Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 43(1994)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Achter het lover De rechterhand schrijft, waar de fazant nog loopt, waar meeuwen slurpen de wind; de linkerhand is een vreemde, soms eeuwen ver, en de ene hand doet de andere beven. Met glazen van hoogverhit zand voor de ogen, met een gekleurd lint om de oren, kijkt zij mij aan. Ik heb woorden als patrijzen die uit de winter lopen, als de mond van de rog, als zwarte radijzen, als afgeknotte bomen die vele handen geven, als eenden die slapen in de rug. Wol trilt in de hagen, waar de schapen hebben geblaat, waar ik heb bemind. De voet van het land is van gras, het hoofd van lover, lover dat vormen haalt, die de hersenen breken, als het oog niet wil keren. Nog varen waterhoentjes in het groen van haar schoot, maar het gras wordt hooi op de stengel, grift een oud gelaat in het land. Achter het lover beschilder ik haar gelaat. Haar ogen als oude munten, waaraan twee vleugels trillen. Geen oude rook omhangt haar. Haar vingers van jenever wekken de morgen in de huid. Gust Vermeille 14 [1965], nr. 79, p. 58. Vorige Volgende