[nummer 269]
Luc Decorte
Woord vooraf:
Huis, haard en hof verschaffen méé inzicht in het Genie van de Schrijver
‘There is no denying the fact that writers should be read, but not seen.’
E. Ferber
Wie zich voor een boek of een schrijver interesseert, kan voor een klein begin allicht in de stedelijke bibliotheek van zijn woonplaats terecht. Wie dieper wil graven of ruimer wenst te kijken, wie in een literaire nalatenschap geïnteresseerd is, kan documenten allerhande - knipsels, foto's, uitgaven, studies, manuscripten, ev. zelfs brieven -, voor wat Vlaanderen aangaat, het best in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven in Antwerpen raadplegen en, wat Nederland betreft, in het Letterkundig Museum & Documentatiecentrum in Den Haag. In elk van de leeszalen van beide gerenommeerde instellingen kan de bezoeker zijn studie ter harte nemen en, met hulpvaardig personeel in de nabijheid, dagenlang, zoniet weken aan een stuk aan de slag blijven.
Daarnaast bestaan er in België en Nederland enkele tientallen oorden met museale status waar één schrijver (of in enkele zeldzame gevallen: enkele schrijvers) in een kabinet, in één of meer kamers of in een heel huis wordt geëerd en waar desgevallend ook kan worden gelezen en gestudeerd. Immers, zoals elders in de westerse wereld - in Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Denemarken, Noorwegen, de Verenigde Staten, enz. - koesteren sommigen in onze lage landen - particulieren (met grote inzet en weinig middelen!), genootschappen, gemeenten, provinciale overheden - geboorte-, woon- en sterfhuizen van dichters (als Maurice Carême en René De Clercq) en andere schrijvers (Desiderius Erasmus bijv.). Twee of drie van die oorden zijn monumentaal en indrukwekkend, de meeste evenwel zijn bescheiden, wat ze bij het leven van de auteur ook al waren. Schrijvers verdienen, zeker in een taalgebied als dat van ons, nu eenmaal niet als bankiers, notarissen of zakenlui.
In deze aflevering van Vlaanderen (nr. 269) én in die van maart-april 1999 (nr. 275) leggen wij een inventaris aan van de ons bekende schrijvershuizen in Nederland en Vlaanderen, in het Brusselse hoofdstedelijk gebied én in Wallonië. Elk van die 44 locaties wordt in deze navolgende bladzijden beschreven. Met een aantal schrijversoorden mag de lezer vertrouwd zijn, zo met het Anne Frank-Huis in Amsterdam (meer dan 700.000 bezoekers in 1997!), het Guido Gezelle-Museum in Brugge, het P.C. Hooft-Museum ‘Muiderslot’ in Muiden, het Stijn Streuvels-Museum ‘Het Lijsternest’ in Ingooigem, maar wie kwam (als Albert Einstein, koningin Juliana, Albert Verwey of Frederik van Eeden) in het Spinoza-Huis in Rijnsburg? Wie bezocht het Protestants-Historisch Museum ‘Abraham Hans’ in Horebeke of het Musée Jules Destrée in Charleroi? Wie zag de sofa waarop Multatuli in Nieder-Ingelheim gestorven is, nu in zijn geboortehuis in Amsterdam, vlakbij het Theo Thijssen-Museum? Wie stond in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel ooit voor de ‘schenkingskabinetten’ Michel De Ghelderode en Emile Verhaeren? Wie betrad (het woord is op zijn plaats) het Constantijn Huygens-Museum ‘Hofwijck’ in Voorburg en wie vond de weg naar het Musée Guillaume Apollinaire in Stavelot? Wie reed op een dag naar Alveringem of Nieuw-Vossemeer en stapte er het Cyriel Verschaeve-Museum, resp. het A.M. de Jong-Huis binnen (enkele honderden bezoekers jaarlijks)?
Nu de schrijvers ons niet meer voor de voeten lopen, of beter: nu wij hen in hun eenzaam en weinig gewaardeerd bedrijf niet meer kunnen hinderen en de meeste van hun huizen 's avonds of in de vroege ochtend zelfs niet meer bewoond zijn, fungeren hun verblijven als kleine en grote monumenten, hier voor hun kortstondig gebleken schrijftalent, dààr, ten minste naar het zich voorlopig laat aanzien, voor hun eeuwigdurend literair genie. Wie deze musea van de herinnering - 17 in Nederland, 27 in België - gaat opzoeken, bijv. aan de hand van dit overzicht, wekke bij zichzelf niet de illusie dat hij getuige zal zijn of dat hij deelachtig wordt aan de atmosfeer waarin literaire meesterwerken zijn ontstaan. Een boek als Max Havelaar van Multatuli is niet geboren uit de omgeving van het café ‘Au Prince Belge’ in de Brusselse Bergstraat, maar uit het vermogen van Eduard Douwes Dekker om met de woorden die ook van u en mij zijn, in zijn onstuitbare volgorde een tekst op papier te zetten. Meesterwerken zijn het werk van een auteur, niet van een interieur.
Toch is in de meeste van die geboorte- of sterfhuizen niet voor niets het interieur zo gelaten dat het lijkt alsof de Grote Schrijver even maar een luchtje is gaan scheppen en zo dadelijk weer kan binnentreden, achter zijn bureau gaan zitten en de pen ter hand nemen. Een aandoenlijke gedachte, maar vergeet niet dat, ofschoon in enkele van die schrijvershuizen de tijd als het ware op de niet te vermijden sterfdatum is stil blijven staan (de woning veranderde in mausoleum, nagenoeg niets mocht nog worden beroerd), schrijvers in de meeste gevallen hebben gereisd, op verschillende plekken hebben gewoond, huizen betrokken, verbouwd en verlaten hebben... en dat er soms tientallen jaren zijn heengegaan vooraleer het pand zijn huidige museale functie kreeg (cf. het Louis Couperus-Museum in Den Haag, het Herman Teirlinck-Huis in Beersel, het Hendrik Tollens-Huis in Rijswijk, het Emile Verhaeren-Museum in St.-Amands). In veel huizen voelt men dus paradoxaal genoeg niet zozeer de geest van de Schrijver als wel de arbeid van Andere Handen die met de materiële nalatenschap - voor zover die nog bestond - als met toneelrekwisieten in de weer zijn geweest.
Het meest spreekt mij zo een museum aan als ik weet en nóg kan zien hoe een schrijver er een lange tijd dagdagelijks geleefd en geleden heeft, geliefd en gewerkt, kortom: gewoond en geschreven heeft. Niet dat ik vergeet dat wie een schrijver wil leren kennen, het best op zoek gaat in de boeken van zijn of haar hand. Dáár staat het essentiële, op die bladzijden vind je wat naar zijn inzicht of haar voornemen onthouden moest worden. De tekst dus is uniek en onverwisselbaar, niet de plek waar een gedicht of een roman geboren werden, die blijft toevallig en uitwisselbaar.
In een tijd waarin de literaire biografie zo populair is, waarin de nieuwsgierig-