Realisatie van het museum ‘Het Lijsternest’
Velen onder ons kunnen zich wellicht inbeelden wat een blijvende woning voor hun ouders en voorouders betekend heeft, maar een weten en onthouden door eigen ondervinding bijgebracht is het veelal niet meer. Slechts weinigen wordt het gegund een leven lang in hun geboortehuis te wonen, met hun kinderen, tot zij uitvliegen om een gezin te stichten, daar langzaam oud te worden en er uiteindelijk te sterven. Volgens het existentialisme is dat kennen door ervaring het enige dat diepgang heeft.
Wat in een agrarische maatschappij mogelijk bleek is het in onze tijd niet meer. Werkgelegenheid en beroepsbezigheden verhinderen het meestendeels en verplichten zelfs zich in den vreemde een bestaan op te bouwen. Het aantal ontvreemden in de letterlijke zin breidt de massa ontheemden in de figuurlijke betekenis van het woord voortdurend uit.
Stijn Streuvels heeft het geluk gesmaakt vierenzestig jaar lang in het Lijsternest te wonen. Het eerste derde deel van zijn leven scheen nochtans niet zo veelbelovend. Zijn ouders zijn niet lang na zijn geboorte op de wijk Oude Leiaarde te Heule dichter bij de dorpsplaats gaan wonen en daarna nog verscheidene malen verhuisd naar een woning die hun beter gelegen scheen. Uit Heule, het eerste deel van Streuvels' herinneringen, blijkt dat hij zich als knaap een poëtischer huis en omgeving ingebeeld had. Hij zag de ligging ‘dicht bij een beekje of vijver, onder lommer van kopwilgen’. In een tuintje voor het huis zouden witte leliën en anjelieren bloeien, een wingerd zijn ranken aan de witgekalkte voorgevel hechten en zonnebloemen de kleurenweelde en vormenschoonheid van de natuur nog rijker maken.
Tijdens zijn leerjaren als bakker in Avelgem, Kortrijk en Heule, heeft hij in de onzekerheid over zijn toekomst meer weemoed dan vreugde gekend. Hij was er door zijn inborst toe geneigd en die droefgeestigheid zou hem later tot zijn mooiste werk bezielen. Zij zou tijdens de veel langere periode die hij te Ingooigem doorbracht wel nooit helemaal verdwijnen, maar toch langzaam vervluchtigen, zodat hij bij het opstellen van het gedachtenisprentje, dat bij zijn begrafenis zou uitgedeeld worden, schrijven mocht dat hij ‘lang en gelukkig geleefd, veel gekregen had - en van alle goede dingen voldaan zachtjes ter Go gegaan was.’ Er staat wel bij dat hij ‘niets gevraagd en zich met weinig tevreden gesteld had.’ Ook dié verklaring stemde ongetwijfeld met zijn karakter overeen. Hij was niet inhalig, eergierig dat wel.
Van 1887 tot 1905 heeft Streuvels als jongeling en jonggezel te Avelgem gewoond en als zelfstandig bakker het brood van zijn familie gebakken en verdiend. Vrij vlug heeft hij er aan het dorpsleven deelgenomen en met kerels van zijn leeftijd vriendschap gesloten. Wat hij aan artistieke begaafdheid in zich droeg is tot openbaring en volle ontplooiing gekomen in meesternovellen als Lente en De Oogst of de roman Langs de Wegen, waarvan de schrijver later getuigd heeft dat het voor hem zijn liefste boek was.
Merkwaardig dat hij de laatste jaren voor zijn huwelijk graag gebruik maakte van het fotografietoestel dat hij zich met zijn auteurshonoraria aangeschaft had en zwervend door het Schelde- en Leieland een groot aantal foto's maakte van mensen en dingen die hem boeiden en bevielen. Een klein deel ervan heeft hij in 1913 als illustratie bij De landsche Woning in Vlaanderen gepubliceerd.
Wat hij in en rond die oude huizen bewonderd had was hun ligging en doelmatige indeling. Niet het toeval had daarbij beslist, schreef hij, wel een beredeneerd overleg dat door een eeuwenlange ervaring bepaald werd. Eertijds werden alle huizen op het platteland in de nabijheid van stromend water en met de voorgevel naar het zuidoosten gebouwd, om de morgenzon waaraan een heilzame en genezende kracht toegeschreven werd op te vangen. Men bouwde bovendien functioneel van binnen naar buiten en niet omgekeerd, wat weleens minder symmetrisch bleek, maar daarom niet minder poëtisch overkwam. Dat schilderachtige uitzicht werd door het planten van een omheiningshaag, bomen en struiken, die huis en mogelijke bijgebouwen afzonderden en beschermden, in de hand gewerkt.
Wie die algemene kenmerken in het oog houdt, zal meteen beseffen wat Stijn Streuvels in zijn verbeelding zag, toen hij zijn Lijsternest gebouwd en een tiental keren uitgebreid of hersteld heeft. Nadat hij de streek in alle richtingen doorkruist had om een gunstige woonplek te vinden, kocht hij in 1903 te Ingooigem een bouwgrond van circa 3.000 m2 voor de globale som van 2.700 fr. Eigenlijk een verloren perceel, dat bij de rechttrekking van de straatweg naar Tiegem braak was blijven liggen. Men had er de zware moerklei op gestort die te veel was, zodat het terrein een lichte hoogte vormde, die in de volksmond de klijtkop heette.
De bekende architect Jozef Viérin uit Kortrijk, vriend van Streuvels, tekende het plan voor een bescheiden ‘eenvoudige