Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 32
(1983)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ereleden 1983De v.z.w CVKV geniet van de toepassing van art. 71, p. 1, 4o d van het Wetboek der inkomstenbelastingen, waardoor giften van minimaal 1000 BF kunnen afgetrokken worden van het totaal belastbaar netto-inkomen van de schenker. Als een vorm van Modern Mecenaat houden wij de totale som van deze giften beschikbaar voor kunstenaars in een noodsituatie die op ons een beroep doen. Via deze weg zegt de Raad van Beheer van het CVKV dan ook hartelijk dank aan alle ereleden.
Eugeen Adrianssens, Dendermonde; Marie Arnouw, Antwerpen; Norbert Braet, Zwevegem; Drukkerij Bal, Boom; Tine Balder, Waregem; Karel Beeckmans, Boom; M. Boereboom, Brussel; Etienne Boone, Tielt; Jeannine Borms, Dendermonde; Michel Borremans, St.-Kwintens-Lennik; Maurits Breyne, Vilvoorde; Victor Broux-Herlitska, Tongeren; Arsène Carron, Oostende; mevr. Marcel Clement, Diksmuide; College van Burgemeester en Schepenen van Kuurne; Jan De Boeck, Keerbergen; Ferdinand De Bondt, St.-Niklaas; Eric Decaestecker, Roeselare; W. Decostere, Oudenaarde; Cyriel De Groote, Deerlijk; Eric D'Havé, Eeklo; W. Delsupehe, Genk; Luc Demeester, Marke; Luc Demey, Roeselare; Huguette De Moor, Wetteren; Noël Derycke, Willebroek; Romain De Ruyter, Drogenbos; Raf Desal, Roeselare; Mgr. E.J. De Smedt, Brugge; Gentil De Smet, Deinze; Ignace De Sutter, St.-Niklaas; Geert Devolder, Oostende; Armand en Gilberte Devriendt-Celis, Rotselaar; W. De Wit, Waasmunster; L.M.J. De Wulf, St.-Denijs-Westrem; Antonio Diez, Bredene; Geteco, Wielsbeke; G. Goessels, Heerle-Wouw (Ndl.); Edgar Heirman, Waasmunster; Jan Heyman, Gent; Bouwbedrijf L. Ilegems, Zandhoven; J. Joosens, Boom; Herman Lamont, Destelbergen; mgr. E. Laridon, Roeselare; juffr. C. Lauwerijssen, Eeklo; mevr. Ph. Lauwerijssen, Eeklo; Gentiel Lemey, Kortrijk; Frans Maes, Hasselt; Noël Matthys, Geraardsbergen; Lieven Merlevede, Gent; Annie Mortier, Brugge; Clara Naessens, Avelgem; Godfried Oost, Roeselare; Paters Passionisten, Kortrijk; Lowie Peeters, Franceuille (F); S.V. Petro Deriva, Roeselare; Lodewijk Pintelon, Gent; Albert Raport, Tervuren; Christiaan Remans, Zutendaal; Beatrijs Reusens, Brasschaat; Walter Reynaert, Handzame; Hubertina Reyniers, Wilrijk; Luc Sabbe, Brugge; H. Scheppers, St.-Pieters-Leeuw; H. Semal, Borgerhout; Luc Senesael, Gent; St.-Vincentiusinstituut, Anzegem; René Smits, Kontich; mevr. A. Storme-Gruwez, Wervik; Godelieve Tysmans, Houthalen; Gilbert Van Belleghem, Herent; Roger Vanbrabant, St.-Truiden; Roger Van Brakel, Gent; André Van Daele, Kortrijk; Erik Vandekerckhove, Roeselare; André Vandenauweele, Oostende; Roger Van Dessel, Hove; A. Vandesteene, Veurne; Koen Van de Voorde, Genk; Cecile Vandoorne, Izegem; M. Van Elslande, Ieper; André Vanhaverbeke, Rumbeke; R. Vanhaverbeke, Brugge; Ch. Van Hecke, Deurne; Gilbert Vangheluwe, Lichtervelde; Luc Van Nimmen, Drongen; Laurent Vanpoucke, Roeselare; mevr. G. Vansteenkiste, Brussel; Ivo G. Verbruggen, Ruisbroek; Frans Verhelst, Tielt; PVBA G. & M. Verplancke, Torhout; Gaston Verschueren, Ruisbroek; A. Viane, Maldegem; Frida Vleugels, Leuven; Vleugels-Porters, Linden; Julien Vyvey, Koksijde; Yolande Wittouck, Kluisbergen. (Lijst afgesloten op 15 december 1983.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Auteursrechten voor beeldende kunst (I)Situering: Het intellectuele eigendom kan in België beschermd worden in het kader van verschillende wetgevingen al naar gelang de toepassingssfeer: 1. Technische vernieuwingen worden beschermd in de octrooiwetgeving. - 2. De tekening of het model van het nieuwe uiterlijk van een gebruiksvoorwerp wordt beschermd in de modellenwetgeving. - 3. Benamingen, tekeningen, afdrukken, stempels, letters, cijfers, vormen van waren of van verpakking en alle andere tekens die dienen om de waren van een onderneming te onderscheiden worden in de merkenwetgeving beschermd. - 4. Literaire en artistieke werken worden beschermd door de auteursrechten.
Terminologie: Het auteurswerk is de uitdrukking van een bepaalde gedachte in een concrete en originele vorm (literair, muzikaal, plastisch,...). De auteur is de maker van een auteurswerk. De auteur kan een enkeling zijn of kan gewerkt hebben met één of meer andere auteurs. De samenwerking kan ook bestaan in een adaptie achteraf. Het auteursrecht vindt zijn oorzaak in de creatie van het auteurswerk. De wet verleent zonder enige formaliteit het meest uitgebreid eigendomsrecht van de auteur op zijn werk. Dit recht is roerend, vervreemdbaar en overdraagbaar. De auteursrechten worden ingedeeld in economische rechten (exploitatierechten) en immateriële rechten (morele rechten). We bespreken deze laatste eerst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk I. de morele rechten van de auteurDe morele rechten van de auteur zijn die rechten die de auteur moeten in staat stellen de bescherming op moreel gebied over zijn oeuvre in te roepen. Zij bestaan uit: het recht op paterniteit, het beschikkingsrecht en het recht op integriteit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§1. Gemene eigenschappen aan alle morele auteursrechtenMorele auteursrechten zijn onvervreemdbaar. Hiermede bedoelen de meeste gezaghebbende auteurs niet alleen dat deze rechten niet kunnen verkocht of geschonken worden maar ook dat ze niet kunnen geërfd worden. Erfgenamen kunnen wel optreden in naam van de overleden auteur, voor zover het de wil of het belang is van de auteur. Zonder daartoe verplicht te zijn worden de rechtsverkrijgers van de auteur de bewaarders van zijn wil. In de praktijk komt het erop neer ten eerste dat ze: ten allen tijde de paterniteit over het oeuvre van de auteur zullen kunnen inroepen, of een vals toegeschreven vaderschap afwijzen, ten tweede het recht op integriteit van het werk doen eerbiedigen. Ze kunnen in tegenstelling tot de auteur zelf nooit toelaten dat men het oeuvre zou veranderen of schenden. Ten derde, krachtens de duidelijk uitgedrukte wil van de auteur over het werk kunnen beschikken om het te verspreiden (divulgeren), niet te verspreiden, te vernietigen, te herzien of uit de publieke omgang terug te trekken, ofwel om de anonimiteit of pseudonimiteit op te leggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§2. Het recht op paterniteitHet recht op paterniteit is het recht van de auteur om het vaderschap over het werk op te eisen, te verzwijgen of te bedekken, maar tevens het recht van éénieder om niet bedrieglijk te worden misleid omtrent de ware paterniteit van een auteurswerk. De auteur beschikt over het recht om één of al zijn werken anoniem te publiceren. Zelfs indien men het anoniem werk eensgezind aan een verkeerde persoon zou toeschrijven en deze het valselijk toegeschreven vaderschap niet zou afwijzen is er geen overtreding van de wet, vermits er naam noch teken wordt gezet. De auteur kan zijn werk onder één of meerdere pseudoniemen onder het publiek verspreiden. Wat een auteur niet mag is zijn werk publiceren onder de (echte) naam van een ander persoon. Inherent aan het recht van de auteur om de paterniteit over zijn werk op te eisen en ten allen tijde te doen erkennen is het recht van de auteur om zijn werk te tekenen. De naamtekening op een werk maakt immers geen deel uit van het werk zelf, maar is een manifestatie, een concretisatie van het recht der paterniteit. Een auteur mag niet enkel zijn werk tekenen, maar mag ook reproducties van zijn werk tekenen. Een vraag die zich stelt is: Hoe kan de auteur zijn paterniteit bewijzen. Het bewijs van de paterniteit wordt geregeld door het gemeen recht. De bewijslast ligt bij de eiser. Van zodra het werk getekend is, worden de rollen omgekeerd (de paterniteit wordt verondersteld gekend tot bewijs van het tegendeel), dit is zelfs het geval als het een pseudoniem betreft die geen twijfel laat bestaan over de identiteit van de auteur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§3. Het beschikkingsrechtGeheel van de morele rechten waardoor de auteur naar goeddunken gebruik maakt van zijn werk. In een eerste faze betekent dit dat hij, na zijn creatie volledig vrij tot stand gebracht te hebben het werk kan wijzigen, vernietigen of in stand houden. Eens dat de auteur beslist heeft het werk in stand te houden kan hij in een secundair stadium beslissen het werk alleen voor zichzelf te houden of het op een min of meer uitdrukkelijke of uitgebreide wijze aan de maatschappij mede te delen. In deze faze betrekt de auteur onvermijdelijk de samenleving en roept voor de auteur rechten in het leven: het divulgatierecht als hij het werk mededeelt aan de maatschappij, het retentierecht als hij het onder geen enkele vorm mededeelt aan de maatschappij, het recht tot inkeer als hij zijn beslissing van het werk in stand te houden en/of te divulgeren herziet. 1. Het divulgatierecht: Als de auteur gebruik makend van zijn beschikkingsrecht in positieve zin, beslist het werk mede te delen aan de maatschappij, maakt hij gebruik van zijn divulgatierecht. De exploitatierechten van de auteur worden pas een juridische werkelijkheid, na de uitoefening van het divulgatierecht. Het divulgatierecht vindt buiten de wet 1886 op het auteursrecht een diepere oorzaak in de grondwet, die de vrijheid om zijn mening te uiten op elk gebied garandeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het divulgatierecht is gewoon het recht zijn mening te uiten op esthetisch en artistiek gebied. 2. Het retentierecht: Als de auteur gebruik makend van zijn beschikkingsrecht in negatieve zin, beslist het werk onder geen enkele vorm mede te delen aan de maatschappij maakt hij gebruik van zijn retentierecht. Hoewel het principe evident is worden de zaken bemoeilijkt doordat, enerzijds de wetgever er een beperking aan toegebracht heeft en anderzijds de auteur verbintenissen kan aangaan betreffende het maken en/of leveren van auteurswerk. a) Beperkingen door de wet Art. 9 van de wet van 1886 luidt: ‘Werken van letterkunde of muziek zijn niet vatbaar voor beslagGa naar eind1 zolang zij niet onuitgegeven zijn; andere kunstwerken zijn niet vatbaar voor beslagGa naar eind1 gedurende het leven van de maker, zolang zij niet gereed zijn voor verkoop of openbaarmaking’. De bedoeling van deze tekst is een regeling te treffen in geval van tegenstrijdigheid tussen het moreel belang van de auteur en het materieel belang van zijn eventuele schuldeisers. Voor letterkunde en muziek is de tekst zonder meer duidelijk. Voor andere kunstwerken (dus ook plastische kunsten) wordt het retentierecht van de auteur tijdens zijn leven reeds gevoeliger ingekort, om na zijn dood een nog grotere beperking te ondergaan. Tijdens het leven van de auteur zijn deze werken vatbaar voor beslag, van zodra ze gereed worden bevondenGa naar eind2 om verkocht of gepubliceerd te worden. b) Overeenkomsten over het maken en/of leveren van een auteurswerk In verband met het probleem dat we behandelen kunnen we twee groepen onderscheiden. Ten eerste wanneer alleen een verplichting ontstaat om te geven. Ten tweede wanneer naast een verplichting om te geven ook nog een verplichting ontstaat om te doen. 1. Alleen overdracht in eigendomGa naar eind3 De auteur heeft zich verbonden tot de overdracht in eigendom van een beeld. Volgens de bepalingen van het art. 1138 burgerlijk wetboek worden dergelijke verbintenissen voltrokken door de enkele toestemming der contracterende partijen. Het beeld wordt dus overgedragen op het ogenblik van de overeenkomst (consensus). Bij niet levering van het werk zijn de gevolgen de volgende: De rechter onderzoekt of de consensus tot stand kwam, zo ja, dan zal de rechter op verzoek van de eiser de uitvoering van de verbintenis in natura kunnen bevelen (indien dit mogelijk zou zijn). Afgezien van het feit dat hij nog altijd kan beroep doen op zijn recht tot inkeerGa naar eind4, kan de auteur zich gemakkelijk aan de dwang uitvoering onttrekken ofwel door zijn werk te vernietigen, ofwel door het zorgvuldig te verbergen. De enige oplossing voor de eiser blijft dan nog, ontbinding van de overeenkomst met schadevergoeding te vorderen. 2. Overdracht in eigendom gaat gepaard met de verplichting iets te doen Het gaat hier dus om een onbestaand of een onvoltooid werk, waaromtrent de auteur zich verbindt het te maken en vervolgens de materialiteit ervan in eigendom over te dragen. De auteur kan in drie stadia in gebreke blijven. De auteur kan het werk weigeren te maken, vervolgens kan hij weigeren een zo goed als voltooid werk te leveren omdat het naar zijn oordeel ofwel niet helemaal voltooid is ofwel mislukt is, en tenslotte bestaat de mogelijkheid dat de auteur een naar zijn mening absoluut voltooid en gaaf werk, gewoon weigert te leveren. In dit geval behoort de beoordeling van de voltooiing de auteur. Zijn oordeel dat hij het werk voltrokken acht zal hij precies meestal laten kennen door het af te leveren. Alleen buiten het vrij zeldzaam grensgeval, waar de auteur botweg zou weigeren te leveren wat hij nochtans zelf voltooid en gaaf acht worden deze verbintenissen altijd herleid tot één of twee verbintenissen om iets te doen. Art. 1142 burgerlijk wetboek bepaalt dat de verplichting om te doen ‘wordt opgelost in schadevergoeding, ingeval de schuldenaar de verbintenis niet nakomt’. Volgens een algemeen gevestigde rechtsregel kan de schuldeiser de rechtstreekse uitvoering in natura eisen, tenzij het om een verbintenis gaat waarvan de uitvoering alleen kan gepresteerd worden door de schuldenaar persoonlijk. 3. Een beroemde uitspraak In de Franse jurisprudentie is de zaak Rouault c/ Vollard een goed voorbeeld van de besproken rechten. De Franse schilder Georges Rouault was door een contract verbonden met de kunsthandelaar Ambroise Vollard. Het laatste contract van 1939 onderscheidde 563 doeken welke door de schilder definitief werden afgestaan en 806 andere doeken, over dewelke hij zich het recht voorbehield ze naar goeddunken af te werken of te wijzigen. Vollard had deze doeken trouwens met dat doel in een speciaal atelier ondergebracht waar de kunstenaar vrij in en uit liep. Met de dood van Vollard gingen zijn erfgenamen over tot de verhandeling der 806 doeken, welke ze inderdaad in hun bezit hadden. De rechtbank heeft hen echter in het ongelijk gesteld en gemeend dat deze voorwaardelijke inbezitstelling nog geen overdracht inhield met de volgende principiële overweging. ‘Attendu que le principe du droit moral de l'auteur qui consacre en ces matières la primauté de l'esprit, doit aboutir à considérer que la vente d'une toile inachevée n'a pas transféré la propriété, puisque jusqu'à ce qu'elle ait atteint le degré de perfection dont le peintre est le seul juge, celui-ci peut se repentir d'avoir peint une oeuvre qu'il pense indigne de son génie et revenir entièrement sur ce qu'il a cru la matérialisation de sa pensée’. 3. Het recht tot inkeer Een auteur kan nadat hij in eerste tijd zijn werk heeft in stand gehouden en gedivulgeerd op basis van zijn beschikkingsrecht op zijn beslissing terugkomen en binnen zekere perken overgaan tot de gewijzigde divulgatie, tot de terugtrekking uit de publieke circulatie; tot de vernietiging van het werk. Deze derde faze van het beschikkingsrecht wordt recht tot inkeer genoemd. Het recht tot inkeer moet slechts ingeroepen worden als er een wederpartij bij betrokken is en als de beoogde veranderingen aan het werk meer zijn dan correcties die noch de vorm, noch de inhoud van het auteurswerk aantasten. De eigenlijke toepassing van het recht tot inkeer kan herleid worden tot de volgende twee praktische vormen. Het is vooreerst mogelijk dat de auteur de verdere divulgatie van zijn werk (bv. een tweede editie) wil onderwerpen aan min of meer ingrijpende wijzigingen, vervolgens kan hij zijn werk gewoonweg uit de publieke omgang wensen terug te trekken, door het tijdelijk voor zich te houden en zelfs te vernietigen. Het recht tot inkeer kan slechts worden uitgeoefend op het werk als immaterieel concept, d.w.z. dat een uitgever een boek uit circulatie zou moeten nemen, dat de schilder de eigenaar van een zijner doeken zou kunnen verbieden dit te laten reproduceren maar dat het recht tot inkeer nooit voor gevolg kan hebben dat de schilder of beeldhouwer het werk dat hij qua materialiteit verkocht van de verkrijger zou kunnen terugkopen. Het spreekt vanzelf dat dit natuurlijk wel kan door onderlinge overeenkomst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§4. Het recht op integriteitHet recht op integriteit is het moreel recht van de auteur krachtens hij kan afdwingen dat zijn werk absoluut ongeschonden zal gehandhaafd blijven. Het recht op integriteit wordt uitgeoefend ten eerste op het auteurswerk als immaterieel concept, ten tweede op het materieel voorwerp waarop het origineel van dit werk werd gevestigd. Enkel en alleen wanneer de strikte toepassing der integriteit de normale bestemming of het normale genot van het voorwerp waarin of waarop het werk werd vermaterialiseerd, zou in de weg staan, alleen dan mag de eigenaar met omzichtigheid van deze stelregel afwijken. Het recht op integriteit heeft een absoluut karakter. In verband hiermede kunnen wij erop wijzen dat het delen, het opsplitsen van een werk niet aanvaard wordt, bv. de losse verkoop van gravures, verzameld in een album met begeleidende tekst wordt als een ongeoorloofde praktijk gevonnist. Een ander probleem is: mag men een werk door iemand anders laten afwerken zonder toestemming van de auteur? In Frankrijk werd al in 1896 gevonnist dat het ongeoorloofd is een portret te laten voltooien door een ander auteur. Aan de oorspronkelijke auteur werd bovendien de vernietiging toegestaan van het buiten zijn wil voltooide doek. Gezien het verboden is enige wijziging aan een kunstwerk aan te brengen is het een uitgemaakte zaak dat de vrijwillige en bedoelde vernietiging van het werk een schending is van het recht op integriteit. Wat niet wil zeggen dat men de eigenaar de verplichting kan opleggen beter voor sommige van zijn goederen te zorgen dan voor andere. Indien het staats- of private musea betreft, van wie meer dan normale zorgen zouden mogen verwacht worden zou de auteur ze aansprakelijk kunnen stellen indien een werk bij gebrek aan zorg verloren zou gaan. Het recht op integriteit als attribuut van de auteur kan niet vervreemd worden. Wat niet wil zeggen dat een auteur geen toelating kan geven om een werk te wijzigen. In principe kan deze toelating niet vermoed worden, hij moet steeds uitdrukkelijk en ondubbelzinnig zijn. Het recht op integriteit wordt in België tot 50 jaar na de dood van de auteur gevrijwaard. De morele rechten zijn nooit het bezit van de erfgenamen van de auteur. Zij kunnen enkel optreden in naam van de auteur. Daaruit volgt dat de voor de uitoefening van deze rechten bevoegde personen, slechts het negatief aspect van het recht op integriteit kunnen inroepen en zelf geen initiatieven kunnen nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk II. de exploitatierechten van de auteurAls we het hebben over de exploitatierechten van de auteur dan bedoelen we in een eerste categorie: het eigendomsrecht en het publiek expositierecht die beheerst worden door het gemeenrecht. In een tweede categorie gaat het om het reproduktierecht, het publiek executierecht, het adaptatierecht, het vertalings- en het volgrecht die geregeld worden door het auteursrecht. De bescherming die de auteurswet biedt is beperkt tot de exploitatie van het werk onder twee aspecten: ten eerste tot de concretisatie van een bepaalde idee; ten tweede tot de bepaalde vormgeving van die concretisatie. De idee zelf wordt echter niet beschermd door de auteurswet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 1. Gemene eigenschappen van de exploitatierechtenDe exploitatierechten van de auteur zijn vervreemdbaar dit in tegenstelling tot de morele rechten. De auteur kan zijn rechten overdragen op de wijze die hem het meest geschikt lijkt. Hij mag zijn rechten als een geheel verhandelen of hij kan ze opsplitsen: volgens de diverse auteursrechten, volgens land, volgens adaptatie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
techniek, toepassing, enz... en dit in zoverre als de praktijk het toelaat. vb. Het gebruik van een afbeelding van sculpturaal keramisch werk voor een bepaalde affiche. Slechts één beperking moet geëerbiedigd worden, de tijd. Gezien de exploitatierechten 50 jaar na de dood van de auteur uitdoven, mag de auteur geen verbintenissen aangaan die deze periode overtreffen. Indien een auteur afstand doet van een bepaald exploitatierecht dan kan de afstand van een ander nooit mee worden vermoed. De afstand van elk exploitatierecht afzonderlijk moet uitdrukkelijk gebeuren. Een auteur kan op diverse wijzen zijn werk uitbaten. Hij kan ten eerste het materieel voorwerp, waarop zijn werk is gevestigd verkopen. Hij kan vervolgens vrij de specifieke intellectuele exploitatierechten, welke hij krachtens het auteursrecht op zijn oeuvre bezit, verkopen, het zelf uitbaten of een specialist met de exploitatie belasten. Het is zelden het voordeel van de auteur om zijn auteursrecht af te staan. Meestal heeft hij er voordeel bij een contract van rechtstreekse of onrechtstreekse exploitatie van zijn auteursrechten aan te gaan. Indien hij zijn exploitatierechten verkoopt, dan kan de koper naar goeddunken beschikken over de wijze van exploitatie van het werk. Het is dan ook meteen duidelijk dat de auteur zeer gehinderd wordt in de vrije beschikking over zijn morele rechten t.a.v. het werk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 2. Het eigendomsrechtDoorgaans is de auteur eigenaar van het werk, omdat hij het gemaakt heeft op of uit een grondstof (doek, marmer, klei...) die hem toebehoorde. Indien dit niet het geval is kan de kunstenaar natrekkenGa naar eind5, d.w.z. eigenaar worden mits betaling van de grondstof (omdat de grondstof van mindere waarde is dan de artistieke arbeid. Bij juwelen wordt dit vanzelfsprekend een betwistbare zaak.). Bij de verkoop van een werk bekomt de verkrijger wel de materialiteit van het werk, maar niet de auteursrechten. De morele rechten en het volgrecht zijn onvervreemdbaar en dus altijd eigendom van de auteur. De exploitatierechten zoals: het reproduktierecht, het adaptatierecht kunnen vervreemd worden maar kleven niet aan het eigendomsrecht. Praktische toepassingen. Bij het overdragen van bepaalde werken heersen er bepaalde regels:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 3. Het publiek expositierechtHet publiek expositierecht, is geen recht van de auteur, maar een attribuut van het eigendomsrecht. Het is aan de zaak verbonden en niet aan een persoon noch de auteur, noch de eigenaar. Indien men eigenaar is, dan heeft men automatisch het publiek expositierecht omdat het aan het eigendomsrecht verbonden is. Het eigendoms- en exploitatierecht kunnen niet afzonderlijk verhandeld worden. In afwijking op de algemene regel, behoort het exposeren van een auteurswerk door middel van televisie tot de rechten van de auteur. Een toelating van de auteur is hier dan ook vereist. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§ 4. Het reproduktierechtHet reproduktierecht, is het recht krachtens het welk de auteur de meest uitgebreide rechten heeft over de reproduktie van zijn werk. Niemand, tenzij de auteur, of zijn rechtsopvolger, kan de reproduktie van het werk toelaten. Hij verleent deze toelating onder de voorwaarden die hem goed lijken, zolang deze althans niet strijdig zijn met de wet of de openbare orde. Het begrip reproduktie dekt een zeer ruime inhoud. Het omvat alle kopie van het werk, in één of meerdere exemplaren, goed of niet goed nagebootst bij middel van hetzelfde procédé als het origineel werk of van andere procédés. Het spreekt vanzelf dat de auteur de toestemming kan verlenen zijn werk te reproduceren met bepaalde middelen en deze vergunning weigeren voor andere. In dat verband drukken wij erop dat de inhoud der geschreven of stilzwijgende overeenkomst nopens vergunning of afstand steeds beperkend moet worden uitgelegd. De auteur zal het verlenen van de toestemming aan bepaalde condities kunnen onderwerpen: het honorarium, de keuze van het reproduktiemiddel, het toezicht op de technische uitvoering, het aantal exemplaren... Al deze condities behoren tot de verhouding auteur-uitbater van het werk en bieden geen principiële moeilijkheden. Zo kan de auteur ook van zijn uitbater bedingen dat de reproduktie van zijn werk niet in de publieke handel zal verspreid worden, doch naar een bepaald publiek zal gaan en geen ander, of dat de verkoop van de reproduktie zal beperkt blijven binnen de grenzen van een zeker land.
1. Problemen in verband met fotografie Een strikt onderscheid dient gemaakt te worden tussen de fotografie als auteurswerk en de fotografie als reproduktiemiddel van een ander auteurswerk. Als het werk van de fotograaf als een auteurswerk kan beschouwd worden, dan heeft de fotograaf het exclusief reproduktierecht over zijn werk. Hij mag dit reproduceren door het maken van nieuwe positieven van het negatief, fotocopiëren van de foto; of door het herfotograferen van de foto. Wat de fotografie als reproduktiemiddel betreft is het soms erg moeilijk een zuivere reproduktie van een adaptatie ervan te onderscheiden. Bij de reproduktie van tweedimensionaal plastisch werk schept dit praktisch geen problemen, gezien dit uitsluitend een technische zaak is. Bij fotograferen van drie-dimensionaal werk en architectuur zal de fotograaf meestal ook de ruimte en de omgeving suggereren waarin deze werken zich bevinden. In de mate dat hij hierbij van een neutraal oogpunt afwijkt zal hij niet een reproduktie maar een fotografische adaptatie, een interpretatie van het oorspronkelijk kunstwerk maken. Het spreekt vanzelf dat de grens tussen een zuivere reproduktie en adaptatie soms een subtiele feitenkwestie is.
2. Het plagiaat De juridische omschrijving: Niet alle plagiaat in de artistieke betekenis van het woord is ook een juridisch plagiaat. Om van plagiaat te kunnen spreken moet het geplagieerd werk een beschermd auteurswerk wezen. Een werk behorende tot het publiek domein (bv. een schilderij van Rubens) kan niet juridisch geplagieerd worden. Het geplagieerde werk moet noodzakelijkerwijze een auteurswerk zijn, d.w.z. een originele creatie, welke bestaat of bestaan heeft in een geconcretiseerde vorm. De plagiaris neemt een individueel werk of delen van een geïndividualiseerd werk over. Juridisch mag men de stijl van iemand nabootsen als men andere onderwerpen en composities gebruikt. Zolang men geen geïndividualiseerde elementen overneemt is men vrij. De Belgische rechtspraak heeft een stabiele maat gezocht. Wanneer een ongeoefend oog beide werken zou verwarren is er plagiaat en indien datzelfde oog beide werken zou uit elkaar houden is er geen. Gezien de subjectiviteit van dergelijk criterium houden we ons liever aan de volgende werkwijze. Na een analyse van het eerste werk, bepalen we de elementen die de originaliteit van dit werk bepalen. In een tweede stadium gaan we na of deze elementen, belangrijke elementen vormen in het van plagiaat beschuldigde werk. Zijn deze elementen wel aanwezig maar zijn ze verwerkt in een geheel dat zijn originaliteit haalt uit andere elementen, dan kan niet meer van onwettelijke namaak gesproken worden. De beoordeling van het plagiaat blijft niettemin een delicate feitenkwestie. Henri Vandermeulen, Bedrijfsconsulent
Wordt vervolgd in Nr. 198, jan./febr. 84. We danken de auteur en het tds. ‘Belgisch Kreatief Ambacht’, die ons toelieten dit artikel over te nemen voor onze lezers-kunstenaars. (BKA 83/1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kunstenaarsbelangen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij rusten in vrede bij de heer
Kunstenaarsverbond en tijdschrift ‘Vlaanderen’ bieden de naastbestaanden van onze overleden collega's hun christelijke deelneming aan. |
|