wat te bieden heeft. De Europeaan die zich alleen maar komt verontschuldigen voor het feit dat hij Europeaan is, kan geen gesprekspartner zijn.
Kan het waar zijn, dat de grote inspirator van Europa, Jean Monnet, eens zei, als het over te doen was, dat hij bij het kneden van Europa niet met kolen en staal, maar met cultuur zou beginnen?
H.B.: Neen, Jean Monnet heeft dat nergens geschreven (vgl. zijn Mémoires) en hoogstwaarschijnlijk heeft hij dat ook nooit gezegd. Dat lag niet in zijn denkschema.
Hoe groot is de kans dat kleine volkeren in de multiculturele massamaatschappij van morgen zichzelf blijven? (Hoe verslaan de internationale media immers de problemen van Baskenland, Corsica, Noord-Ierland, Schotland en Voeren!) M.a.w.: welke toekomst hebben 6 miljoen (in de 21ste eeuw: 5 miljoen) Vlamingen tussen honderden miljoenen andere Europeanen?
H.B.: In het Europese perspectief zie ik weinig ruimte voor ‘waar Vlamingen thuis zijn’, als daarmee ook zo een beetje Frans-Vlaanderen wordt bedoeld, maar uitdrukkelijk niet Nederland. 20 miljoen (Nederlanders en Vlamingen) is al niet zo veel. Dus: de grootst mogelijke samenwerking tussen de beïnvloeding wederzijds van Noord en Zuid. Kijk naar de verhouding Duitsland/Oostenrijk. Voor de rest: ‘more brains’, bezwoer August Vermeylen. Ik herhaal: kwaliteit gevraagd. Knusheid en dialect leiden tot niets.
Hebben Vlamingen en Nederlanders met hun 20 miljoen nederlandssprekenden evenveel recht van spreken in de Europese Gemeenschap als de andere leden?
H.B.: Evenveel ‘recht’ hebben ze natuurlijk en onze taal is één van de negen officiële (dat worden er straks nog méér!). Maar de hoofdvraag is: hoe maken wij intelligent van dat recht gebruik? Nog eens: kwaliteit bieden;
Het stervormige Europese Centrum Berlaimont aan het Brusselse Schumanplein (arch. Gilson, Polak, Schmidt en De Vestel).
Ziet u redenen om te verwachten dat Vlaanderen in een toekomend Verenigd Europa, eerder dan een druk maar anoniem knooppunt van vrij verkeer, van goederen, personen en kapitalen te worden, het vitale en zelfbewuste centrum kan zijn van een continent dat zichzelf en zijn spirituele rijkdom volop ontdekt?
H.B.: Men moet zich nooit afvragen hoe men de toekomst ziet en wat men ervan ‘verwacht’. De toekomst máák je - of niet. Denis de Rougemont schreef: ‘La décadence commence quand on ne demande plus “Que va-t-on faire?”, mais “Que va-t-il arriver?”’ Ik hoop natuurlijk het beste, maar dat helpt niet.
‘Géén “isolation” is nog “splendid”’
Wat kunnen culturele minderheden winnen als ze ertoe besluiten met andere grote en kleine entiteiten te gaan samenwerken, zich te verenigen?
H.B.: Zeker moet de samenwerking tussen de ‘kleineren’ constructief bevorderd worden. Men leert dan zijn problemen zien als een eigen nuance binnen het grotere geheel.
Als Europa de verschillende volksgemeenschappen, de regio's in de staten, niet volwaardig genoeg aan bod laten komen, als er in de Europese instellingen geen plaats is voor de volkeren en de regio's, maar alleen voor de staten, moeten de volkeren er dan voor zorgen dat ze staat worden?
H.B.: Het ‘staat-worden’ is niets anders dan een vlucht in de illusie. Een geïsoleerde Vlaamse staat zou een onding zijn. Géén ‘isolation’ is nog ‘splendid’.
Officieel bestaat er nog quasi geen Europees cultuurbeleid. Een eenheidscultuur dient het niet na te streven. Het nationale chauvinisme moet het niet in de hand werken. Wat mag er dan wél van worden verwacht?
H.B.: Het project ‘Erasmus’ is een goed voorbeeld van constructieve Europese cultuurpolitiek. Uiteraard geen verordeningen van bovenaf, zoals in de totalitaire landen, destijds.
Doel blijft: het losmaken van positieve krachten, die vandaag in het enge provincialisme wegkwijnen.
Moet cultuurbeleid in de toekomst een nationale of een Europese aangelegenheid zijn? (Als cultuur onder de exclusieve bevoegdheid van de nationale overheid blijft, zou ze in dát afgeslankte bevoegdheidspakket toch aan belang winnen!)
H.B.: Het federalistische antwoord is: dat hangt af van het probleem dat ter tafel ligt. Subsidiariteit: al wat in de kleinere kring goed kan, graag dáár. Maar het Erasmus-project b.v. zou onmogelijk zijn geweest zonder de Europese Gemeenschap als initiatiefnemer.
Is het niet zeer verontrustend dat de overheid in Nederland en België een gering aantal middelen ter beschikking stelt voor het voeren van een echt buitenlands cultureel beleid?
H.B.: In onze materialistische samenleving is ‘cultuur’ een te verwaarlozen randverschijnsel. En onze Beneluxlanden geloven te weinig in wat de Fransen te veel doen: zichzelf stellen als een bron die ook anderen dan onszelf echt kan verrijken.