Naar het hoogaltaar
We schrijden naar het hoogaltaar tussen de versteende polyfonie van de bijzonder mooie, paarsgewijze opgestelde zuilen, rose, groen, paarlemoer tegen witte achtergrond, op vergulde basement en bekroond met korintische kapitelen. De kansel rechts aan de transepthoek is een concreet geworden Dies irae helemaal door de doodsgedachte bepaald want op de kuip is rondom een dodenveld uitgebeeld. Maar de geestelijke dood d.i. de zonde wordt overwonnen door de drie deugden wier imponerende symbolische gestalten tussen de geraamten en de knokels naar de Verrijzenis wijzen en leiden.
Aan de overkant, in de linkerhoek van het transept staat de monumentale gestalte van de profeet Ezechiël die vermanend naar het dodenveld wijst: reusachtig ook om een structureel en harmonisch evenwicht tegenover de kansel in de viering te verwezenlijken. Deze in een onweerstaanbare beweging vooruitijlende Ezechiël is zo heel anders dan dezelfde profeet bij
Michelangelo in de Cappella Sistina, waar hij de enige persoon is die min of meer glimlachend toeziet.
Even beroemd als deze Ezechiël zijn de putti die onder zijn gestalte met helmen en sabels ‘soldaatje spelen’. Engels en engeltjes zijn er genoeg in deze kerk. Men kan van dit in de Barok en het Rococo zo geliefde motief hier honderden varianten tellen. Een van de beroemdste is de engel op het altaar van Johannes van Nepomuk: hij legt de wijsvinger op de mond en houdt een verzegelde omslag in de andere hand en verbeeldt het biechtgeheim. De
Zwiefalten: voormalige abdijkerk. Interieur.
mooiste is misschien wel de geschilderde engel op het schilderij boven het Benedictusaltaar. Net als de engel van Guercino in Fano (Italië), aan wie R. Browning een ode wijdde, verdient ook deze een gedicht.