selijke werd gegeven.
Jezus Kristus blijft, zo zegt de Duitse filozoof Karl Jaspers, de meest beslissende onder de beslissende figuren van de geschiedenis. En het concilie beklemtoont: ‘Kristus, de nieuwe Adam, deelt de mens zelf helemaal mee aan de mens en ontsluit voor hem zijn hoogste roeping’ (Gaudium et spes 22).
Ook bij de kunst gaat het op al haar terreinen - de mogelijkheden van film en televisie steeds incluis - om de mens, om het beeld van de mens, om de waarheid over de mens. Hoewel de schijn dat dikwijls tegenspreekt, zijn deze diepe aanwijzingen en aangelegenheden ook de kunst van vandaag niet helemaal vreemd. De godsdienstige en kristelijke oorsprong van de kunst is niet helemaal opgegeven. Tema's als schuld en genade. verwarring en bevrijding, onrechtvaardigheid en rechtvaardigheid, ja barmhartigheid en vrijheid, solidariteit en naastenliefde, hoop en troost keren terug in de huidige literatuur, in tekstboeken en scenario's en krijgen een grote weerklank.
Partnership van kerk en kunst met het oog op de mens bestaat hierin, dat zij beide de mens bevrijden uit een vreemde onderdrukking en hem tot zichzelf willen brengen. Zij openen voor hem een gebied van vrijheid - vrijheid van de dwang van de nuttigheid, van de prestatie om elke prijs, van het effekt, van de planning en het funktioneel maken.
5. Wij zeiden, dat het de kerk en de kunst te doen is om de mens, om zijn beeld, om zijn waarheid, om de ontsluiting van zijn werkelijkheid - en dat op dit eigenste ogenblik, in het aktuele ‘aggiornamento’, om een term van het Tweede Vatikaans Concilie te gebruiken.
Voor die opdracht levert de kunst aan de kerk een grote dienst, de dienst van de konkretizering. Op die dienst is de kerk aangewezen; want de waarheid is konkreet. In de hedendaagse kunst, in literatuur en teater, in de beeldende kunst, in de film en tot ver in de publicistiek wordt de mens ontkleed van alle romantische garnering en verheerlijking - hij wordt, zoals men zegt, uitgebeeld met een ongeschminkt realisme.
Daartoe behoren in de hedendaagse kunst het aantonen van verloren en verward zijn (Verirrungen und Verwirrungen), van angst en vertwijfeling, van absurditeit en zinloosheid, de uitbeelding van een tot karikatuur ontaarde wereld en geschiedenis. Vaak wordt dat verbonden met een afbouw van alle taboes.
Literatuur, teater, film, beeldende kunst zien zichzelf vandaag grotendeels als kritiek, als protest en oppositie, als aanklacht tegen het bestaande. Het schone als kategorie van de kunst schijnt weg te vallen ten gunste van een uitbeelding van de mens in zijn negativiteit, in zijn tegenspraak, in zijn uitkomstloze situatie (Ausweglosigkeit), in de afwezigheid van enige zin. Dat schijnt het aktuele ‘Ecce homo’ te zijn. De zogeheten ‘gave wereld’ wordt aanleiding tot hoon en cynisme. Ook die problemen heeft zich Vaticanum II in grote openheid gesteld in zijn dekreet over de sociale kommunikatiemiddelen (‘Inter mirifica’).
Tegen de uitbeelding van het kwaad in al zijn vormen en gedaanten is in se niets in te brengen in naam van het kristelijk geloof en de kerk. Het kwaad is een werkelijkheid, waarvan precies onze eeuw, precies ook uw land en mijn thuisland, tot aan de uiterste grenzen de omvang hebben beleefd en ondergaan. Zonder de werkelijkheid van het kwaad is ook de werkelijkheid van het goede, van de verlossing, van de genade, van het heil niet af te lezen. Dat is geen vrijbrief voor het kwaad, maar een verwijzing naar zijn plaats. En hier moet men op een niet onbelangrijke en niet ongevaarlijke toestand wijzen. Kan de spiegel van het negatieve in de veelvuldigheid van de hedendaagse kunst niet een doel in zichzelf worden? Kan hij niet tot het genot van het kwaad, tot vreugde om de vernieling en om de ondergang, kan hij niet tot cynisme en tot verachting voor de mens leiden?
Als de realiteit van het kwaad wordt getoond, dan wil dit, ook in de innerlijke logika van de kunst, het angstwekkende doen overkomen als angstwekkend, schokken. Aldus mikt deze voorstelling er niet op, dat het bij het kwaad stilstaat; veeleer daarop dat het niet slechter, maar anders, beter wordt. Je moet je leven veranderen, je moet omkeren en een nieuw begin maken, je moet het kwaad weerstaan, opdat het niet het laatste woord krijge en de alles bepalende werkelijkheid worde. Dàt is niet enkel de oproep en de vermaning van de kerk, het is tevens de opdracht van de kunst en de publicistiek op alle terreinen - en dat niet door een toegevoegde en bijkomende morele hypoteek. Een helpende, genezende, louterende en zuiverende kracht werd al door de Grieken toegeschreven aan de kunst; daarbij voegen zich de bemoediging tot hoop en de poging tot zingeving, zelfs als niet alle vragen naar het waarom kunnen worden opgelost.
Dat alles mag voor de hedendaagse kunst, omwille van haar zelf en van de mensen, niet verloren gaan. In deze dienst kan en moet het tot een relatie van kerk en kunst komen, zonder dat ooit het eigene wordt verward.
6. Als de kerk zich toelegt op het ‘aggiornamento’, op de aktualizering van het kristelijk geloof, op zijn aanwijzingen en beloften, dan valt dit te zeggen: nergens wordt de situatie, het levensgevoel, en ook de probleemhorizon van de mens van heden zo indrukwekkend uitgebeeld als in de huidige kunst en publicistiek. Daar is de kerk op aangewezen (verwiesen und angewiesen). Wanneer het kristelijk geloof als woord en als antwoord moet worden bemiddeld voor de mensen, dan moeten de problemen daaromtrent genoemd en bewust gemaakt worden.
De kerk heeft de kunst nodig. Zij heeft ze nodig voor het doorreiken van haar boodschap. De kerk heeft het woord nodig, dat van Gods woord getuigt en het meedeelt en tegelijker tijd een mensenwoord is, dat wil binnentreden in de taalwereld van de hedendaagse mens, zoals die wordt aangetroffen in de hedendaagse kunst en publicistiek. Alleen zo kan het woord levend blijven en tevens de mens beroeren.
De kerk heeft het beeld nodig. Het evangelie wordt in talrijke beelden en gelijkenissen verteld; het moet en kan aanschouwelijk worden gemaakt in beelden. In het Nieuw Testament wordt Kristus het beeld, de ikone van de onzichtbare God geheten. De kerk is niet enkel kerk van het woord, maar ook die van sakramenten, die van heilige tekens en symbolen. Lange tijd hebben naast het woord de beelden de heilsboodschap uitgebeeld, en dat geschiedt tot vandaag toe. Dat is goed zo. Het geloof richt zich niet enkel tot het luisteren, maar ook tot het zien, tot de twee basis-zintuigen van de mens.
In de dienst van het geloof, zoals dat verwoord wordt in de eredienst, plaatst zich ook de muziek. Iedereen weet, dat vele grote scheppingen en werken van de muziek hun ontstaan danken aan de uitnodiging van het levend geloof van de kerk en van haar eredienst. Het geloof wil niet enkel beleden en gesproken, het wil ook gezongen worden. En de muziek onderstreept, dat de zaak van het geloof ook een zaak van vreugde, van liefde, van eerbied en van overvloed is. Die motivatie en inspiratie is ook vandaag nog levendig. Dikwijls zoekt de muziek nog nieuwe vormen in het raam van de liturgische hervorming. Hier ligt nog een breed terrein open. De relatie kerk/kunst is op muzikaal gebied levend en vruchtbaar.
Iets gelijkaardigs kan men zeggen over de verhouding van de kerk tot de architektuur en de beeldende kunst. De kerk heeft een ruimte nodig als plaats voor haar eredienst, als plaats voor de bijeenkomst van Gods volk en voor zijn menigvuldige aktiviteiten. Na de schrikwekkende verwoestingen van de jongste wereldoorlog is in de hele wereld, vooral ook in de Bondsrepubliek Duitsland, een kerkelijke bouwkunst ontstaan die het getuigenis van een levende kerk is. De moderne kerkbouwkunst wilde bewust geen imitatie van de romantiek, de gotiek, de renaissance, van barok en rococo zijn, waarvan de mooiste Duitse kreaties in Beieren zijn te vinden; de moderne kerkbouwkunst wilde uit de geest en de stijlgevoeligheid van onze tijd en met de middelen die vandaag beschikbaar zijn, aan het geloof van onze tijd gestalte en uitdrukking bezorgen en het tevens een thuis geven. Dat is in talrijke uitmuntende voorbeelden geslaagd. Aan alle betrokkenen bij dit grote werk - de architekten en kunstenaars, de teologen en bouwvakkers, de pastoors en leken - dank.
7. De kerk heeft de kunst nodig. Ze heeft ze nodig op vele wijzen. Heeft de kunst ook de kerk nodig? Dat schijnt vandaag helemaal