Bijna jaar na jaar heeft Van Wilderode de bindteksten, beter ware te zeggen de leidteksten voor de IJzerbedevaart geschreven. Het lijkt een mirakel. Wat zestig jaar geleden in een verre uithoek van West-Vlaanderen begon heeft tweespalt en verdachtmaking onder eigen volk, tegenkanting en haat van een deel van onze mensen, tijd en herhaling van hetzelfde gebeuren overleefd. Wat er op de plechtigheid in Diksmuide moet gezegd, gezongen en uitgebeeld worden ligt van te voren vast. Van Wilderode voegt zich naar het gestelde onderwerp, hij bezielt het van zijn eigen overtuiging, persoonlijkheid en existentie uit. De verzameling van die teksten is een historisch document en een artistieke prestatie die enig is.
Ik denk als voorbeeld aan de bedevaart van 1971, toen de Vrouwen van Vlaanderen gehuldigd werden. De moeders van de zonen die als waaghalzen in hoge bomen klommen, lachten en hun moeders plaagden, studeerden en werkten, tot zij ineens van hun ouders weg moesten om niet meer terug te keren. Nu staat er voor altijd een stoel te veel in mijn huis. De vrouwen van de aangehoudenen na de eerste en tweede wereldoorlog, de mishandelden en gekerkerden die jaren afwezig bleven, de vrouwen die vernederd en uitgestoten werden, niet wisten wanneer en of zij nog ooit met hun man en familie verenigd zouden zijn.
Ik weet niet wanneer hij terugkomt
want iedere troost wordt verzwegen,
mijn vragen vallen verloren
als kaatsballen tegen een muur.
Nu is het tijd voor het eten,
nu is het tijd om te slapen.
De stoel bij de tafel blijft ledig,
de peluw is veel te breed.
De dichter klaagt aan dat haat voor ons volk, onverdiend door misprijzen en jaloezie, bekrompenheid en zelfoverschatting aangevuurd, omdat de misdadige grafschenders wisten dat hun daad ongestraft zou blijven het aangedurfd heeft de laatste rustplaats van de Vlaamse gesneuvelden te onteren, hun zerkjes voor het verharden van wegen te verbrijzelen en het monument boven hun graf op te blazen. Ce n'étaient que des flamands, een soort onderontwikkelden, die trouwens niet de macht hadden om het te verhinderen.
De toren ligt er en hij ligt er goed. In welk land is dàt mogelijk en hoe mogelijk dat de schuldigen nooit ontdekt werden? Onze Vlaamse gesneuvelden voor de vrijheid en het welzijn van ons
Harold van de Perre: Landschap, aquarel.
volk en van alle volkeren zouden tot in hun graven nog gelasterd en onteerd worden. Prins Jezus, bidt Van Wilderode, laat onze doden eindelijk vrede vinden bij de guirlanden, de boomhagen van geleide tot een krans ineengegroeide linden die de heilige bomen van onze Germaanse voorouders waren.
Liefde tot het eigen volk is bij de echte, onbaatzuchtige Vlaamse voortrekkers altijd met eerbied voor andere volkeren en culturen samengegaan. Gezelle heeft ook Engelse en Franse gedichten geschreven, vertaald uit het Deens naar het Engels, een Italiaanse bloemlezing uitgegeven, sympathie betoond voor Plat-Duitsers en Provençalen, zelfs een Westvlaamsch en Noors messeboekje gepubliceerd. De nationaal bezielde Juul Persijn en Joris Van Severen plaatsten in hun tijdschriften Dietsche Warande en Belfort en Ter Waarheid artikels over het culturele leven en de politiek over de hele wereld. De veel te jong gestorven Medard Verleye, stichter van het tijdschrift Europa, waarvan de eerste aflevering in 1957 verscheen deed dat eveneens, zodat er reeds een kwarteeuw geleden verhalen van Heinrich Böll in het Duits in zijn blad opgenomen werden.
Noem nog een cultuurgemeenschap die als de Vlaamse en Nederlandse zo gastvrij open staat voor alles wat in het buitenland de aandacht verdient. De liefde tot het eigen volk, die volgens Vondel ieder rechtgeaard mens aangeboren wordt, verbreedt zich in Vlaanderen en Nederland tot een vriendelijke belangstelling voor alle volkeren. Voor de IJzerbedevaart van 1970 heeft Van Wilderode het motief hernomen van het Engels gedicht Where the poppies blew van Dr. John Mc Cray, dat op de 3e mei 1915 geschreven werd. Bij Boezinge aan de ieperlee. Mc Cray stelt zich in de plaats van de gesneuvelden die op het slagveld begraven liggen, onder de blauwe lentelucht waarin een leeuwerik hangt te tierelieren tussen schrapnels en schroot.
Kort geleden waren wij nog in leven, herneemt Van Wilderode. Wij beminden en werden bemind. Nu rusten wij in Vlaanderens grond, waar de klaprozen bloeien in hun vurig rood. Strijden jullie verder tot het einde, onze geest zal bij je blijven waar in Vlaanderen de papavers bloeien. Het doet denken aan het poëtisch testament van Rupert Brooke, die op Gallipoli begraven ligt en in zijn gedicht The Soldier getuigde. Waar ik rust shall be for ever a corner of England.
De ontaarde liefde voor het vaderland, gezien als staat, die in de 19e eeuw tot misprijzen voor de vaderlanden van andere volkeren scheef gegroeid was, tot verovering, onderdrukking en uitbuiting van