Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 41
(1992)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |
Devotieprenten tussen reformatie en contrareformatie
| |
[pagina 158]
| |
de pauselijke nuntius Hiëronymus Aleander getroffen door de verspreiding van verdachte lectuur in brede kringen. Zelfs in de kringen van ambachtslui gingen boeken vlot van hand tot hand. Werd deze lectuur aanvankelijk rechtstreeks vanuit de Duitse gebieden de Nederlanden binnengebracht, dan ontwikkelde zich vooral in Antwerpen al vlug een eigen produktie van heterodoxe literatuur. Na 1550 was het hoogtij voorbij, maar aan de stroom ketterse boekjes kwam geen einde; daar werd in voorzien door drukpersen die in de migrantenoorden draaiden (vooral Emden) en waarvan de boeken via klandestiene kanalen in de Nederlanden werden verspreidGa naar eind3.. Bij dit alles mag zeker het gesproken ‘woord’ niet veronachtzaamd worden: de grote doorbraak van de nieuwe leer tijdens het Wonderjaar was vooral het werk van de hageprekers die voor soms duizendkoppige massa's in open veld hun boodschap verkondigden. Van een beeldcultuur kan binnen de reformatorische kringen in de 16e eeuw dus bezwaarlijk worden gesproken. Treffend is bijvoorbeeld dat, nadat het calvinisme zich na 1576 (tijdelijk) in Vlaanderen had hersteld, de kerken niet alleen van beelden werden gezuiverd maar dat daarenboven, zoals in enkele Brugse bedehuizen, de kerkmuren met ‘diversche schriftueren’ werden beschilderd. De vage contouren tussen de verschillende religies had met name ook voor de heiligencultus zijn consequenties. Het vereren van heiligen bleef in een brede onderstroom aanwezig maar lijkt zich nauwelijks van ‘sanctjes’ te hebben bediend. Een vrij gedetailleerd onderzoek naar het boekenbezit in Amiens tijdens de 16e eeuw leert dat bijvoorbeeld de Legenda Aurea van Jacob van Voragine er veruit het meest verspreide boek was bij de stadsbevolking. Het betreft een verzameling heiligenlevens die op een vrij vlotte en toegankelijke manier werden gepresenteerd en nog volop een middeleeuwse religieuze sfeer uitademen. Het ging hierbij uitsluitend om edities in de volkstaal. Anderzijds valt het wel op dat na 1558 de belangstelling sterk achteruitgaat, dus precies in een periode dat het calvinisme in de regio vaste voet verwerftGa naar eind4.. Dat de overgang naar de reformatie niet onmiddellijk gepaard ging met een beeldenstorm in de privé-sfeer, wordt trouwens ook door de boedelbeschrijvingen van vluchtelingen of arrestanten door de Raad van Beroerten aangetoond. De Doornikse garentwijnder Baulduin d'Autigem had bijvoorbeeld naast twee bijbels en nog een ‘aultre mauvais livre’ ook een geschilderd portret van de H. Christoffel in huis. Daarnaast maakte de reformatie zelf gebruik van de populariteit van heiligen om eigen waarden ingang te doen vinden. De afbeelding van de H. Anna met haar familie bijvoorbeeld vond een ruime verspreiding in de vorm van éénbladdrukken als werk van Duitse vroeg-zestiende-eeuwse graveurs en houtsnijders. Deze prenten werden nu wel van hun devotionele intentie ontdaan en ingeschakeld in een pleidooi voor de ouderlijke verantwoordelijkheid in de intellectuele opvoeding van de kinderen. Leren lezen en schrijven werd vanzelfsprekend gezien in functie van de persoonlijke bijbellectuur die kon bijdragen tot een grotere individuele vroomheidGa naar eind5.. Niettemin eiste de prent ook binnen de reformatie haar rol op. Zo werd binnen de hervormde kringen de spotprent intens gehanteerd. Dit was vooral in Duitsland het geval, maar de invloed op onze gewesten was niet gering. Zo leurden liedjeszangers en boekencolporteurs ook wel met spotprenten; dit was in elk geval het geval met twee Noordnederlanders die omstreeks 1556 in Brugge werden gearresteerdGa naar eind6.. Ook gevestigde kunstenaars leenden zich wel tot een controversieel ontwerp. Als men er de 16e-eeuwse boedelbeschrijvingen op naleest, lijken prenten en schilderijen met spottende taferelen gretig aftrek te hebben gevonden. Ook hier is er van eenduidigheid nauwelijks sprake en was de tolerantiedrempel van het individu groot. ‘Een taffereelkin daer een munnick een bagyne op haer gat smit’ sierde in 1559 het overigens rijke interieur van de rentmeester van Rotselaar, dat verder door talrijke Mariabeelden werd opgefleurd. Ook binnen de katholieke wereld had men met spotprenten een antwoord op de protestantse aantijgingen klaar. De afname van hun populariteit binnen deze kringen naar het einde van de 16e eeuw toe, verwijst naar het toenemend belang van de eigen contrareformatorische beeldtaal die o.a. via devotieprenten een uitweg vond.Ga naar eind7. Wat de spotprent reeds had aangetoond, wordt zeker bevestigd door de boekillustratie: de prentkunst groeit tijdens de 16e eeuw naar een hoogtepunt en de reformatie heeft er zich ook van bediend. Het onderscheid tussen losse prent en boekillustratie valt trouwens niet steeds te trekken. Onlangs werd aandacht gevraagd voor de houtsnedereeks ‘de passie Delbecq-Schreiber’ die zowel los, in handschriften als in een brede waaier 16e-eeuwse drukken werd verspreid. Ook hier valt het trouwens op hoe deze passie-iconografie zowel bruikbaar was voor ‘onverdachte’ devote boekjes als voor het illustreren van werk van Luther dat in de jaren twintig van de Antwerpse persen van Claes de Grave kwamGa naar eind8.. Drukkers enerzijds en graveurs en prentenhandelaars anderzijds zochten graag elkaars aanwezigheid op. De onschatbare rol die de ‘Officina Plantiniana’ trouwens in de ontwikkeling van boekillustratie speelde is goed bekend. Het is deze goed uitgebouwde infrastructuur die vanaf de zestiende eeuw optimaal zal worden gevaloriseerd door de ijverige contrareformatie die ten volle de kracht van het beeld aanwendde.Ga naar eind1. |
|