| |
| |
| |
wij huldigen / wij gedenken
De leden van de Raad van Bestuur van het C.V.K.V. en de Redactieraad van het tijdschrift Vlaanderen willen hierbij de heer Godfried Lannoo van harte feliciteren met zijn benoeming tot Ridder.
| |
Kunstschilder-Beeldhouwer
Andre Deprez 85
Geboren in Kortrijk op 4 januari 1909, werd hij reeds op het einde van zijn tienerjaren bezield door de schilderkunst, omdat de natuur hem in al haar schoonheid zo boeide. Zijn eerste schilderlessen kreeg hij van de Kortrijkse kunstschilder Stefaan Van Gheluwe, maar ging later zijn eigen weg. Gedurende zijn hele leven en nog tot heden wordt hij bekoord door een mooi wolkenspel, een mooie bloem of het ontluikend groen in de lente. Bloemen en landschappen in alle vormen en kleuren zijn geliefkoosde onderwerpen. Bij dat alles had hij nog een volle taak als graficus en op 64-jarige leeftijd, gebeten door de microbe van de beeldhouwkunst, zocht hij scholing in de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Kortrijk, waar hij na vier jaren studie het diploma boetseren en kunstgeschiedenis in de wacht sleepte. Meteen was dit de doorbraak als beeldhouwer. In beide kunstvormen behaalde hij tal van onderscheidingen en eretekens. Zijn levenswerk is een realisatie voor onze eigen kerkgemeenschap: een kruisweg; 14 taferelen in gebakken klei, die hij in 1990 schonk aan de kapel O.L. Vrouw-ten-Spiegele op zijn woonwijk Rodenburg in Marke. Met zijn 85 jaar jong is hij nog steeds actief lid van verscheidene kunstverenigingen en van zijn schildersezel is hij nog steeds de beste gezel. Moge hij nog lange jaren creatief blijven tot zijn eigen voldoening en ten bate van zijn volk. (Atelier ‘Tarapaca’, Rodenburgstraat 18, 8510 Marke-Kortrijk)
M. Hautekiet
| |
Kunstschilder
Jan Ronge 80
Kunstschilder Jan Rongé is tachtig en een symbool van de eeuwige jeugd. Hij heeft beslist niet stilgezeten. Jan werd overladen met een hele reeks prijzen en onderscheidingen in binnen- en buitenland. Van de Van Leriusprijs in 1938 - over een hele reeks distincties en onderscheidingen - toog hij naar brons in de Grote Prijs van Lyon voor dierenschilderen in 1979. En het ging zo maar door: naar de ongeveer vijftien prijzen toe. Jan Rongé heeft alle revolutionaire en schokkende bewegingen en acties aan zich laten voorbijgaan. Hij heeft zich bovendien niet onttrokken aan een directe contactname met de gemeenschap, met de bevolking, door zijn schildersezel op de Dageraadplaats te Antwerpen op te stellen, samen met nog andere beoefenaars van de plastische kunst. Jan Rongé is een bekende figuur in de Antwerpse schilderskringen. Zijn artistieke puntbaard maakt hem biezonder herkenbaar. Hij is de sympathieke en populaire confrater die men geregeld op de vernissages ontmoet. Hij werd geschoold in de academies van Antwerpen en Berchem. Namen van leraren die hem bijbleven zijn: Frans Mortelmans, Carlo De Roover, Julien Creytens. Jan Rongé is van 1914. In zijn atelier hangt een kleurtekening uit 1922: hij was toen dus acht jaar oud. Zijn eerst individuele tentoonstelling dateert van 1938. Als motieven beoefent Jan Rongé: stillevens met veel bloemstukken of boeketten, portretten en figuren, landschappen (vooral stedelijke). Zijn boeketten genieten een ruime bekendheid. Zij trillen en vibreren van leven. De stillevens zijn helemaal niet dood. Het geheel leeft picturaal. Jan Rongé heeft een voorliefde voor straatgezichten die echt aanspreken en van een goede makelij zijn. Iedere steen spreekt. Men voelt de menselijke aanwezigheid zelfs bij de afwezigheid van mensen op het doek. Het portret is een moeilijk genre. Denk b.v. aan het schilderen van handen en ogen en aan het weergeven van de inwendigheid van de
| |
| |
persoon. Wat men in kunst zeker zoekt is de toevoeging, het supplement, de persoonlijke inbreng, de exponent van de individuele creativiteit. Voorbeelden daarvan bij Jan Rongé zijn o.m. ‘Mensen op de maan’, ‘Dageraadplaats’ (1974); de triptiek ‘Sint-Pauluskerk staat in brand’, het knappe ‘Zelfportret’ (1978) en straten van Antwerpen. Voeg daarbij de aquarellen uit het zonnige Spanje. Op het gebied van de technieken is Jan Rongé een polyvalente figuur al beperkt hij zich op het ogenblik hoofdzakelijk tot olieverfschilderijen, aquarellen en pastelschilderingen. Jan Rongé is een gelukkig man. Hij heeft ruim gepresteerd op het artistieke vlak en hij is helemaal niet leeggeschilderd tot grote vreugde van zijn aanhangers en bewonderaars. Jan, nog vele jaren van rusteloze activiteit! (Rolwagenstraat 60, 2015 Antwerpen).
Roger Geerts
| |
Letterkundige en musicoloog
Jules van Ackere 80
(Foto: De Jonge)
Geneeskunde en romaanse filologie, conservatoriumstudies en kunstgeschiedenis: wie dit curriculum doorliep, moet de trekken vertonen van de homo universale. Jules van Ackere (oHeule, 2 augustus 1914), prof. em. aan de UFSIA, behoort tot dat zeldzaam geworden ras van humanisten. Met een enorme eruditie en persoonlijke inleving schrijft hij even gemakkelijk over Bartok of de barok, over Rafaël of Ravel. Zijn opus telt ruim vijftig titels waarmee hij als musicoloog en cultuurhistoricus zijn lezers leert luisteren en leert kijken naar schoonheid. Britten bracht hij naar Vlaanderen en Benoit werd in Indonesië bekend door de vertaling van zijn Eeuwige muziek. Dit werk (7de druk) vormt met Meesterwerken van het Klavier (5de druk) en De Kamermuziek en het Lied (4de druk) de trilogie van Van Ackere die de muziek bij een breder publiek bracht. Met zijn vernieuwend boek over Ravel en zijn recente werken over minder bekende aspecten van Wolf en Brahms schreef hij indringende studies voor specialisten. De gedrevenheid en de drang om schoonheid over te brengen kenmerken ook de minnaar van Italië. Haar stenen laat hij zingen en velen doet hij nog steeds wandelen door de Italiaanse Renaissance. Als een aristocraat van de geest, vol ‘levensstijl en schoonheidsdrift’, houdt hij nog even de mythe van Italië levend door de grand tour van weleer steeds af te wisselen met vergeten en onbetreden paden. De creaties van literatoren en beeldende kunstenaars vertaalt, analyseert of evoceert hij op zoek naar dat stuk waarheid en schoonheid dat beneden de Alpen ligt. Die zoektocht naar de mens en de multidisciplinaire aanpak van Jules van Ackere opent vaak verrassende perspectieven zoals blijkt uit de Vlaanderen-nummers met Europese dimensie die hij wist samen te schrijven over ‘De Trap’ (199) of ‘De Fontein’ (219). De onvermoeibare
Jules van Ackere heeft op tachtigjarige leeftijd zijn monumentum vermoedelijk nog niet voltooid maar het heeft nu al iets van het aere perennius. (J. de Bolognelaan 38, 1020 Brussel).
Patrick Lateur
| |
Componist
Victor van Frachen 70
Zeventig jaar geleden, werd in St.-Ulriks-Kapelle op 8 mei 1924 één van onze meest verdienstelijke musici geboren uit het kunstenaarspaar Alfons, organist-toonkundige en Angèle de Bremaeker, dichteres. 1930 was voor de 6-jarige knaap zeker een niet te vergeten jaar. Toen gaf hij zijn eerste publiek optreden (zang en klavier). Tien jaar later overleed zijn vader op 41-jarige leeftijd. Na Wereldoorlog II studeerde hij aan het Koninklijk Muziekconservatorium in Brussel, waar hij als laureaat eindigde met nog verschillende speciale prijzen. Dan bouwde Van Frachen zich een briljante carrière op die befaamd was tot in het buitenland. Tijdens zijn loopbaan als concertist, zijn optredens in het NIR-INR, BRT en Radio Luxemburg, in het onderwijs, in binnen- en buitenland heeft Van Frachen heel wat ernstige vocale en instrumentale muziek van eigen bodem in een tiental landen op het concertpodium gebracht. Door de Unie van Belgische Componisten werd hem hiervoor de Trofee FUGA toegekend. Door de Gemeenteraad van Affligem werd hem de titel van Ereburger en Erevoorzitter van de Culturele Raad toegekend. Het Gemeentebestuur van Asse gaf het ‘Huldeboek Victor van Frachen’ uit. In een 20-tal Belgische, Nederlandse, Amerikaanse en Engelse encyclopedieën en naslagwerken bespreekt men vol lof zijn werken en activiteiten. In 1990 werd hem als scheppend en uitvoerend musicus, en zijn echtgenote Laurette Bosteels als dichteres-letterkundige, de ‘Speciale Onderscheiding en Medaille’ van de ‘Albert Einstein Academy’ toegekend evenals de ‘Medal for Peace’ met al de eer, rechten en privileges eigen aan zo een toekenning. In zijn composities weet Van Frachen de rijkste muzikale expressie te leggen. Hij schrijft vocale muziek op gedichten van zijn echtgenote, van zijn moeder Angèle de Bremaeker, e.a. Het zijn meesterwerken die trillen van echt gevoel en een bijzonder fijne muzikaliteit. In zijn
begeleidingen weet hij de extatische sfeer van de teksten met een schitterende klankenweelde te omlijsten. In zijn instrumentale werken belicht hij de klankkleurmogelijkheden van elk instrument, terwijl hij over een weelderige orkestratiekunst beschikt. In al zijn werken ontwaren wij een bijzondere stijlidentiteit. (Huize Meizang, Brusselbaan 244, 1790 Affligem).
Willy van Sande
| |
Letterkundige
Maurits van Vossole 70
De kwaliteit én de roem van de Vlaamse kunst is van bij haar begin gebaseerd op het uitzonderlijk ambachtschap van ontelbare ‘stille meesters’. Dankzij de miniatuurkunst van de ‘anoniemen’ werd de onovertroffen school van de Vlaamse Primitieven mogelijk. ‘Stille meester’ is, naar ik meen, perfect toepasselijk op de dichter en vertaler priester Maurits Van Vossole (o1924, Lebbeke). Onderbekend bleef het vakmanschap van Van Vossole. In de stilte van zijn pastorij en zijn tuin in ‘Sint-Gillis binnen de muren’ (Dendermonde) pelgri- | |
| |
meert hij reeds decennia lang naar de binnenkant van de dingen. Deze ‘reis naar binnen’ gaat hij als priester en dichter, én vertaler van dichters. Laten wij beginnen met het laatste. Jarenlang heeft de priester én dichter Van Vossole de psalmen naar onze tijd toe vertaald. Zijn ‘Psalmberijmingen’, getoonzet door Ignace de Sutter, werden met warmte onthaald. Andere werken verschenen met grote waardering in Nederland (‘Kinderpsalmen’, getoonzet door R.R. Klein, in 1965 in Amsterdam, en ‘Contrafacten’ op muziek van Heinrich Schütz, in Den Haag 1988). Hoog gewaardeerd werden de ‘18 hymnen ter ere van de apostelen’, vertaald uit het Latijn voor ‘Het getijdenboek 1990’. Naast het vertalen van religieuze lyriek werd Van Vossole zijn leven lang bijzonder geboeid door Rainer Maria Rilke. Aan het begin van dit avontuur staat de wenk van Van Wilderode en het werk van Romano Guardini. Van Vossole werd een kenner-bij-uitnemendheid, én van Guardini én van Rilke. Door een intense en jarenlange omgang met de originele gedichten van Rilke verwierf Van Vossole de kracht en het meesterschap om de poëtische glans van het oorspronkelijke vers ook in Nederlandse vertalingen te doen oplichten. Geen geringe verdienste voor wie weet hoe onmogelijk het is poëzie te vertalen. In 1983 verscheen zijn boek met de vertalingen en toelichting van Rilkes ‘Neue Gedichte - Nieuwe Gedichten’. In 1984 verscheen ‘Uren en Beelden’. In 1994 brengt Van Vossole de synthese van zijn Rilke-vertalingen met ‘Honderd geduchte gedichten’, ingeleid, vertaald en afzonderlijk toegelicht. Bij Rilke leerde Van Vossole vooral de schoonheid d.w.z. de gebaldheid van het sonnet onderkennen en kennen. Deze dichtvorm bij uitstek werd dan ook bij voorkeur de zijne. Met werkelijk groot ambachtschap arbeidde deze ‘stille meester’ aan elk
vers. Net als Gezelle en Van Wilderode schreef ook hij als priester vele gedichten in dienst van de liturgie en de mens. Uit zijn sonnetten, verschenen op doodsprentjes, zou een heerlijke bundel te distilleren zijn! In zijn sonnetten verhoogt de soberheid van het woordgebruik de spankracht van het beeld: in de gereserveerdheid ligt de grootheid besloten. Zo zijn z'n gedichten bijzonder bondig en uitgepuurd, en in hun gaafheid zijn ze ‘gave’: zij ‘zijn’ zoals de bloemen zijn, zij bestaan op zich zoals het water bestaat, buiten mode en tijd, nederig en nuttig voor wie hen vindt, en zuiverend voor het hart voor wie hen leest, proeft, ervaart (Brusselsestraat 67, 9200 Dendermonde).
Harold Van de Perre
| |
Letterkundige
Luc Verbeke 70
Op 24 februari van dit jaar is Luc Verbeke 70 geworden. Op geen ander is het vers van de dichter René Verbeeck meer toepasselijk: ‘Vlaanderen, ook de stillen werken aan u...’. In het burgerleven was hij achtereenvolgens onderwijzer, schoolhoofd en diocesaan inspecteur van het basisonderwijs. Hij ontwikkelde daarnaast ook zijn andere gaven, die hij in de eerste plaats ten dienste stelde van de gemeenschap. Zijn eerste liefde was nochtans de literatuur, vooral de poëzie. Luc
Verbeke was redactielid van vroegere literaire jongerentijdschriften als Het Daghet en Nieuwe Stemmen. Sinds de oprichting in 1952 behoort hij tot de redaktie van ons tijdschrift Vlaanderen. In de loop der jaren publiceerde hij drie dichtbundels: Gezangen in de deemstering (1951), Van donker naar licht (1965) en Nescio (1978), klassieke poëzie, die een harmonisch levensgevoel uitstraalt. Dat het getal niet hoger opliep, is het gevolg van wat mettertijd is uitgegroeid tot zijn levensopdracht en -werk: zijn inzet voor Frans-Vlaanderen. In 1947 was hij medestichter van het Komitee voor Frans-Vlaanderen en werd hij er, onder impuls van André Demedts, ook de algemene secretaris van, wat hij tot op heden gebleven is. Sinds 1973 redigeert hij eveneens de KFV-Mededelingen, een informatief cultureel tijdschrift voor en over Frans-Vlaanderen. In 1970 resulteerde dat in het bij het Davidsfonds verschenen boek Vlaanderen in Frankrijk. Luc Verbeke publiceerde ook talrijke bijdragen over Frans-Vlaanderen in naslagwerken en tijdschriften. Niemand kan bij benadering zeggen hoeveel werk, inzet én idealisme het heeft gevergd om zijn opdracht te vervullen, altijd opnieuw stand te houden en ermee door te gaan. Intussen is hij in stilte de poëzie trouw gebleven. Naar aanleiding van zijn 70ste verjaardag verscheen de bundel Terugblik, met een keuze uit vijftig jaar poëtische werkzaamheid. Deze uitgave moet hem meer dan wat dan ook gelukkig stemmen. Zij geeft ons bovendien een dieper inzicht in zijn rijke persoonlijkheid: ‘verbonden woorden / die elkander dragen, / het hart zit binnenin’. Dit hart draagt Luc Verbeke op de juiste plaats. Daarom sluiten we ons in verbondenheid graag bij deze hulde aan. (Platanendreef 46, 8790 Waregem).
Rudolf van de Perre
| |
Componist
Peter Welffens 70
Met Peter, die onlangs zijn zevenste verjaardag vierde (Antwerpen, 7 mei 1924) en meteen zijn Gouden huwelijksjubileum met de pianiste Louise Delen, ben ik reeds sedert mijn jeugdjaren bevriend. Wie hem kent weet dat hij een rechtschapen iemand is: als eerlijk mens bracht hij steeds de moed op om onomwonden zijn mening over mensen en dingen te uiten, echter nooit kwetsend of grof, maar meestal met een scherpzinnige en spirituele kijk, en bij voorkeur in zijn - desnoods ‘gekuist’ - Antwerps dialect. Eenzelfde integriteit straalt uit van de
| |
| |
kunstenaar Welffens: hoewel ten volle hedendaags componist, bleef hij steeds wars van modestromingen of iedere vorm van snobisme. Gebouwd op een solied vakmanschap boeien zijn partituren door hun sterk aansprekende zeggingskracht. Dergelijke kwaliteiten kreeg hij ongetwijfeld mee van zijn vader, zelf een veelzijdig musicus en stammend uit de school van Peter Benoit. Na een korte aanloopperiode als pianistbegeleider aan de Koninklijke Opera van Gent startte Peter Welffens' eigenlijke loopbaan in 1945 aan het Koninklijk Jeugdtheater van zijn geboortestad. Gedurende niet minder dan 44 jaar bekleedde hij er de dubbele functie van pianist en muziekdirecteur. Generaties kinderen en opgroeiende jeugd heeft hij aldus telkens opnieuw gelukkig gemaakt met zijn talloze, speciaal voor die Instelling gecomponeerde sprankelende liederen. Deze ongemeen vruchtbare en cultureel zo verrijkende activiteit mondde uit in het componeren van enkele meeslepende Musicals die een nog bredere waaier van geestdriftige jeugdige bezoekers naar datzelfde Jeugdtheater lokten. Zijn hechte en langdurige samenwerking met de ‘Dansgroep Lea Daan’ resulteerde in het scheppen van meerdere waardevolle balletpartituren die o.m. in de Koninklijke Vlaamse Opera een opmerkelijke bijval genoten. Ook het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst in Antwerpen deed een beroep op hem als muziekadviseur. Aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium ten slotte doceerde hij 12 jaar Praktische Harmonie. Die indrukwekkende artistieke bedrijvigheid betekende voor Peter Welffens echter geen beletsel tot het componeren van een aantal merkwaardige en kleurrijk georkestreerde symfonische werken en van allerhande kamermuziek, die, zoals voor de meeste degelijke Vlaamse toondichters thans het geval is, nog nauwelijks aan bod komen in radio of concertzaal, spijts bepaalde officiële bekroningen. Zo wacht zijn destijds in opdracht van de Oostvlaamse afdeling van ‘Jeugd en Muziek’
geschreven didactische en hoogst fijnzinnige kameropera ‘De Dubbeldroom’ nog steeds op een creatie. Moge de toekomst in dat opzicht milder zijn voor Peter Welffens... (Meneghemlei 60, 2100 Deurne).
Frits Celis
| |
In Memoriam
F.R. Boschvogel
Letterkundige
Letterkundige F.R. Boschvogel, pseudoniem van Frans Ramon, werd op 22 september 1902 te Aartrijke geboren. Hij overleed in het Verpleeghuis Godtsvelde (Kortemark) op 19 januari 1994. Hij was een levensblij kunstenaar (het was zijn wens dat op zijn doodsprentje het ‘Zonnelied’ van Sint-Franciscus van Assisië zou gedrukt worden!), die in alles en in allen het schone en het goede zocht. Vooral de streek en de bewoners van het Houtland lagen hem nauw aan het hart en inspireerden hem tot heel wat boeken. Zijn leuze luidde: ‘Wérken, wérken, ... en de menschen geirne zien’. In dat ruisende Houtland was hij voor velen een vertrouwd beeld in het landschap. Zijn leven lang doorkruiste hij het van horizon tot horizon, - op een vooroorlogse fiets, met een groene Parka aan, op zijn Streuvelskop een Alpin, onder zijn kin een vlinderdasje en steeds weer met een stevige armzwaai of een uitbundige ‘goeiendag’ voor al wie hij op zijn weg ontmoette. In dat Houtland moet het nu wel, zonder zijn hartverwarmende verschijning, erg stil geworden zijn. Laten we ons beperken tot een korte schets van zijn leven en werk en daarbij hopen dat er ooit een degelijk gedocumenteerd en allesomvattend boek over hem verschijnt. F.R. Boschvogel is immers een onderschat kunstenaar en daar heeft hij - door zijn al te grote nederigheid - zelf schuld aan... Tijdens zijn jeugd onderging hij de invloed van enkele rasvertellers: zijn moeder, onderpastoor Alfons Mervillie en zijn leraar Paul van Landuyt. Zij deden in hem de liefde voor geschiedenis en vertelkunst ontwaken. Pas in de jaren twintig zou de gloed van het Vlaams romantisme hem naar een bezield schrijverschap drijven. Het is onmiskenbaar dat het werk van Conscience, Snieders en Leroy - zowel inhoudelijk als stylistisch - een grote invloed op hem uitoefende. Het waren zijn grote voorbeelden, waarnaar hij zich tijdens zijn hele schrijversloopbaan richtte. In 1922 behaalde hij het diploma
van onderwijzer en, door zelfstudie, werd hij in 1926 regent in de Nederlandse en de Franse letterkunde. Als onderwijzer (1922-1933) gaf hij les in de St.-Leoschool in Zedelgem en in de Jongensschool in Aartrijke. Als regent stond hij voor de schoolbanken in de Rijksmiddenschool van Diksmuide (tot 1942) en in het Atheneum van Brugge (tot 1958). Daarna ging hij met pensioen. In 1926 debuteerde hij, in samenwerking met Emiel van Hemeldonck, met een reisverhaal: ‘Van Toontje die naar Rome ging’. Pas in 1942 verscheen zijn eerste historische roman, ‘Willem van Loo’, die het volgend jaar door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde met de Karel Barbierprijs bekroond werd. Het betekende de definitieve start van een literaire produktie (een 70-tal boeken), die zowel historische romans, landelijke of gewone (volks)-romans, als specifieke jeugdboeken bevat. Vooral de historische romans brachten F.R. Boschvogel naam en faam. Hoogtepunten waren ‘Het Hof der Drie Koningen’ (1946) en ‘Niet wanhopen, Marie-Christina’ (1948), die respectievelijk een periode uit de godsdiensttroebelen (midden 16de eeuw) en de Franse Revolutie (eind 18de eeuw) behandelen. Ook stelde hij een geromanceerde biografie van heel wat historische figuren te boek: Robrecht de Fries, Jan van Eyck, Karel de Goede, de H. Godelieve, Peter Benoit en anderen. Een volk dat zijn groten eert... Niet minder belangrijk zijn de landelijke romans, waarin F.R. Boschvogel ondermeer de gewone Houtlandse (keuter)boer of dagloner op de voorgrond plaatst. Zijn deze romans meestal Pallieteriaans zonnig, toch klinkt er enige bekommernis om de ‘kleine man’ in door, wat aan dit werk een sociale bewogenheid geeft. De voornaamste zijn: ‘De Beukenhage’ (1947), ‘Hoor die Rika fluiten’ (1967) en ‘Kom, Hermine’ (1968). Ten slotte verraste F.R. Boschvogel ook onze jongeren op een pleiade degelijke
jeugdboeken. Uit de bonte waaier pikken we graag het zesdelige ‘Boschvogel vertelt’ (1948-1951), dat voor duizenden Vlaamse jongens en meisjes uren leesplezier betekende. Zijn ‘Vlaenderen die leu’ (1951), een onvervalst Gulden Sporenboek, werd, onder de titel ‘Dirk van Haveskerke’, door de Vlaamse Televisie als jeugdfeuilleton verfilmd (1977). Vergeten we echer vooral niet zijn trouwe medewerking aan de jeugdtijdschriften Zonneland, Zonnekind, Lenteweelde, Tamtam en Horizon! Wie F.R. Boschvogel in een literaire stroming of klasse wenst
| |
| |
onder te brengen, komt bij de zogenaamde Westvlaamse Traditie terecht. Net als Jules Leroy, Victor Huys, Stijn Streuvels, Omer K. de Laey, Edward Vermeulen en anderen, behoort hij tot deze groep van auteurs, die hun werk in grote mate ‘uit het volk, voor het volk’ schreven en daarbij een volkse verteltrant hanteerden. Hierover schreeft criticus Paul Hardy: ‘Hij is een man die, aanknopend bij de traditie der grote vertellers uit dit gewest, erin slaagde zijn eigen vertelkunst op te tillen tot het peil der fraaie letteren. F.R. Boschvogel is bovendien, na Emiel van Hemeldonck, de grote vernieuwer geworden van de historische roman met volksnationale inslag. Dat is een verdienste, wellicht van literair-historische betekenis, waar geheel Vlaanderen hem dank voor verschuldigd is. In het werk van F.R. Boschvogel ontmoeten elkaar de kunstenaar en de opvoeder van zijn volk en geen van beiden dient zich voor de andere te schamen.’ F.R. Boschvogel leverde ook op andere gebieden verdienstelijk werk. Een kleine keuze: redactielid van het tijdschrift ‘Vlaanderen’, medewerker aan het weekblad ‘De Thouroutenaar’, trouw publicist in de volksalmanak 't Manneke uit de Mane, strijdend Davidsfondser, voordrachtgever voor talrijke culturele verenigingen, toeristische gids (vooral in zijn geliefde Brugge), enz. Kortom met een onblusbare liefde, temperament en wilskracht, heeft F.R. Boschvogel, schrijvend en opvoedend, zijn gehele leven aan Vlaanderen gewijd. En daar blijven wij hem bijzonder erkentelijk voor.
Herwig Verleyen
| |
In Memoriam
Yvo Ceulemans
Componist
Yvo Ceulemans ging van ons heen op 5 mei 1994. Hij werd geboren in Antwerpen op 18 maart 1905 en studeerde aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium in Antwerpen, bij Peter Saenen: viool, bij F.C. D'Haeyer: harmonie en contrapunt, bij Karel Candael: fuga, compositie en orkestratie. Hij was verbonden aan het Stedelijk onderwijs in Antwerpen en tevens leraar voor viool en notenleer aan de muziekacademie in Hoboken waar hij van 1959 tot 1979 directeur was. Yvo Ceulemans verwierf de Karel Boury-prijs van de Koninklijke Vlaamse Academie voor negen kinderliederen (1954), een tweede SABAM-prijs voor een strijkkwartet (1956), een Prijs van het Ministerie van Nederlandse Cultuur voor zijn vioolconcerto (1968) en een Prijs van de Provincie Antwerpen voor koorcompositie (1974). In 1979 verkreeg hij de eerste prijs kinderkoor Nausikaa en de Jef Van Hoofprijs voor koperkwintet in 1980. Het muziekonderricht heeft hij altijd als zijn hoofdtaak beschouwd. Hij verleende zijn medewerking door het schrijven van verscheidene notenleerlessen. Het musiceren met kinderen vond hij boeiend. Zijn compositievoorkeur ging dan ook uit naar kinderliederen en koor, naast klein orkest en kamermuziek. Yvo Ceulemans was een minzaam en bescheiden man. Muziek was zijn grote levensideaal.
I. Houttequiet
| |
In Memoriam
Gaston van den Bergh
Beiaardier-componist
In dit nummer zou een huldeartikel verschijnen voor de zeventigjarige beiaardiercomponist Gaston Van den Bergh, geboren te Lier op 14 april 1924. Op 27 oktober 11. overleed te Duffel de zo bedrijvige artiest; treurend met de familie wordt het een herdenkingsartikel.
Gaston Van den Bergh volgde muziekschool te Duffel en nadien beiaardschool te Mechelen, telkens beëindigd met grote onderscheiding (1938 en 1949). Hij bespeelde de beiaard van zijn geboortestad en z'n doopkerk Sint-Gummarus van 1946 tot 1989 en van 1950 tot 1978 was hij adjunct-stadsbeiaardier van Mechelen. Meermaals trad hij op in Antwerpen, Leuven en Charleroi en hij gaf concerten op zowat 200 verschillende beiaarden in West-Europa en de Verenigde Staten van Amerika, waarbij twee overtochten met een reizende beiaard aan boord van het schip dat hem naar de States bracht. Hij won verschillende internationale prijzen in speel-, improvisatie- en compositiewedstrijden, o.a. te Mechelen, Utrecht, Hilvarenbeek, Rotterdam. Ook schreef hij talrijke werken voor het toreninstrument en leverde hij vele bijdragen aan tijdschriften en boeken. Intussen was hij ook bestuurslid van een paar beiaardverenigingen en van de Heemkringen van Duffel en Sint-Katelijne-Waver. Sedert 1965 was hij adviseur bij de restauratie van oude beiaarden en de oprichting van nieuwe in 7 van onze 9 provincies en van een paar in Nederland. In 1973 adviseerde hij te Halle (Brabant), waar hij meteen beiaardier werd en bleef tot in 1993. Na in totaal zowat 3.500 concerten, was hij als beiaardier niet meer actief. Kerstdag 1991 was voor hem een bijzonder feestelijke dag geweest: een oude droom ging in vervulling, toen, na ruim 40 jaar tevergeefs ijveren, in de toren van de Sint-Martinuskerk te Duffel, zijn parochiekerk, eindelijk een beiaard werd ingehuldigd. Al een paar jaren zingt de Duffelse toren mee in de schone rij van zingende torens in Vlaanderen; thans treurt hij ook om Gaston Van den Bergh als dank voor zijn welbesteed leven in dienst van beiaard en kunst.
Gust Keersmaekers
ATTENTIE!
Vanaf 1 januari 1995 wordt de heer Dirk Rommens onze nieuwe verbondssecretaris. We heten hem hierbij van harte welkom en wensen hem veel succes toe in deze belangrijke functie binnen ons Verbond.
Voor alle artikels i.v.m. de rubrieken ‘Wij huldigen/Wij gedenken’ en ‘Verbondsberichten’ moet u zich voortaan rechtstreeks tot hem wenden op zijn adres Sint-Pietersstraat 39, 8520 Kuurne (tel./fax: 056/35.78.66).
|
|