| |
| |
| |
wij huldigen / wij gedenken
Letterkundige Bertiven 70
Engelbert Iven (pseudoniem Bertiven) publiceerde niet minder dan twintig gedichtenbundels. Slechts een viertal werden ‘publiek domein’; de overige verschenen alle als privé-druk. Die wijze van publiceren is in zijn geval een duidelijke aanwijzing voor de interpretatie van zijn dichterschap: poëzie is voor hem een levensnoodzaak, schrijven is voor hem de neerslag van zijn behoefte aan ordening en herschepping van de dagdagelijkse werkelijkheid, ook van zijn behoefte aan mededeling, maar dan een mededeling aan bekenden, de ‘uitverkorenen’ zo men wil. Zijn publicatiewijze is tevens een uiting van relativerende bescheidenheid, die trouwens in meer dan één gedicht wordt uitgesproken. Toch verschenen van hem ook enkele gedichten in gerenommeerde tijdschriften en werd hij herhaaldelijk bekroond, evenveel bewijzen van de erkenning van zijn dichterschap, bevestigd trouwens in de recensies. Ondanks die waardering bleef Bertiven zichzelf, eigengereid en zelfstandig; hij wil blijkbaar onafhankelijk van welke genereuze uitgever ook doen drukken wat hijzelf de moeite acht. De titels van zijn bundels en de sobere mededelingen voor- of achteraan wijzen op dezelfde onafhankelijkheidsdrang én bescheidenheid: het zijn ‘proeven’, ‘oefeningen’, ‘journalen’, ‘gedenkschriften’, ‘memoranda’, ‘opraapsels’ enz., allemaal ‘deeltjes van persoonlijke mémoires’. Zijn bundels bevatten het poëtische dagboek van Bertiven. Daarin schreef hij zijn reacties uit op tal van gebeurtenissen, zoveel bewijzen van betrokkenheid bij wat er rondom hem - en ons - omgaat in deze boeiende maar bewogen tijd. Het zijn overwegingen, herdenkingen, pogingen om klaar te zien in gevoelens en gevoeligheden, om te getuigen van zijn verbondenheid met gezin en familie, met ouders en voorouders, met omgeving en eigen streek, met het land van herkomst
en het land van toekomst. Het is geen vrij-blijvend spel met ideeën, visies, sentimenten, maar een kritisch waarnemen, een partij-kiezen en een zoeken naar een schonere mens in een schonere wereld. Dat doet de dichter Bertiven in een volkomen persoonlijke stijl en in een eigen beeldentaal, die door haar rijkdom, door een aangeboren en aangescherpte taalvaardigheid de lezers kan boeien en meevoeren. De sprankelende humor uit zijn eerste bundels werd mettertijd schaarser. Het leven heeft hem - zoals dat heet - niet gespaard. Maar hij moest blijven schrijven aan zijn dichterlijk dagboek, zich bewust van de kortstondigheid van alles, waarover hij schreef in de reeks ‘Met de dood voor ogen’ (in de bundel Nabloeiers): Kortstondig / Leven is aanvloeiend water / vanuit een duister begin. / Hoe dichter het je nadert / des te meer licht dringt erin. / / Stromend door holten en gaten / spreidt het zijn glans binnenin. / Haast je wat, want het zal je verlaten / met de zon die zakt naar de kim. (Gompelbaan 183, 2400 Mol).
G. Keersmaekers
| |
Letterkundige Jozef Cuppens 80
Broeder Bernard Cuppens F.S.C., werd geboren in Beringen op 30 december 1906 en vierde dus reeds zijn 80ste verjaardag. Wel wat over tijd - maar daarom niet minder gemeend - willen we hem met dit artikel huldigen en hem nog vele vruchtbare jaren toewensen.
Jozef Cuppens begon zijn middelbaar onderwijs aan het St.-Jozefscollege in Beringen en voltooide het in Overijse. Zijn opleiding tot onderwijzer ontving hij in Roeselare. Later volgde hij les aan het Hoger Instituut voor Opvoedkunde te Gent. Als broeder van de Christelijke Scholen werd zijn gehele leven en streven gericht op de kunst van opvoeding en onderwijs. Dit blijft zijn grootste en heerlijkste prestatie: 18 jaar onderwijzer en 25 jaar directeur. ‘De Tolk’ uit Antwerpen schilderde hem ten voeten uit als een bezieler: ‘Hij gaf het beste van zijn wezen aan de bloei van die instituten. Hij was de man van de initiatieven, met ruime blik, brede edelmoedige gedachten, een durvende, beraden organisator, een onvermoeibare werker. Hij had een kunstenaarstemperament, was een beslagen Gezellekenner en maakte heel wat fijn geciseleerde gelegenheidsgedichten’ (1951, 26e jrg. nr. 3).
Op literatuurgebied ging zijn voorliefde uit naar zijn oom, dichter August Cuppens. Zijn lange verblijf in Vlaanderen bracht hem in nauwe betrekking met hoogstaande, nog levende getuigen van ‘het Pastoorke’: Mieke Belpaire, Lode de Vocht, Jef Crick, Karel Theunissen, Stijn Streuvels, Karel Lateur... Door zijn voordrachten, o.m. voor het Davidsfonds, bracht hij heel wat verheven schoonheid tot het gewone volk en de studenten van de hogere afdeling. Hij vond twee uitmuntende medewerkers in de gebroeders Jan en Raymond Platel, uitstekende musici uit het Gentse. Als drie troubadours traden ze op voor bomvolle zalen met hun ‘Cuppens-De Vocht-avonden’. Door talrijke en leerrijke tentoonstellingen brachten ze die kunstenaars dichter bij het volk.
Uit studie en voordrachten ontsproot: ‘Priester-dichter August Cuppens, het legendarisch Pastoorke van Loksbergen’ (1966). Het is een uitgebreide biografie met bespreking van zijn werken. Emiel van Hemeldonck getuigde bij het verschijnen van de Cuppens-biografie: ‘Ik moet u gelukwensen om de ongemeen boeiende wijze waarop u het overvloedig bij elkaar geant historisch materiaal wetenschappelijk geordend
| |
| |
en geschikt en met uw pittige stijl een typisch eigen leven hebt geschonken. De lezing is voor mij een echte ontdekkingsreis geweest (...) Alles bij elkaar is uw boek een eerlijk en betrouwbaar sterk literaire geschiedschrijving geworden over een persoon en een periode die het nog ontbeerden.’ Verder verscheen nog een ‘Huldealbum August Cuppens’, Jubileumuitgave (1924-1974) in 1974 bij Concentra Hasselt.
In 1983 kwam de dichtbundel ‘Vergeet-mij-nietjes’. Hierbij vermelden we een schrijven van Mgr. Heuschen, bisschop van Hasselt: ‘Hoe moet ik u danken voor deze niet alleen mooi verzorgde brochure, maar tevens voor al het hartverheffende dat bladzijde na bladzijde naar u toevloeit vanuit uw eenvoudige, diepdoorvoelde en rijk geïnspireerde gedichten! (...) In deze al zo harde wereld zijn het bloemen die niet verwelken, maar die hun geur en kleur behouden door de dagen heen van ons leven’. Drie dichtbundels ‘Zonnestraaltjes’ verschenen niet in de handel. Heel wat ‘Literaire Studiën’ over Gezelle, Streuvels, De Vocht, K. Theunissen..., in het kader van de ‘August Cuppens-studie’, werden in kranten en tijdschriften gepubliceerd.
† Trudo Hoewaer
| |
Kunstschilder Jan Flameng 70
Het is moeilijk te geloven dat kunstschilder, aquarellist en graficus Jan Flameng zeventig is geworden. Zijn talrijke vrienden kennen hem als de eeuwige grappenmaker, de Pallieter, de onverbeterlijke Uilenspiegel soms. Maar achter dit optimisme schuilt een waarachtig kunstenaar, die gevoelvol mens en natuur ervaart en benadert, en die in deze twee thema's onuitputtelijke inspiratie vindt voor zijn werk.
In de beperking toont zich de meester. Deze uitdrukking is zeker van toepassing op de tekeningen en aquarellen van Jan Flameng. Hij overlaadt zijn werk niet, maar doet veronderstellen, beperkt zich soms tot het noodzakelijkste, en toch zijn zijn werken krachtig en poëtisch, volledig en boeiend, direct en overweldigend. Kleuren en lijnen liggen natuurlijk naast elkaar, vloeien in elkaar over, vallen elkaar aan.
Jan Flameng begon zijn loopbaan als publiciteitstekenaar. Tegelijkertijd liep hij Academie te Antwerpen, maar zijn studies werden onderbroken door de oorlog. Na deze donkere periode illustreerde hij jeugdboeken en ontwierp kerkinterieurs. Daarna werd hij een gewaardeerd leraar tekenen en kunstgeschiedenis aan het Koninklijk Atheneum en het Instituut H. Graf te Turnhout. Pas in 1952 kon hij zijn studies te Antwerpen hernemen. Hij achtte er zich gelukkig met leraars als Opsomer, Cauwenbergh, Zarina, Taf Wallet en vooral Jos Hendrickx met wie hij zich als mens en als kunstenaar het dichtst verwant voelt.
De tijd van herkenning brengt zijn werk naar buiten in tentoonstellingen in eigen land, maar ook ver buiten ons eigen continent: New-York, Detroit, Zuid-Afrika, enz. De Belgische Staat koopt werk van hem aan en we vinden hem niet alleen in het Prentenkabinet te Antwerpen en het Museum Taxandria te Turnhout, maar ook in o.a. Mexico en Saoedi-Arabië. Exposeert hij nu alleen nog op uitdrukkelijke aanvraag, hij blijft even hard en nauwgezet werken, staat jonge kunstenaars bij met raad en daad, impregneert zijn omgeving met zijn sterke, intelligente persoonlijkheid en laat zich dagelijks verwonderen door de innemende kracht van kleuren en lijnen. Terloops mag vermeld worden dat hij gratis een litho ontwierp (als illustratie hierbij) die op de jaarvergadering van C.V.K.V. van 5 juni e.k. aan verdienstelijke en/of jarige leden zal geschonken worden. Jan Flameng, een kunstenaar waar Vlaanderen fier mag op zijn! (Dierickstraat 8, 2300 Turnhout).
Christina Guirlande
| |
Letterkundige Willem Hoffman 80
Op 8 april 1908 zag Willem Hoffman in Gouda het levenslicht als zoon van een Friese vader en Brabantse moeder. In zijn geboortestad volgde hij middelbaar onderwijs, waarna hij als leerling van J.H. van den Bosch in de journalistiek werd opgeleid. Pas de twintig voorbij ontpopte Hoffman zich als een getalenteerd schrijver, aanvankelijk van vertellingen voor de jeugd en bewerkingen van sagen en legenden uit het hele Nederlandse taalgebied, maar later ook van biografieën (o.m. van Herman de Man), radio-spelen (o.a. over Erasmus, Thomas Mores, Jenner), gedichten en toneelstukken. Van zijn hand verschenen ook vertalingen in het Nederlands van anderstalig toneel- en dichtwerk (o.m. Von Kleist, Storm, Rilke). Hij publiceerde ook boeken over beeldende kunst en was van 1936 tot 1940 redacteur-uitgever van ‘Het Goudschaaltje’, maandblad ten behoeve van de boekhandel in Nederland, de Unie van Zuid-Afrika en Nederlands Oost-Indië. Sedert 1936 waren luisterspelen van zijn hand ook geregeld te horen zowel op de Nederlandse als de Vlaamse radio-zenders en in 1946 werd ‘Erasmus in het klooster van Steyn’ door de K.R.O. (Hilversum) bekroond. Van 1948 tot 1974 was Hoffman verbonden aan het Antwerps beroepstoneel en hij verzorgde ca. 400 voorstellingen van ‘Het Reizend Volkstheater’
| |
| |
in Nederland. Zijn voornaamste toneelstukken, o.m. Haastig recht (1937), Anneke van de Lijsterhof (1953), De rebel (1953), De weg naar Emmaüs (1957), werden door genoemd gezelschap gecreëerd en/of gespeeld met als regisseurs Rik Jacobs, Line Geysen, Domien de Gruyter en Lode Plaum. Van 1957 tot 1962 was Hoffman adviseur voor de toneeluitgaven van de Uitgeverij Hollandia in Baarn. Ook zijn vrouw, Perlette Horst (1943-86) was bedrijvig in de toneelwereld, maar dan als vertaalster van Engelse toneelstukken.
De bibliografische lijst van Willem Hoffman telt meer dan 40 uitgaven en de jongste telg uit die lange reeks is de roman ‘Anneke van de Lijsterhof’, die vroeger als toneelwerk door verschillende Vlaamse gezelschappen werd opgevoerd en die nu zopas als Pen Book bij de uitgeversgroep Heeffer in Bergen-op-Zoom verschenen is. We wensen de jarige auteur en zijn jongste boek dan ook graag alle heil toe (Prins Mauritslaan 3, 5263 AX Vught, Nederland).
R.D.
| |
Kunstschilder Albert Hulstaert 70
Albert Hulstaert schilderde en schildert met de verbetenheid van iemand die het doen moet. Het is net alsof hij zichzelf een artistieke marsroute heeft opgelegd. Hij is een polyvalente en nooit voldane kunstschilder, die - verstarring schuwend - blijft zoeken naar andere mogelijkheden en expressies. Vandaar zijn waaier van picturale verscheidenheid. Wanneer kunst de dag van vandaag niets meer hoeft uit te drukken, dan is dat bij Albert Hulstaert geenszins het geval. Zijn schildersmethodiek schuwt onverpoosd het alleen maar kopiëren van een onderwerp. Op een gevarieerde manier is ze gericht op een verantwoord samengaan van intelligentie, gevoel en adequate techniek. Die rode draad vindt men steeds terug in de schilderijen van deze Waaslandse kunstenaar, in 1918 te Melsele geboren.
Zijn schilderijen laten zich situeren tussen dun geschilderd en bijna zwelgend in de verf, tussen serene uitdrukking en getormenteerde vaart, tussen zuinige tonaliteiten en rijke bewerking, tussen romantisch realisme en fauve-achtig expressionisme, tussen suggestieve nostalgie en sterke structuur, tussen innerlijke geslotenheid en gevoel voor de ruimte, tussen poëtische vlucht en fantasierijke interpretatie. Als hij de geritmeerde kleur bespeelt of de diepe kleursfeer oproept, lijkt Albert Hulstaert mij op zijn best. Plastisch gesproken, deelt hij nu eens vuistslagen uit om nadien als het ware te strelen. Dit plaatst de toeschouwer voor verrassingen. Origineel zijn beslist zijn talrijke insekten en vogels, uit zijn verbeelding opgeweld en in een fris-stimulerende chromatiek. De insekten en vogels krijgen iets menselijks en allegorisch. Albert Hulstaert schildert tevens subtiele en diafane aquarellen, die in hun pure doorschijnendheid en hun alerte ingetogenheid de aarde, het water en de lucht onvergetelijk huldigen. De stemming van één begenadigd moment vereeuwigd! In dit sublieme verven met water is Albert Hulstaert een onvolprezen meester (Melselebaan 21, 2730 Zwijndrecht).
René Turkry
| |
Jan Sercu
Eredeken van het C.V.K.V.
Foto: Roger Buyse, Roeselare.
Naar aanleiding van de oppensioenstelling van de heer Jan Sercu, directeur van de Bank van Roeselare en West-Vlaanderen, heeft de Raad van Beheer van het C.V.K.V. de heer Sercu verzocht om ere-deken van ons verbond te worden.
Wij zijn bijzonder verheugd dat de heer Sercu dit heeft willen aanvaarden en deze korte bijdrage wil dan ook uitdrukking zijn van de waardering en de erkentelijkheid die wij de heer Sercu toedragen.
Dat de Bank van Roeselare en West-Vlaanderen samen met het Provinciebestuur van West-Vlaanderen de stichting van het C.V.K.V. mogelijk gemaakt hebben, is een bekend gegeven.
Van bij de start was wijlen Beheerder Directeur-Generaal J. Camerlynck een overtuigd verdediger en krachtig steunend medewerker ten bate van ons Verbond en zijn tijdschrift ‘Vlaanderen’.
De heer Sercu die jaren de directie waarnam van de Bank van Roeselare en West-Vlaanderen heeft niet enkel al zijn talenten ten dienste gesteld van deze bloeiende financiële instelling, maar in het spoor van zijn voorganger ook op een bijzondere wijze de Vlaams culturele ontvoogding mee helpen bevorderen.
Zoveel jaren kunstmecenaat was voor het C.V.K.V. dan ook een gegronde reden om de heer Sercu juist vanuit deze algemene belangstelling en inzet voor het kunst- en cultuurleven het ere-dekenschap toe te kennen.
In een periode waarin steeds meer sprake is van sponsorship en kunstpromotie door het bedrijfsleven is het goed te onderstrepen dat de Bank van Roeselare en West-Vlaanderen, onder meer onder impuls van de heer Sercu, kan bogen op een lovenswaardige traditie van kunstmecenaat dat veel ruimer ligt dan de zeer belangrijke bijdrage ten gunste van het C.V.K.V.
Bij de oppensioenstelling wil onze Raad van Beheer dan ook
| |
| |
namens alle leden kunstenaars en abonnenten de tolk zijn om dank te zeggen en meteen nog vele actieve jaren aan de afscheidnemende directeur van de Bank van Roeselare en West-Vlaanderen, de heer Jan Sercu toe te wensen.
Werner Vens
| |
Letterkundige Raf Seys 60
RafSeys. Tekening van Prins Karel (30 december 1974).
Alle titels en publikaties vermelden van Raf Seys, neef van volksschrijver Ary Sleecks, is een onmogelijke opdracht in de beperkte plaatsruimte van het tijdschrift.
Raf Seys zag op 17 maart 1928 te Koekelare het levenslicht. Na de Rijksnormaalschool te Blankenberge te hebben gevolgd waar hij als primus tot onderwijzer promoveerde, stond hij in het onderwijs van 1947 tot 1975 toen hij om gezondheidsredenen ontslag moest nemen. Als literator debuteerde hij met ‘De ballade van het Misverstand’ (1956) waarna in 1958 zijn belangrijkste essay verscheen gewijd aan het leven en werk van de Gezelliaan dr. Karel de Gheldere (1839-1913). Dit werk werd bekroond met de Joris Eeckhoutprijs door de Kon. Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde voor het beste literaire essay. Voor Gezelle heeft hij altijd een grote bewondering gehad en hij behoorde in 1961 tot de stichters van het Guido Gezellegenootschap. Vermelden we onder zijn publikaties nog o.m. ‘P.J. Aernoudt, De apostel van het heilig hart’ (1962), ‘Michel de Swaen. Gelijk de zonnebloem’ (1964) en ‘Kathe Kollwitz in Vlaanderen’ (1964 en 19885). Seys nam ook het initiatief voor de jaarlijkse zwijgende voettocht door het slagveld van Pene waaraan hij ook een werk wijdde: ‘De slag aan de Pene’ (1977). Onlangs nog verscheen ‘Koekelare gisteren en op de drempel van morgen’. Toch moet de publikatie van de VWS-Cahiers als zijn levenswerk worden beschouwd. Hij beperkte zich als stichter en bezieler niet alleen tot redactie en beheer, maar hij was zelf samensteller en inleider of medesamensteller van in totaal 27 nummers op de nu 125 nummers. Zijn bibliotheek van de Westvlaamse letteren is een waardevolle en blijvende documentatiebron en een kostbare bijdrage voor alwie zich aan de Westvlaamse letteren en in het bijzonder aan de Nederlandse literatuur in het algemeen interesseert. Het strekt hem tot eer als essayist en heemkundige zovele verdienstelijke Westvlamingen uit de vergetelheid te hebben gehaald.
Over de auteur zelf verscheen een lijvig Liber Amicorum ‘Raf Seys in schrift en beeld gesteld. Polyfoto van een verbeten perfectionist’ (1986).
Raf Seys is de letterkundige die in de eenzaamheid van zijn werkkamer zich cultureel met een bewonderenswaardige vasthoudendheid heeft ingezet voor zijn geliefde West-Vlaanderen en o.i. nog niet de officiële erkenning heeft genoten waarop hij recht heeft. Hij heeft in elk geval een eervolle plaats in onze Vlaamse letteren verworven en verdient ruimschoots al onze erkentelijkheid en bewondering (Ringlaan 1, 8280 Koekelare).
Fred Germonprez
| |
Joseph-August Swinnen 80
Geboren te Lier op 16 april 1908. Kunstschilder, restaurator, dichter, toneelauteur, jeugdschrijver, iconograaf, heraldiek-ontwerper, fotograaf, archeoloog en geschiedkundige. Pseudoniem: Joswin.
Medaille van het St.-Genesiusgilde voor zijn ruim vijfentwintigjarige inzet en activiteit ten bate van het Vlaams Kristen Toneelverbond en het Jeugdtoneel in 't biezonder. Erelid van de Vereniging ‘Kunstenaars voor de Jeugd’. Erelid van de ‘Artistes Associés ARAAL’ te Lourdes in Frankrijk. In september 1978 werd door ‘Kunstenaars voor de Jeugd’ een uitvoerige monografie van vijftien bladzijden aan hem gewijd, naar aanleiding van zijn zeventigste verjaardag. De artikels waren van zaliger Jos van Rooy en Emiel Dusauchoit, in het nummer 76. Dat was twee jaar na het overlijden van zijn echtgenote. Zijn negen zonen en drie dochters hadden allen hogere studies gedaan en ieder van hen, volgens hun vak en bekwaamheid, had een leidende functie in de maatschappij verworven. Het groot ouderlijk huis was leeg en stil geworden, veel te stil voor Joswin, nu allen gehuwd waren en verspreid over heel het land... Resoluut pakte hij zijn schilders- en tekengerief bij mekaar, met de notelaren tubes- en penselenkas aan een riem over de schouders, trok hij er op uit, de wijde wereld in. Per trein en schip naar Corsica en Sardinië. Drie maanden. Dan naar Duitsland en Oostenrijk, twee maanden te Wenen, bij zijn pleegdochter Putzie Janeba. Opnieuw over Joegoslavië naar Griekenland. Driemaal doorkruiste hij Italië, en eveneens driemaal Frankrijk. Dan naar Spanje en Portugal. Het volgende jaar reisde hij naar Israël en Egypte. Zwitserland en Tyrol, bergen, rivieren en meren, het werd ofwel allemaal geschetst, gefotografeerd en, wanneer er tijd was, geschilderd op de meegebrachte of aangekochte doeken. Hij
| |
| |
legde overal contacten met vreemde kunstenaars, leerde talen, bezocht hun ateliers of samen met hen tentoonstellingen en musea. Zijn oudste zoon, toen nog ongehuwd, was huisbewaarder en, in de winter van 1980, legden zij nieuwe elektrische leidingen en herschiepen de onderste verdieping van hun huis in museum en tentoonstellingszaal. Alles wat hij meebracht werd gehangen, geplaatst en kunstig belicht. Joswin had tijd te kort om alles te realiseren wat hij wou en zo kwam het dat hij, buiten zijn woning, nooit tijd vond om ergens te gaan exposeren. Trouwens, dat was ook niet nodig, want zijn meeste werken gingen vaak recht uit zijn atelier naar de talrijke kopers. Het kwam zover dat hij moest schilderen op bestelling. Dat vond zijn oorzaak in het feit dat hij van ieder meesterwerk een reproduktie maakte in kleuren alvorens het de deur uit ging. En die kunstfoto's bewaarde hij in een klein album in zakformaat, het één na het ander; en vaak nam hij die mee, zodat hij een overzicht had van zijn vele prestaties. Doch dat alles was maar een onderdeel van zijn kunst. Naast schilder was hij ook specialist-restaurator. Bij de Franciscanen van Corsica, de Jezuïeten van Sardinië, de Paters Servieten van Wenen, de Minderbroeders van Mechelen en Antwerpen, voor het Aartsbisdom zelf, het Groot- en Klein-Seminarie van Mechelen, het Scheppersinstituut, voor ontelbare kloosters, kerken en bij partikulieren, herstelde hij met vaardige hand en kennis van zaken de meest gehavende en verloren gewaande schilderijen. Ook half vergane beelden in hout, retabels en reliekschrijnen, vermolmde en met valse polychroom bedekte sculpturen of bas-reliëfs, bewerkte hij met produkten van eigen uitvinding, soms op basis van scheikundige reacties. De molm werd er uitgehaald en vernietigd. Wanneer hij het éne onder de knie had begon hij aan iets anders. Hij rustte omzeggens nooit en zijn leuze was: ‘Nooit iets half doen’. Het was zijn
manier van ‘wetenschappelijk onderzoek’ meestal met succes trouwens... Nu ligt zijn ‘museum’ vol met méér dan twintig reisalbums, hangen de muren vol met geschilderde of gerestaureerde schilderijen, en staan er her-en-der de gerenoveerde beelden en retabels te pronk en te kijk. Dat alles is doorlopend te bezichtigen, iedere namiddag van de week, gratis voor iedereen: Koningin Astridlaan 98 te 2800 Mechelen, maar men moet wel even vooraf bellen (tel. 015/20.49.46).
Nog een paar woordjes over het letterkundig werk van Joswin. Hij schreef dertien toneelstukken (muzikale sprookjes, kerststukken en drama's of blijspelen). Vier verzenbundels en talloze afzonderlijke gedichten in: ‘Toren’, ‘Kerk en Leven’, ‘Open Kring’, ‘Gezinsfront’, ‘De Bond’, ‘Ontmoeting’, ‘Zonneland’, ‘De Zonnebloem’, ‘Pao’ en enkele andere. Op vele ervan werd muziek gezet. Zijn verhalen, korte of vervolgverhalen, pedagogisch of humoristisch, werden in tal van tijdschriften gepubliceerd. Ettelijke ‘Vlaamse Filmkens’ van zijn hand verschenen in de ‘Goede Pers’ van Averbode. En tenslotte liggen er nog twee romans en een jeugdverhaal als manuscript te wachten op een drukker-uitgever. Maar... er is tijd te kort... Zó, Joswin is nu tachtig jaar, doch hij voelt zich tien jaar jonger, hij krijgt de kans niet om oud te worden... En dat is maar goed ook... ‘Joswin, mijn oude, trouwe vriend, leef nog lang, want gij zijt er nog groot nodig...’
Emiel Boschmans
| |
Aquarelliste Jeanne Verbruggen-Franck 80
Afkomstig uit Antwerpen, beoefent Mevrouw J. Verbruggen-Franck reeds meer dan 65 jaar, met een reële passie, de schilderkunst. Wellicht hebben haar grootvader en vader, die eveneens schilderden, het jonge sluimerende talent weten aan te wakkeren, hierbij geholpen door enkele uitstekende leerkrachten bij wie ze les volgde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen en later ook bij Ad. Steyaert. Aanvankelijk werkte ze met olieverf. Doch, de bijzonder moeilijke waterverftechniek, die ze op verrassend vaardige wijze hanteert, overheerste weldra. De meest voorkomende thema's put ze in de haar omringende natuur: wijde horizonten, jagende wolken, diepe bossen, landschappen waarin mensen en dieren afwezig zijn - meestal indrukken uit binnen- en buitenlandse reizen in gezelschap van haar gezin - die echt impressionistisch overkomen.
Vermelden we hierbij dat de echtgenoot van Mw. J. Verbruggen-Franck, niemand minder was dan architect Renaat Verbruggen, tevens bekende bariton en Directeur van de Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen van 1961 tot 1974, aan wie Jan Brouwers in het nr. 194 van ons tijdschrift ‘Vlaanderen’ een artikel wijdde (blz. 158-159). Mevrouw J. Verbruggen-Franck vertoefde aldus dagelijks in een kunstvolle sfeer, waar ruimte was voor schoonheidsbeleving onder velerlei vormen. Te midden van haar grote gezin - ze had zes kinderen, waarvan de jongste dochter ook schildert - werd de schildersezel nooit helemaal opzij geschoven. Geregeld stelde zij ten toon te Brussel, Beauvoorde, Diest, Turnhout, Sint-Martens-Latem, Mol en Antwerpen. De perskritieken uit die tijd zijn unaniem lovend en wijzen op haar ‘kleurrijkdom, die ongewoon warm aandoet en waarmee ze steeds weer de juiste stemming weet te vinden’ (Handelsblad 18 februari 1956); op haar ‘natuurtaferelen, verklanking van een innerlijke schouwing die gedragen is door louter figuratieve elementen, waarbij de motieven zelf a.h.w. vergeestelijkt zijn, zegge geabstraheerd’ (De Standaard, 17 december 1970) of op haar ‘hypergevoelige vrouwelijke natuur, die door tinteling van kleur, de waargenomen vormen tot leven brengt’ (Gazet van Antwerpen, 11 juni 1974).
We hopen weldra de geplande tentoonstelling van deze be- | |
| |
gaafde aquarelliste in Antwerpen te mogen bezoeken en wensen haar intussen nog veel schildergenot (Volhardingstraat 88, 2020 Antwerpen).
Yolande Goes
| |
In memoriam Hugo Heyens
Hugo Heyens overleed op 11 november 1987 en hij werd op 19 november in de St.-Lodewijkskerk in Mortsel begraven, waar Anton Van Wilderode een In Memoriam uitsprak. Uit deze toespraak werd het onderstaand In Memoriam-artikel samengesteld en als illustratie kozen we voor het zelfportret van Hugo zoals het afgebeeld staat op het doodsprentje, samen met een gedicht van zijn vrouw Katelijne Van der Hallen.
In deze bittere dagen van langzaam en moeilijk afscheidnemen heb ik vaak aan het schriftwoord gedacht: ‘Midden onder u staat hij die gij niet kent!’. Wij dachten immers dat wij Hugo - vriend en kunstenaar - kénden! We zagen een begenadigd kunstenaar, bezeten en verslonden door zijn kunst; die een meesterschap had bereikt - speciaal in het moeilijke genre van de religieus-geïnspireerde schilderkunst - die zijn naam tot in het buitenland (vooral in het buitenland) bekendheid gaf. Dié waardering, die ook door merkwaardige onderscheidingen o.m. uit Rome werd gevolgd, moest hem (zo dachten wij) gelukkig maken en de rust geven om de rijpste en rijkste helft van zijn leven te beginnen. Tekenen van die veroverde harmonie meenden wij te vinden in de verrukkelijke reeks impressies die hij van een reis naar China meebracht: grote hagelwitte papiervlakken met een kleine zeilboot als zwevend in een ruimte van rust, de inktveeg van een donkere vogel, of lover dat loswaaiend de hemel beweegt. Ook de tekeningen in Arkadië en Apulië ter plaatse gemaakt ademden dezelfde geest. Een onbeweeglijke eeuwigheid op aarde.
Nu weten wij dat de rust en de harmonie, die uit dát werk straalden, slechts een kortstondige vlucht waren, en géén echte bevrijding. Dat bleek uit zijn getormenteerde zelfportretten én uit de vele doeken en panelen waarop hij als machteloze getuige het leed van de mensheid weergaf, - voorafgegaan én tot in onze tijd begeleid door het lijden van de Heer, - et illum crucifixum.
Die zelfportretten waren géén vertoon van virtuositeit, geen narcisme of zelfverheerlijking, maar een haast klinisch dóórlichten van het masker dat hij niet wilde dragen. Heimwee naar harmonie, nog onvindbaar en onbereikbaar.
De verbeeldingen van de Gekruisigde (én van het immense verdriet dat onze wereld belast) vormen een ander bewijs van de totale en indringende vereenzelviging met alle vormen van schade, met (zoals Paulus in de Romeinenbrief schrijft) ‘de hele natuur die zucht en barensweeën lijdt, altijd door’. De berg Golgotha werd een afgrond onder zijn penseel. Ik geloof
niet begrijpen en toekijken de tijd in de hand het afscheid helder en alleen de dag leeft
katelijne
dat zijn kunst hem domineerde. Ik weet dat hij sommige van zijn schilderijen niet meer wilde, of kón, bekijken: zij stonden maandenlang omgekeerd tegen de wanden van zijn atelier.
Midden onder ons stond hij die wij niet volledig en niet genoeg kenden. Wij weten alles te laat.
Zonder geloof hebben wij geen hoop en is zelfs onze liefde machteloos. Maar wij weten dat er één is die Hugo heeft gekend, en ten volle.
Het is onze troost in dit bitterste uur, dat de Heer naar hem toekwam (zoals ooit naar zijn leerlingen te Genesaret) ‘te voet over het meer in de vierde nachtwake’. (Mat. 14,25).
Anton van Wilderode
OPROEP VAN DE REDACTIE
C.V.K.V.-leden die menen in aanmerking te komen voor een artikel in deze rubriek (n.a.v. een bekroning of een verjaardag van 60, 70, 80, ...), richten eerst een aanvraag aan het redactiesecretariaat (adres vooraan in het nummer). Gelieve hierbij echter rekening te houden met de voorschriften van onze Raad van Bestuur, afgedrukt in ons nr. 204, blz. 49. Beste dank bij voorbaat.
|
|