Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 40
(1991)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Architectuur in het Portugal van vandaag
| |
[pagina 132]
| |
Marktgebouw te Braga (Eduardo Souto de Moura, 1980).
bewonersparticipatie koos, heeft echter op verschillende vlakken gefaald: vooral de politieke en bestuurlijke impasse na de revolutie leidde al in 1976 tot de vroegtijdige stopzetting van het project. Veel SAAL projecten bleven tekeningen, andere, die reeds waren gestart, werden nooit verder afgewerkt. Een ander, niet onbelangrijk gevolg van de revolutie was de ontreddering binnen de bouwproduktie. Na 1974 trokken veel bekwame ambachtslieden naar het buitenland. Aangezien men het bouwvak via de praktijk doorgeeft en nauwelijks via het onderwijs, ontstond een groot vacuüm in de bouwpraktijk dat de Portugese architecten nog steeds ervaren als een ernstig kwalitatief verlies. Het inbrengen van nieuwe woningen in een stedelijke omgeving met een directe participatie van de locale bewoners heeft niettemin aanstekelijk gewerkt. In het kader van de groots opgezette IBA manifestatie (Internationale Bau Austellung) te Berlijn inviteert men Alvaro Siza in 1979 voor een invuloperatie in de sterk verpauperde wijk Kreuzberg. De keuze van Siza gebeurt juist omwille van zijn reputatie als expert van participatieprocessen tijdens de SAAL periode. Door zijn werk in Berlijn ontstaat niet enkel een grote internationale belangstelling voor zijn vroeger oeuvre maar ook voor de gehele Portugese architectuur. In 1981 introduceert Alexander Tzonis het begrip ‘kritisch regionalisme’, een term die de architectuurcriticus Kenneth Frampton in het begin van de jaren tachtig een centrale plaats geeft binnen de internationale vakdiscussie. Er ontstaat plots een grote belangstelling voor regionale centra zoals het Zwitsers kanton Ticino, Barcelona en Porto. Het zijn regio's met een boeiende architectuurontwikkeling; de kracht ervan is bepaald door een beperkt isolement. Een fundamenteel gegeven binnen een hedendaagse regionale cultuur is dat men zijn eigen identiteit weet te behouden en op een kritische wijze internationale invloeden kan introduceren. Het is dan ookbegrijpelijk dat men de ontwikkelingen in bovenvermelde regio's vrij vlug als ‘school’ gaat etiketteren. Zo spreekt men van een ‘School van Porto’, een omschrijving die echter nooit een correcte weergave is geweest van de zoveel complexere realiteit. Een verklaring voor de levendige ontwikkeling in Porto is immers niet terug te brengen tot de revolutie en het SAAL experiment. Vooral de langdurige periode waarin Porto zich betrekkelijk onafhankelijk ontwikkelt als tegenpool van het machtscentrum Lissabon is een fundamenteel gegeven met vérstrekkende gevolgen. Wanneer men spreekt over de ‘School van Porto’ denkt men
Administratief complex te Lissabon (Tomás Taveira).
| |
[pagina 133]
| |
Aanbouw aan een oude woning te Fonte Fria (Carrilho da Graça).
Woonwijk te Chelas (Lissabon).
Architecten Gonçalo Byrne & Antonio Reis Cabrita (1972/1974).
Portugees Paviljoen EXPO '92 Sevilla.
Architecten Manuel Graça Dias & Egas José Vieira. in de eerste plaats aan een groepering van architecten die op de voorgrond willen treden via een manifest of dogmatische stellingname. Hiervan is er in Porto echter geen sprake. De meeste auteurs wijzen op de belangrijke rol van het architectuuronderwijs. ‘De School van Porto’ moet men dan ook letterlijk nemen. Vanaf 1950, onder het directeurschap van architect Carlos Ramos, is het architectuurinstituut aldaar geen geïsoleerd eiland meer. Ramos maakt van de school een belangrijk platform voor de vorming, het debat en de verspreiding van de architectuur, een instituut met een directe relatie met de sociale en culturele werkelijkheid van de stad. Het onderwijs in Porto kan men als ‘klassiek’ omschrijven, waarbij een directe relatie en overdracht tussen leraar en leerling centraal blijft staan. De onderlinge verbondenheid tussen de architecten is in grote mate bepaald door de gekozen onderwijsbenadering. Binnen de equipe van docenten legt vooral architect Fernando Tavora vanaf de jaren vijftig de basis van een nieuwe ontwerpgedachte. Met zijn benadering beïnvloedt hij verschillende generaties ontwerpers. Zijn meest begaafde leerling is architect Alvaro Siza. Tavora's benadering heeft affiniteiten met deze van de Finse architect Alvar Aalto. Architectuur wordt niet gezien als een lineair proces van analyse tot synthese maar als een continu proces. Ook in zijn realisaties weet Tavora deze benadering te visualiseren. Manuel Mendes vat een aantal kenmerken van het werk van Tavora en andere architecten in Porto als volgt samen: een integrerende interpretatie van de waarden van de spontane architectuur, het begrijpen van het milieu en de stad, een menselijke dimensie van de ruimte, de zorgzaamheid bij de uitvoering van het project, een interpretatie van de geschiedenis, een herziening van de traditie van het moderne en het ontwikkelen van een eigen poëtica. Ongetwijfeld is het oeuvre van Alvaro Siza de mooiste kristallisatie hiervan. Alhoewel Tavora de centrale figuur is binnen de ‘School van Porto’ geniet zijn oeuvre nauwelijks enige bekendheid in het buitenland. Een van zijn grootste en boeiendste projecten is de restauratie van en de aanbouw aan het indrukwekkend kloostercomplex Santa Marinha te Guimaraes (1972-1985). De wijze waarop Tavora dit klooster transformeerde tot pousada (hotel van de Portugese overheid) getuigt van een subtiele interpretatie van de site en het historisch erfgoed. Architect Alcino Soutinho is een generatiegenoot en vriend van Siza. Zijn belangrijkste realisatie is het stadhuis van Matosinhos (1980-87), een voorstad van Porto. Alhoewel het gebouw een sterke monumentaliteit bezit, gebeurt de inpassing in de site op een correcte wijze. Een van de meest talentvolle leerlingen van Alvaro Siza is de jonge architect Eduardo Souto de Moura. Zijn eerste werk, waarmee hij ook de aandacht trok van de internationale vakpers, is een overdekt marktplein te Braga (1980). Een lange, eenvoudige structuur brengt enige orde en richting in het chaotische karakter van de site. Met minimalistische middelen geeft hij het gebouw een grote zeggingskracht, dit zonder afbreuk te doen aan de functionaliteit. Het minimalisme kenmerkt ook zijn recente projecten en realisaties. Het cultureel centrum | |
[pagina 134]
| |
S.E.C. in Porto, ingeplant in een tuin met een neo-klassieke woning, is hiervan het allermooiste voorbeeld. Om de tuin zo groot mogelijk te houden plaatste Souto de Moura het centrum tegen de tuinmuur. Ook door zijn architectonische eenvoud verdwijnt het gebouw als het ware in de tuin. Uit zijn werk straalt een grote bewondering voor het oeuvre van architect Mies van der Rohe. Met een subtiele verfijning in elk detail weet hij een poëtische kracht op te roepen. Deze uiterste beheersing van het detail en van het materiaalgebruik treft men ook aan in zijn woningen. Het fragiele van glas en bepleistering confronteert hij met grote, ruwe blokken natuursteen. De fundamentele act van het bouwen, het op elkaar plaatsen van bouwblokken, wordt in spanning gebracht met een technologische aanwending van nieuwe materialen. De grens tussen natuur en cultuur is hier op een elementaire manier geconcretiseerd. Naast Siza en de drie bovenvermelde ontwerpers zijn er andere architecten te vermelden die voornamelijk werkzaam zijn in en rond Porto: Pedro Ramalho, Adelberto Dias, Alves Costa, Antonio Corte-Real en het atelier Gigante-Melo-RealGa naar eind2. Wanneer men in Lissabon spreekt over moderne architectuur verwijst men steeds naar het gigantisch kantoor- en winkelcomplex Amomeiras (1980-1986) ontworpen door architect Tomas Taveira. Dit complex met zijn nadrukkelijke aanwezigheid in de sky-line van de stad is een platvloerse postmodernistische interpretatie van de kantoortorens van de Amerikaanse architect Michael Graves. Alhoewel de meest interessante ontwikkeling zich voordoet rond Porto, zijn er een aantal architecten uit Lissabon die met hun werken zeker belangstelling verdienen. Een van de eerste alternatieven voor de uniforme, willekeurig ingeplante sociale appartementsblokken was een complex in Chelas, een voorwijk van Lissabon. Het ontwerp van de architecten Gonçalo Byrne en Antonio Reis Cabrita uit 1972/1974 is sterk geïnspireerd, zowel qua stedebouwkundige optie als qua architectonische vormgeving, op de wijk Gallaratese te Milaan van Aldo Rossi. In het Chelas complex zijn de bouwblokken georiënteerd rond een centraal plein met de nodige nutsvoorzieningen. Anno 1991 is het geheel zwaar aangetast door vandalisme. Niet zozeer de architectuur is hiervoor verantwoordelijk als wel de geïsoleerde inplanting aan de periferie van de stad. Dit stadsdeel wordt bewoond door mensen die leven aan de rand van de samenleving. Byrne streeft in zijn ontwerpen naar een zo lineair mogelijke inplanting in het landschap. Zijn benadering is sterk bepaald door het werk van de Italiaanse architect Gregotti, maar anderzijds wordt hij bijvoorbeeld gefascineerd door de impact van de monumentale aquaducten in het Portugese landschap. Voorbeelden hiervan zijn het sportcomplex te Braga (1977-1990) en het SAAL wooncomplex te Setubal (1975-1983). Minder drastisch benadert hij het landschap bij zijn woningontwerpen. Woning Ferreira te Alcanena (1984-1985), geselecteerd voor de expositie in Brussel, toont hoe Byrne het landschap opneemt als vertrekpunt van zijn gehele concept. Een architect die zich de laatste jaren sterk profileert met een aantal boeiende verwezenlijkingen is architect Carrilho da Graça uit Lissabon. In het recent in gebruik genomen openluchtzwembad te Campo Major en het gezondheidscentrum te Portalegre weet hij op een overtuigende wijze zijn gebouw in te planten in het landschap. Hij benut de aanwezige potentiële kwaliteiten van de site om zijn gebouwen te concipiëren. In Lissabon zijn er maar weinig nieuwe, interessante realisaties. Een verbouwing met ruimtelijke kwaliteiten is het Bélem-Club Musée van architect Manuel Graça Dias (1989-1990), een expopaviljoen uit 1939 dat de functie kreeg van een exclusief clubhuis. Dezelfde architect, samen met Egas José Vieira, is auteur van het Portugees Paviljoen op de wereldtentoonstelling in het Spaanse Sevilla '92. Tenslotte valt nog de recente kleine verbouwing van het Curry Cabral Ziekenhuis te Lissabon van architect José Paulo dos Santos te vermelden. De wijze waarop nieuwbouw geconfronteerd wordt met een reeds bestaand oud gebouw is bescheiden, niet spectaculair.
Sinds 1974 is er veel veranderd op de Portugese architectuurscène. Geleidelijk is het bewustzijn gegroeid dat bouwen een belangrijk onderdeel is van een meer algemene cultuur. Voordien was de rol van de architect in de samenleving eerder marginaal; de totale produktie was in handen van zelf ontwerpende aannemers, tekenaars en zelfbouwers. De architecten eisen nu hun plaats op binnen de maatschappij: ontwerpers van een interessant patrimonium van morgen. Dat men de grote opdracht voor de wederopbouw van de afgebrande Chiadowijk te Lissabon aan architect Siza gaf is een voorbeeld van deze toch betekenisvolle evolutie. |
|