andere seizoenen kreeg een publicatiepremie van de provincie Antwerpen. Een niet onaardig palmares voor een debutant. ‘Tijdverdriet’ is een neologisme, en de dichter zelf legt het ergens tussen tijdverantwoording en tijdverdrijf, om in bewoordingen van Van Dale te spreken. Dat begrip ‘tijdverdriet’ heeft dan te maken met zelfontleding, het verlangen om alles bij het nieuwe te laten, het wisselen van de seizoenen, heimwee, het breukvlak tussen maanlicht en wereld, maar tegelijk ook met niets van dat alles. Of toch? De dichter, zo heet het in de flaptekst, ‘verwerkt op eenvoudige wijze complexe gevoelens tot fascinerende poëzie’. Ik zou dat vooral willen beamen. Geerts maakt die gevoelens zelfs tastbaar aan de hand van een spitse taal, prettige wendingen en fraaie vondsten, in de zin van: ‘Jij en ik, we zijn ontelbaar’. Het is de dichter precies om die ontelbaarheid te doen. De wetenschap dat het menselijk lichaam vooral uit water bestaat maakt ons vloeibaar. Ontelbaar dus. ‘Huilen is niet langer wenen, maar strelen met tranen in de vingers’. Dat gedicht ‘Te Boelaerpark’ is, samen met ‘Zwaartekracht’, een wel erg sterke opener voor deze verrassende bundel. En het moet gezegd: hij blijft ook verrassen. De lezer krijgt weinig en veel ademruimte. Weinig, omdat hem het lezen van deze gedichten zelden loslaat, veel omdat er in deze gedichten veel en vrij geademd wordt en er veel lucht in aanwezig is. Dat geeft vooral zuurstof aan deze poëzie. En wat te denken van een strofe als: ‘Als een dag ben je aangebroken. / Vandaag. Het venster is / een open plek. Vederlicht /leggen scherven voor het rapen / dat het niet meer stuk te krijgen is.’ Dit is gewoonweg een voortreffelijk debuut dat het beste voor de toekomst laat verwachten.
[Stefan van den Bossche]
| |
Discotheek
Pascal Schumacher Quartet
Change of the Moon; cd audio; 54 min.; opname en mix Daniel Léon; 2004; Igloo IGL 173
Pascal Schumacher is een jonge Luxemburgse muzikant die voor een niet alledaags instrument heeft gekozen: de vibrafoon. Wie tot de ontdekking wil komen welke spannende muziek het nochtans kan opleveren, moet maar eens naar
| |
| |
Dialogue (1965) van Bobby Hutcherson luisteren, een klassieke lp uit de Blue Note-stal. Op Change of the Moon laat Schumacher zich bijstaan door drie al even jonge Vlamingen, die net als hij heel wat in hun mars hebben: Jef Neve (p), Christophe Devisscher (b) en Teun Verbruggen (dr). Schumacher neemt de helft van de tien composities voor zijn rekening, Devisscher en Neve leveren er elk twee, Gershwin tekent voor de standard. Colours, de openingstrack, begint bezadigd, maar werkt gaandeweg naar een lyrische climax toe. Chucho's Groove is een nummer waarin tegendraadse ritmes, tempowisselingen en atonale klanken voor veel spanning en avontuur zorgen. Dolphy's Out to Lunch is hier nooit veraf. Ancil is een dynamisch stuk waarin piano en vibrafoon nu eens gemoedelijk, dan weer heftiger van gedachten wisselen, daarbij soms door elkaar heen praten, maar elkaar nooit in de haren vliegen. De conversatie blijft beschaafd. Neve's Pink Coffee komt ook al voor op diens eigen debuutalbum Blue Saga (2003). De ritmesectie vormt een solide basis voor de snelle statements van Schumacher en de pianist. Wie zich nog aan het kapotgespeelde Summertime wil wagen, moet ofwel naïef zijn, ofwel vastbesloten er een extra dimensie aan toe te voegen. Hier ondergaat het niet minder dan een grote onderhoudsbeurt, zodat het er na afloop uitziet als groen na een regenbui: groener dan ooit. Change of the Moon is een welluidend voorbeeld van de thesis dat de hedendaagse Belgisch-Luxemburgse jazz haar ‘Gouden Eeuw’ beleeft. Dit debuutalbum is meer dan een belofte, het is een ingeloste belofte.
[Patrick Auwelaert]
| |
Peter Hertmans Trio
The Other Side; cd audio; 40 min.; opname en mix Raf De Clercq; 2004; Quetzal Records QZ 110
Op het vierde album dat onder zijn eigen naam verschijnt, bekwaamt gitarist-componist Peter Hertmans zich in een van de moeilijkste disciplines in de jazz: het spelen in trio. Hij wordt hierin begeleid door bassist Sal La Rocca, onder meer bekend van zijn werk in het Nathalie Loriers Trio en de formatie Ode for Joe, en door drummer Bruno Castellucci, die deel uitmaakt van Toots Thielemans' Europese kwartet. Zij blijken de ideale tegenspelers te zijn voor Hertmans' subtiele en geraffineerde gitaarpartijen, die gekenmerkt worden door een open, spacy geluid, zoals dat herinneringen oproept aan het werk van gitaargrootmeesters als John Scofield, Bill Frisell en John Abercrombie. Het album bevat acht composities van Hertmans' hand. Op twee ervan zorgt een blazerssectie voor extra kleur. Op What's Left? horen we Hertmans zowel op akoestische als elektrische gitaar. What Is..., dat flamenco-invloeden verraadt, heeft een dramatisch karakter. The Other Side, het titelnummer, doet van bij de eerste gitaartonen denken aan Hertmans' werk voor het jazz-hiphopcollectief Greetings from Mercury. Is That You? ademt aanvankelijk een pastorale sfeer uit, die verderop bedrieglijk blijkt. Why Not, een nummer in het jazzrockidioom, neemt een vinnige start, met een hortende en stotende gitaar die wordt voortgestuwd door Castellucci's cymbalen - een constante op het album. Cry No More is een verstilde afsluiter die veel weg heeft van een instrumentale folksong. Het muzikale verhaal dat Hertmans op The Other Side vertelt, is overwegend beschouwelijk van aard, met veel ingetogen en mijmerende passages. Hier en daar wordt er zorgvuldig naar een spanningsboog toegewerkt. De stekelige randjes die het geheel op weloverwogen plaatsen vertoont, behoeden
het voor gevaar van gezapigheid, dat soms op de loer ligt. The Other Side laat zich bijgevolg nog best omschrijven als een evenwichtsoefening op de strakgespannen kabel tussen droom en daad. Geen grootse plaat, wel één die tot nadenken stemt.
[Patrick Auwelaert]
| |
Tsjechisch Virtuoos Kamerorkest van Brno
Beyond The Dream; Music for String Orchestra. In Flanders' Fields Vol.38
De cd is een verzameling composities van Vlaamse componisten, uitgevoerd door het Tsjechisch Virtuoos Kamerorkest van Brno onder leiding van een Vlaams dirigent Edmond Saveniers. Van zes componisten koos producer Luc Famaey minder bekend werk. Twee componisten werden in de 19de eeuw geboren, Paul Gilson en Arthur Meulemans. Jonger zijn dan Frits Celis en Raymond Schroyens (nu respectievelijk 75 en 71 jaar oud), en nog jonger zijn Wilfried Westerlinck en Piet Swerts die het rijtje afsluiten. Een belangrijk figuur rond de eeuwwisseling was Paul Gilson waarvan zijn Rhapsodie alla Marcia geschreven in 1890 een plaats kreeg. Arthur Meulemans' Adagio boeit door zijn eenvoudige melodieën. Een Fantasia opus 45b op drie oude liederen van Frits Celis hebben elk iets gemeen met de liefde: Mijn hertken hevet altijt verlanghen, Jan Broeder vryt een meisje zoet en Te Kieldrecht, te Kieldrecht, daar zijn de meiskens koene. Melancholische, opgewekte en uitbundige gevoelens volgen elkaar op. Raymond Schroyens componeerde Al di la del Sonno of Beyond The Dream dat meteen de titel van de cd werd. Het eerste deel Ombre Erranti geeft de onzekerheid weer van de geesten die in de nevel ronddolen; het tweede deel Ombre Beati is een evocatie van het geluk in het paradijs. Wilfried Westerlinck schreef in 1991 Landschappen II. Na een poco moderato volgt een poco lento ed espressivo waarin enkele mooie ontboezemingen volgen door de cello en de viool. Het eerste werk op de cd is Droombeelden van Piet Swerts, een werk dat hij componeerde naar aanleiding van het Karajan dirigentenconcours.
In Flanders' Fields Vol.38 is een zoveelste positieve bijdrage tot het promoten en archiveren van Vlaams Kunstbezit.
[Simonne Claeys]
| |
Jan Van der Roost
In Flanders' Fields Vol.39
Jan Van der Roost is vooral bekend voor zijn talrijke composities voor harmonie, fanfare en brassband. Ook wanneer hij voor variabele bezetting schrijft is er een belangrijke rol weggelegd voor de blazers. Zijn bijdrage tot het repertoire voor harmonies en fanfares is groot en wordt vooral in het buitenland gewaardeerd.
Buitenlandse opdrachten, talrijke opnamen en uitnodigingen als gastprofessor bevestigen zijn meesterschap op dit gebied. In Flanders' Field produceerde een cd volledig gewijd aan het werk van Jan Van der Roost. Het Concierto de homenaje voor gitaar en kamerorkest schreef hij op vraag van Wim Brioen en hij droeg het op aan Joaquin Rodrigo. Het tweede werk, Concerto per Tromba voor trompet en strijkorkest, was in opdracht van de Noor Ole Edvard Antonsen die het ook creëerde in Kristiansand. Een derde en laatste werk Rhapsody for horn, winds and percussion is een opdracht van de Bowling Green State University van Ohio. Het werd opgedragen aan Herbert Spencer die het creëerde. De solisten op de cd zijn de gitarist Fabio Zanon, de trompettist Ole Edvard Antonsen en de hoornist Jacob Slagter, I Fiamminghi met Rudolf Werthen tekenen voor het gitaar- en het hoornconcerto. Jan Van der Roost dirigeert de Symphonic Band van het Lemmensinstituut in de Rhapsody.
[Simonne Claeys]
| |
Lodewijk Mortelmans
Dageraad en zonsopgang uit Kinderen der Zee, Mignon, Morgenstemming, Helios, Elegie I, Myhte der Lente; Nina Stemme, sopraan, VRK en VRO o.l.v. Zsolt Hamar, BRTN Filharmonisch Orkest o.l.v. Fernand Terby; In Flanders' Fields vol. 33, Phaedra DDD 92033.
Lodewijk Mortelmans (1868-1952) mag dan vooral bekend zijn als componist van pianominiaturen en liederen, toch schreef hij ook een aantal boeiende orkestwerken. Dageraad en zonsopgang, Morgenstemming, Helios en Myhte der Lente zijn stuk voor stuk kleur- en beeldrijke werken, boordevol lyrische zwier, en ondanks enkele mooie impressionistische toetsen toch in wezen hoogromantisch. De Elegie I (of In memoriam), geschreven naar aanleiding van het overlijden van zijn vrouw en twee kinderen in 1917, is daarentegen veel intimistischer, indringend ingetogen en aangrijpend. De laatste vier in hoofding genoemde werken zijn ‘oudere’ opnames; ze dateren uit 1988. Het BRTN Filharmonisch Orkest musiceert in die opnames niet altijd even accuraat (onzorgvuldige intonaties van de hoorns bij de inzet van Morgenstemming bijv.). Absolute blikvanger is de vertolking van Mignon, een van de weinige liederen (eerder een concertaria) van Mortelmans op niet-Nederlandstalige tekst. Het is beslist een referentie dat de beroemde Zweedse sopraan, Nina Stemme, tekent voor een gedreven en hartstochtelijke uitvoering. Aanbevolen voor wie van een stevige portie romantiek houdt.
[Jaak Van Holen]
| |
Johan Duijck
The well-tempered pianist, In Flanders' Fields, vol. 36, Phaedra DDD 92036.
Johan Duijck, pianist en dirigent van o.m. het Vlaams Radio Koor en het Academy of Saint Martin in the Fields Chorus, is ook actief als componist. In die hoedanigheid heeft hij een uitgesproken voorkeur voor piano- en koormuziek. Voorliggende opname van pianowerk van zijn hand, door hemzelf ook uitgevoerd, bundelt een aantal pianotechnisch hoogstaande composities (Illuminatio, Recognitio en Discretio) en pedagogische werken, m.n. Klavertjevier, Zeven(-)mijlslaarsjes en The well-tempered pianist. Dit laatste bestaat uit vier boeken van telkens twaalf kortje stukjes (tussen 14″ en 1′47″) waarin alle toonaarden aan bod komen. De titel is een overduidelijke knipoog naar Bach maar zegt ook veel over de goedgeluimde, opgewekte stemming van het geheel. Stuk voor stuk zijn het heerlijke miniatuurtjes, met suggestieve titels (bedeesde grapjas, het daghet in het Oosten, baroksoep met kruiden, hagelbuitje...), geschreven in een hedendaagse toonspraak. Vertederend, grappig, bevallig, sierlijk... deze stukjes zijn een ware streling voor het oor. Vast en zeker ook heerlijk voor jonge vingers om ze te spelen.
[Jaak Van Holen]
| |
Geschiedenis
Robert Nouwen
Caesar in Gallië (58-51 v.C.), Davidsfonds, Leuven, 2003, 235 p. € 24,95
Lang geleden vormde Caesars De bello Gallico de grote opstap naar de klaslectuur van volwaardige teksten in het Latijn. De selectie had vaak een nationalistisch tintje, riep niettemin bewondering op voor de grote generaal en schrijver die Caesar was, maar bracht in de jonge hoofden meestal maar weinig zin voor een kritische benadering van de aard van de teksten en de auteur. Caesars commentaren op zijn jarenlange campagnes in Gallië ogen zakelijk, zijn instructief, maar moeten uiteraard de toets van de historische kritiek ondergaan. Nouwen maakt in deze monografie een punt van de ‘massa mensenlevens die aan de tomeloze ambitie van deze veldheer werden geofferd’ (213). Een verdedigbare stelling, maar de geschiedenis kende en kent nog vele andere Caesars. Wat dit boek boeiend maakt is vooral het verband dat gelegd wordt tussen enerzijds de bredere politieke context en de situatie op het Romeinse thuisfront en anderzijds Caesars militaire expedities in Gallië en zijn verslaggeving ervan. Aan de hand van de tegenstemmen van grote Romeinse actoren halverwege de 1ste eeuw v.C. en van latere historische bronnen geeft Nouwen een genuanceerd beeld van de evolutie van het slagveld dat Gallië was en de toestand in het verre Rome, waar Caesar zijn ultieme ambitie waar moest maken. Nouwen brengt een klein decennium van binnen- en buitenlandse Romeinse politiek tot leven en reikt stof aan voor een vernieuwde en kritische lectuur van De bello Gallico.
[Patrick Lateur]
|
|