Kan. A. Lescroart was oud-strijder van de Eerste en Tweede Wereldoorlog.
Hij richtte tussen 1919 en 1924 de vier eerste Cercles flamands op, die in 1924 tot L'Union des Cercles flamands verenigd werden.
Hij werd in 1921 lid van het Comité flamand de France, waarvan hij na 1945 als bibliothecaris-archivaris optrad.
Hij stichtte in 1923 als hoofdredacteur De Vlaemsche Stemme in Vrankryk, die eerst driemaandelijks en later als maandblad tot in 1926 bleef bestaan.
Hij was na zijn priesterwijding achtereenvolgens directeur van het Sociaal Secretariaat in Hazebroek, kapelaan te Armentiers, bisschoppelijk missionaris, kapelaan en later pastoor van de Onze-Lieve-Vrouwparochie te Hazebroek, rustend priester te Ekelsbeke en op het einde van zijn leven te Wormhout.
Hij publiceerde in het Nederlands en Frans talrijke artikels in bladen en tijdschriften; trad op de Vlaamse Dagen te Ekelsbeke en Waregem als spreker op, werkte mede aan B.R.T. West-Vlaanderen en verleende zijn steun aan het Komitee voor Frans-Vlaanderen, waar hij vooral in de Sectie Familiekunde bedrijvig was.
Uit Antoine Lescroarts bijdragen aan De Vlaemsche Stemme in Vrankryk:
‘'t Vaderland, 't is 't land waer de Vlaemsche tael nog klinkt als een machtig teeken om 't verleden aen de toekomst te verbinden.
De Vlamingen van Vrankryk en moeten op hun hoofd niet laten stampen!
Klink, lieve tael, luider en vryer!... De banden die ons met onze vaderen verbinden zijn nog altyd even vroom.
Nypt 't Vlaemsch dood waer gy kunt, maer ziet dat 't niet en schreeuwt!
Afdruk van een gedachtenisprentje dat door het KFV (Vanderhaeghenstr. 46, 8790 Waregem) werd uitgereikt op de 21e Vlaamse Kultuurdag in Ekelsbeke (11 juli 1982).
Aandenken aan KANUNNIK ANTOINE LESCROART
Geboren te Wormhout op 26 mei 1897 en er overleden op 25 november 1980.
ringstendens, de werking van Pro Westlandia, onder leiding van Borms en Rousseeu, liet Camille Looten volkomen koel. Na de eerste wereldoorlog althans zou hij voor deze apathie een rechtvaardiging vinden, onder andere doordat Borms zich had gecompromitteerd in het activisme. Tijdens een van de oorlogsvergaderingen van het Comité Flamand, in 1916, had Looten nochtans gewezen op de noodzaak van een herbronning van de doelstellingen van de vereniging: het bewaren en publiceren van Vlaamse teksten, en het streven naar het behoud van de moedertaal in de arrondissementen Duinkerke en Hazebroek. Terzelfdertijd waarschuwde hij nochtans ook toen al voor bepaalde activisten die - klassiek argument - gewonnen zouden zijn voor pangermanistische ideeën.
Wat er ook van zij, Camille Looten, die in 1918 63 jaar was geworden, lijkt na de oorlog zijn tweede jeugd te zijn begonnen. Het regionalistische reveil dat zich - mede door het gunstig psychologisch klimaat dat door de oorlog was ontstaan - ook in Frans-Vlaanderen veelzijdig manifesteerde, genoot zijn volle steun en medewerking. Hij was nu een soort ‘éminence grise’ geworden, een ervaren man, waarop de jonge regionalisten graag een beroep deden. Het is zeker overdreven om hem de titel van vader van de Vlaamse Beweging in Frankrijk toe te kennen, maar in de ontstaansgeschiedenis ervan, na de eerste wereldoorlog, heeft hij een niet te onderschatten rol gespeeld. Op de eerste plaats zette hij zich verder in voor het Comité Flamand, en wist de vereniging tot een nooit gekende bloei te brengen, voornamelijk door het studieterrein en de ledenwerving niet langer beperkt te houden tot de Westhoek, maar uit te breiden tot la Flandre Gallicante, met Rijsel als voornaamste centrum. Nieuwe tijdschriften, zoals de in 1919 opgerichte ‘Beffroi de Flandre’ genoten zijn sympathie. Op 6 en 7 december 1920 trad hij op als spreker tijdens een in Rijsel gehouden regionalistisch congres van het Noorderdepartement en Nauw van Kales; de lezing die hij daar hield over ‘La question du Flamand’, zou later door sommigen worden beschouwd als het startsein van de Vlaamse Beweging in de Franse Nederlanden. Met gedeeltelijk nieuwe argumenten, onder andere betrokken op de na-oorlogse situatie, bepleitte hij het behoud van het Vlaams en legde aan het congres een (weliswaar niet aanvaarde) motie voor, om in de leerplannen een gelijkwaardig aandeel toe te kennen aan het Vlaams als aan de andere levende talen, zonder daarom af-