Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 36
(1987)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| ||||||||||
In en om de kunstEen nieuw bedevaartvaantje voor de Brugse belofteHet bedevaartvaantje mag gerust doorgaan als een typisch produkt van de Vlaamse volksdevotie. De geschiedenis ervan gaat terug tot in de vijftiende eeuw. Het aantal verschenen exemplaren, al of niet kunstvol, is ontelbaar. Heel wat specimens kwamen trouwens niet tot ons. Enkel in archiefdocumenten, vooral rekeningen, vinden we vermeldingen. Merkwaardig is evenwel de grote aandacht die aan dit onderwerp werd besteed. Talrijke auteurs publiceerden niet alleen vele bijdragen over vaantjes in talloze tijdschriften, maar ook ettelijke boeken verschenen over dit thema. Tegenwoordig behoren de bedevaartvaantjes nog tot de bloeiendste devotionalia. In de laatste jaren werden er opnieuw massa's uitgegeven. Ook ter gelegenheid van de Brugse Belofte mochten we ons verheugen op enkele nieuwe exemplarenGa naar eind1. | ||||||||||
1. Mijmeringen i.v.m. de Brugse BelofteGa naar eind2De Vlaamse strijd op het einde van de dertiende en het begin van de veertiende eeuw is één van de meest bewogen, meest gekende en mogelijk ook één van de meest kleurrijke uit onze geschiedenis. De oorsprong ervan vinden we in het embryo van Vlaanderens wording. Volgens de overlevering schaakte Boudewijn I ‘met de ijzeren arm’, na zijn heldhaftige strijd tegen de Noormannen, de Franse koningsdochter Judith. Als bruidsgeschenk kreeg hij een feodale staat. Dit enorme gebied, dat in zijn beginfase noch als een politieke, een economische of een culturele eenheid kon worden beschouwd, werd dank zij een groots gravenhuis, een verbeten strijd en een doorzettingsgeest van zijn vertegenwoordigers niet alleen een leefbaar vorstendom, maar een echt vaderland, waarin zich stilaan een nationaal samenhorigheidsgevoel losweekte. De Vlaams-Franse twisten lopen sindsdien als een rode draad door onze geschiedenis. Gepaard met een sociaal-economische strijd, een eis tot zelfstandigheid
Het bedevaartvaantje uitgevoerd door de Brugse kunstenaar Renaat Bosschaert in 1987.
en een groeiend verzet tegen Frankrijk, zal vooral rond 1300 gedeeltelijk afgerekend worden met de heerszucht en aanhechtingspolitiek van de Franse koningen. Telkens weer dook de droom op om van Vlaanderen een machtig rijk tussen de andere mogendheden van West-Europa te maken. Dromen die steeds geen realiteit werden. Vanaf de twaalfde eeuw kwam er nog de stormachtige opgang van de poorterij, de machtsafname van de graaf, en de grotere invloed van een aantal rijke families die noch de heerschappij van de graaf, noch het medezeggenschap van het volk duldden. Vanuit die optiek dienen we de strijd omstreeks de vermelde eeuwwisseling te beschouwen. In 1280 kwam het in Brugge tot bloedige botsingen van sociale aard. Brugge was toen de machtigste handelsmetropool van West-Europa. Voortdurende conflicten tussen de Avesnes en de Dampierres en de opstanden van de ambachtslieden tegen de uitbuiting en onderdrukking van het patriciaat vormden zeker een gunstige voedingsbodem voor verdere strijd. Komt daarbij nog dat Gwijde van Dampierre in 1297 steun zocht bij de vijand van Filips de Schone, met name Edward I van Engeland, en tegelijk zijn leentrouw aan de Franse vorst opzegde. Het volk schaarde zich achter de graaf. Die remde de macht van het patriciaat weliswaar af, maar stond geen inmenging van ‘het gemeen’ toe. Wanneer het patriciaat van zijn kant aanleunt bij Filips de Schone, wanneer Edward I ondanks zijn beloofde steun toch niet tussenbeide komt, en wanneer de blijvende drang van de Fransen om Vlaanderen te beheersen eventueel kon worden uitgevoerd, dan breekt het ogenblik aan om die gebieden te bezetten. Vlaanderen wordt bij het Franse kroondomein gevoegd en Jacques de Saint-Pol, beter bekend als de Châtillon, wordt als gouverneur van Vlaanderen aangesteld. Het vervolg van de geschiedenis is algemeen gekend. De onderdrukking, het schenden van de vrijheid, het misnoegen van sommige patriciërs tegen de Franse hooghartigheid, het verzet van de ambachten tegen de te hoge financiële eisen, de sociale ontevredenheid, het nationaal gevoel, de inlijving en bezetting door een vreemdeling, bereidden de opstand voor. Daarbij wijzen we op de medewerking van de zonen en verwanten van de intussen in Frankrijk gevangen gezette Gwijde van Dampierre, die het verzet steunden al was het met een ander doel. Sociale tegenstellingen werden intussen door politieke verdrongen. De patriciërs zochten steun bij de Franse koning en de volksklasse sloot zich aan bij de graaf van Vlaanderen. Een dubbele tegenstelling ontstond: een coalitie tussen de koning en de patriciërs en een verbond tussen de graaf en het volk, een twist tussen rijk en arm. Omwille van de lelie in het koninklijk wapen werden de patriciërs ‘leliaards’ genoemd, terwijl de volksklasse zich ‘klauwaards’ noemde, zinspelend op de klauwende leeuw uit het grafelijk wapenschild. We schrijven 1302. De Brugse Metten en de zegepraal van de Guldensporenslag - het prestigieuze leger van de Fransen werd er verpletterend verslagen - mogen zeker als roemrijke daden uit Vlaanderens geschiedenis worden aangehaald. De strijd had echter geen eindpunt bereikt. De schandelijke nederlaag van Filips de Schone leidde tot een revanche enerzijds, en tot een te grote zegeroes bij de Vlamingen anderzijds. De overwinning gaf aanleiding tot verscheidene onlusten in Brabant, Luik en Frankrijk, en daarenboven trok het moedige gemeenteleger ten strijde tegen de Avesnes. Holland, Zeeland, Stricht en Henegouwen werden genoodzaakt oorlog te voeren. | ||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||
Het miraculeuze beeld van O.-L.-Vrouw-van-Blindekens uit de veertiende eeuw.
In augustus 1304 werd de Vlaamse vloot door de Hollandse en Franse schepen verslagen. Op 18 augustus 1304 kwam het tot een verwoede en verwarde veldslag nabij de Pevelenberg, een heuvel ten noorden van de stad Dowaai langs de grote weg naar Rijsel. Koning Filips de Schone voerde zelf zijn drieduizend gepantserde ruiters en achtduizend voetknechten aan. Net zoals in de Guldensporenslag vormde een duel tussen de kruisboogschutters van beide kampen de inleiding tot de eigenlijke strijd. Daarna ontstond een vreselijk handgemeen dat tot de invallende duisternis aanhield, maar aan geen van beide partijen een overwinning bezorgde. Toen ze zagen hoe de Franse ridders door de Vlaamse rechter in het defensief werden gedrongen, dachten de Gentse, Ieperse en Kortrijkse milities verkeerdelijk dat de slag in hun voordeel was beslecht. Ze trokken zich dan ook in de richting van Rijsel terug. Filips van Tiedi en Willem van Gulik daarentegen bleven tot de late avond doorvechten met de troepen uit Brugge, Rijsel en Aalst. Die onbesliste veldslag ligt echter nauw verbonden met Brugge. De jaarlijkse processie van 15 augustus heeft namelijk haar ontstaan te danken aan een tijdens die slag gedane belofte. Het is tijdens de bange ogenblikken van de strijd dat Filips van Tiedi en zijn Brugse strijdmakkers plechtig beloofden ieder jaar op 15 augustus ten eeuwigen dage aan O.-L.-Vrouw-vande-Potterie een kaars van 36 pond te zullen offeren indien zij behouden naar hun stede mochten terugkeren. Dit werd bevestigd door enkele kroniekschrijvers. Anderen daarentegen schrijven de belofte toe aan de achtergebleven Brugse vrouwen die bij de Heilige Maagd bescherming afsmeekten voor hun in het Vlaamse leger strijdende zonen en echtgenoten. Hoe dan ook het staat vast dat graaf Robrecht van Béthune, na zijn terugkeer uit Franse gevangenschap in 1305, de nodige maatregelen nam om die belofte te eerbiedigen. Met dit doel veranderde hij nabij de Smedenpoort een inrichting die onderdak verleende aan arme reizigers tot een gasthuis voor blinden. Hij deed het nodige opdat die nieuwe stichting over belangrijke inkomsten kon beschikken en belastte het ‘blindeliedengasthuis’ ten eeuwigen dage tot het nakomen van die Brugse belofte. Een document uit 1418 vermeldt dat de deken en de aanvoerders van het O.-L.Vrouwegilde alsook de verantwoordelijken van het gasthuis in de eeuwigheid elk jaar op 15 augustus een kaars van 36 pond zouden offeren. De bezittingen van het gasthuis stonden borg voor het uitvoeren van die belofte. Ieder jaar wordt in elk geval een wassen kaars stoetsgewijs van Blindekens naar de Potteriekapel gedragen. Door die symbolische daad bewijzen de Brugse mannen, vrouwen en kinderen hun onwankelbare trouw aan eigen aard en zeden en leggen zij openlijk getuigenis af van hun onwrikbaar geloof in de blijvende waarden van een groots Vlaams verleden. Volgens de overlevering is dit de oudste religieuze belofte op het Europese vasteland. En terwijl de kleurrijke processie, bewonderd door vele kijklustigen, langs de pittoreske gevels en de rimpelloze reien voorbijtrekt en veertiende-eeuwse gezangen ten hemel stijgen, herleeft weer iets van het schone Brugge, die immer bekoorlijke stad met haar mengeling van mystiek en poëzie. Aangekondigd door de stadsomroeper en ingeleid door de eeuwenoude broederschap van O.-L.-Vrouw-van-Blindekens en de banieren van Vlaanderen en Brugge, trekt de belofte-kaars, gedragen door twaalf ‘maagdekens’, aan onze ogen voorbij. Daarop volgen de Brugse vrouwen en kinderen, biddend en zingend. En uiteindelijk komt het versierde miraculeuze Mariabeeld. Aan de Potterie worden ze opgewacht door de kloostergemeenschap in middeleeuws habijt en de aldaar gevestigde confrerie. | ||||||||||
2. Een nieuw bedevaartvaantjeTer gelegenheid van de Brugse Belofte stak de Brugse kunstenaar Renaat Bosschaert (o Oostende 18 november 1938) een nieuw bedevaartvaantje. Deze graficus-schilder-beeldhouwer is geen onbekende in de wereld van de Vlaamse kunst. Na zijn studies aan de Stedelijke Academie van Brugge, blijft hij als het ware innig verbonden met de Zwinstad. Hij komt er zelfs wonen en nestelt zich in de schaduw van de aantrekkelijke Sint-Annakerk. In deze wijk groeide ook Guido Gezelle op. Van veel publiciteit houdt de kunstenaar niet. Maar voor een gesprek in zijn warme woonkamer of in zijn atelier klopt de geïnteresseerde bezoeker nooit tevergeefs aan. Op de vraag wat hem het meest boeit, kan moeilijk een antwoord worden gegeven. Zijn oeuvre vertoont zo'n grote diversiteit die vele vluchtpunten herbergt. Bosschaert experimenteert voortdurend. Een etiket op hem kleven of hem proberen onder te brengen in een bepaalde rubriek lijkt een hopeloze onderneming van de kunsthistoricus. Alleen al zijn variatie van de gebruikte technieken
Brugge blijft een uniek kader voor middeleeuwse processies.
| ||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||
De confrerie van O.-L.-Vrouw-van-Blindekens leidt de processie in.
Twaalf maagdekens dragen traditioneel de beloftekaars. onderstreept ten volle onze uitspraak. Hij is bezield van Brugge en Lier - hebben die twee steden aan het water misschien een echte verwantschap? - en brengt hun ontuitputtelijke schoonheid als stille poëzie over. Gedichten van Paul van Ostayen, van Guido Gezelle, van Paul Vanderschaeghe, van Antoon van Wilderode, van Felix Timmermans,... horen tot zijn bronnen van waaruit hij met burijn of penseel een diepe kracht put voor zijn veelzijdige kunst. En waarom luisteren we niet, met ingehouden adem, naar Antoon van Wilderode die over dit laatste schrijft: ‘De variatie en afwisseling in zijn werk betreffen vorm én inhoud. Soms geeft hij (met penseel, tekenstift
Het beeld van O.-L.-Vrouw-van-Blindekens prijkt in de processie op een rijk versierde praalwagen.
of burijn) haarscherp en minutieus weer wat hij zag terwijl hij een andere keer met slechts enkele lijnen, toetsen en kleurvegen werkt. Hij kan een onderwerp heel realistisch weergeven, maar vlak daarnaast en daarna vliegt zijn verbeelding vol zeepbellen en ballonnen, cirkels en hoepels, vlinders en vogels. Hij vergroot het bijna-onzichtbare tot een onverwachte dimensie of verkent een landschap of stadsgezicht tot een intieme miniatuur.’Ga naar eind3. Voor zijn tweede bedevaartvaantje - in 1986 realiseerde hij een specimen ter gelegenheid van achthonderd jaar Spermalie in BruggeGa naar eind4 - gebruikte Renaat Bosschaert de etstechniek en werkte de koperplaat (hoogte: 241 mm, basis: 406 mm, hypotenusa: 472 mm) verder af met de burijn. Het rechthoekige vaantjeGa naar eind5 werd op 250 exemplaren met de hand gedrukt op archespapier. Het stelt een zicht voor op de pittoreske gevels van het voormalig gasthuis van O.-L.-Vrouw-van-de-Potterie, bekeken van aan de overzijde van de gelijknamige rei. De kunstenaar beeldde die bakstenen constructie af op een gedetailleerde manier. Boven het bouwwerk prijkt niet alleen de al vermelde naam van die instelling, maar eveneens het bekende embleem met, volgens A. MaertensGa naar eind6, de letters POR. Het zou een afkorting zijn van het woord Potterie. Maar mogen we in dit merkteken ook niet de letter M van Maria ontdekken? Aan de broekzijde plaatste Renaat Bosschaert de afbeelding van de miraculeuze sculptuur van O.-.L.-Vrouw-van-de-Potterie. Dit stenen beeld, dat grondig werd gerestaureerd, dateert uit de dertiende eeuw. Onder haar voeten vinden we een fraaie bloemenruiker, en vlak ernaast de zesendertig pond wegende beloftekaars die haar jaarlijks wordt geofferd. De lintjes, waarmee de maagdekens de kaars in de processie vasthouden, zijn nog duidelijk zichtbaar. Erboven prijken een resem van sporen. Ze herinneren ons aan de Vlaams-Franse strijd van omstreeks 1300. In 1987 zijn ze hier eens te meer op hun plaats, want Brugge herdenkt dit jaar zijn twee grote volkshelden: Jan Breydel en Pieter de Coninck. In de vluchthoek komt uit het groen de stemmige zeventiende-eeuwse kapel van O.-L.-Vrouw-van-Blindekens te voorschijn. Het water, vooraan, wordt gevormd door een spel van lijnen waarop een Jugendstill-kunstenaar jaloers zou zijn. Ook rondom het bedevaartvaantje bracht de kunstenaar een in golvende lijnen uitgevoerde versiering aan. Met de uitgave van dit nieuwe bedevaartvaantje werd niet alleen een traditie verder gezet, maar mag Brugge weer pronken met een kunstvolle realisatie. Het stemmige en fijn uitgevoerde geheel behoort ongetwijfeld tot de fraaiste specimens die op dit gebied werden gestoken. Het mag gerust navolging kennen. Jean Luc Meulemeester | ||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||
Ik, James Ensor
| ||||||||||
De St.-Rikierskerk te BredeneDit jaar viert de kustgemeente Bredene haar 900ste verjaardag. In 1087 stuurde de Benedictijnerabdij van Saint-Riquier (nabij Abbeville aan de Somme) immers enkele monniken ter plaatse met het doel een priorij te stichten. Deze priorij kende reeds een eerste verval in 1196 toen Boudewijn IX, graaf van Vlaanderen, in hevige meningsverschillen verwikkeld raakte met de bisschop van Doornik. Daar de parochie Bredene tot het diocees van deze laatste behoorde verdreef de graaf de benedictijnen uit de priorij. Vijf jaar geleden werd het gebouw grotendeels vernieuwd en hersteld en kwam het weer in handen van de benedictijnermonniken. De priorij werd tijdens de geuzenberoerten in 1572 andermaal verwoest. Op de plaats van de huidige kerk, het hoogstliggende punt van Bredene (5,09 m boven de zeespiegel) bleef de kapel evenwel bewaard. In voorbereiding tot het Beleg van Oostende (1601-1604) vormden de Spanjaarden, die het strategisch nut van deze hoge ligging inzagen, de kapel om tot een versterking. Eerst in 1700 werd het gebedsoord van zijn zware fortmuren ontdaan. Omstreeks 1860 was de oude kapel zo vervallen dat de kerkraad in 1864 besliste om een nieuwe kerk te laten bouwen. Gebrek aan fondsen was er de oorzaak van dat de Bredense St.-Rikierskerk eerst in 1907 voltooid werd. Het stoere gebouw met een lichte, sierlijke toren heeft weinig historische waarde, wat echter ruimschoots wordt goedgemaakt door een rijk interieur. | ||||||||||
BarokDe houten meubilering, afkomstig van de vroegere kerk, dateert overwegend uit de jaren 1725-1775. De lambrisering in fraaie eik, is een schoolvoorbeeld van Louis XVI-stijl. | ||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||
De kansel - St.-Rikierskerk / Bredene.
Copyright K.I.K.
Trapleuning kansel - St.-Rikierskerk / Bredene.
Copyright K.I.K.
Biechtstoel van de zuidelijke zijbeuk (St.-Pieter en David) St.-Rikierskerk / Bredene.
Copyright K.I.K. De kansel wordt geschraagd door het grote houten beeld van St.-Rikier, met abtelijke staf, mantel en mijter. De trapleuning vormt eveneens een fraai staaltje van vakmanschap. Op de toegangsdeur prijkt het jaartal 1727. De kuip stelt in gesneden beelden de vier hoofddeugden voor: voorzichtigheid, kracht, matigheid en gerechtigheid. De zware luifel wordt door lijvige engelenbeelden ondersteund. De biechtstoelen vormen juweeltjes van draai- en snijwerk. De linkerbiechtstoel toont de beeltenis van Johannes de Doper en Maria Magdalena, de rechter is versierd met beelden van Petrus en Koning David. Bovenaan prijkt de devote spreuk ‘Vermurselt herte’. De barokke zijaltaren schragen schilderijen van Dobbelaere uit Brugge, die rond 1885 ook de kruisweg maakte. Afgebeeld zijn respectievelijk de H. Maagd die de rozenkrans reikt aan St.-Dominicus, en St.-Rochus. In het koor, dat uiteraard aan de moderne liturgie werd aangepast, prijken antieke koorstoelen met de beeldenaars van de 12 apostelen. Zij vormen een summum van barokverfijning. | ||||||||||
Sacristie en orgelDe antieke sacristiekasten (1750-1788) bevatten een oud misornament met brokaat, een cilindermonstrans die in 1644 door Pieter Van Syghen uit Gent vervaardigd werd en diverse andere edelsmeedwerken van de hand van de Brugse zilversmid Vandamme (ca. 1855). Een andere weelde vormt het orgel. De voorkant bestaat uit een hoge pijpenbundel, waarop een Ceciliabeeldje zit met een draagorgeltje op de heup. Houten engelenbeelden versieren de pijpenvakken en de hoekbundels. Het snijwerk is lofwerk in Louis XIV- en schelpwerk in Louis XV-stijl. Het orgel werd rond 1750 gebouwd door Andries Jacobus Berger en werd in de loop der tijden aangepast door Hooghuys, François Joris en Jozef en Pieter Loncke. In 1969 vernieuwde de firma Jos. Loncke de gebarsten windlade en zag zij de 512 pijpen na. Het drievoudig vulwerk werd vervangen door een fourniture (3 rangen). De dispositie is thans als volgt:
Dit beperkt registratiepalet is evenwel vrij volledig en kleurrijk en leent zich ondermeer bijzonder goed voor uitvoeringen van pre-barokke en barokke composities. Ter gelegenheid van 900 jaar Bredene zal er van 28 tot 30 augustus in de St.-Rikiers een archivarische tentoonstelling worden georganiseerd over 900 jaar kerk en priorij. Voor kunstliefhebbers misschien de gelegenheid bij uitstek voor de kennismaking met een minder bekend, doch belangrijk monument. Christian-Adolphe Wauters |
|