[nummer 171]
Ten geleide
Het cartoon-tekenen heeft in onze provincies een goed niveau. Wellicht een hoger niveau dan de Belgische politiek, waarover het dan meestal gaat. Dat is een eerste algemene indruk.
Een tweede algemene indruk is dan dat er op dit ogenblik, anno 1979, wel veel getekend wordt maar dat er veel minder over het genre geschreven wordt dan bijvoorbeeld in 1965 het geval was. Een modieus genre is het niet (meer). Het chanson heeft zijn tijd gehad en het kamertoneel ook. Maar dat is niet omdat er minder of minder goed getekend wordt. Als er een verklaring voor gezocht moet worden, dan is die welllicht juist te vinden in het feit dat het genre welvarend is. Er hoeft niet zo direct voor worden opgekomen. Het verdedigt zichzelf voortreffelijk. Het heeft commerciële, of moet ik zeggen professionele mogelijkheden. En overigens zijn er elk jaar de grote cartoon-evenementen rond het VTB-Salon van de Vlaamse Humor en de Kartoenales van Knokke-Heist. De BRT heeft daar aandacht voor. Je zou kunnen zeggen dat de cartoon gearriveerd is en niet (meer) in bescherming moet worden genomen.
Die geest vindt u in dit thema-nummer: geen smartelijke pleidooien voor belangstelling. Wel een objectief overzicht van wat er op het terrein te zien is. We hebben daarbij naar enige volledigheid gestreefd waarbij dan de illustratie de journalistieke bijdragen aanvult. Cartoons en artikels vormen een geheel.
De artikels belichten verschillende facetten van het cartoonfenomeen en geven ook een historisch achteruit-kijkje. Daarnaast worden enkele cartoonisten apart voorgesteld. Waarbij het de bedoeling was dit journalistieke onderwerp in een niet-academische, journalistieke verpakking te presenteren.
Dit cartoon-nummer ziet er tenslotte een beetje anders uit dan het oorspronkelijk werd opgezet, dat was niet te vermijden. Allicht is een of andere tekenaar in de verdrukking gekomen, waarvoor onze excuses. Dit nummer is geen wetenschappelijk-kunsthistorisch essay over het onderwerp. Ik hoop wel dat het een panoramatisch overzicht geeft van wat er op het gebied in ons land gebeurt.
Ik dank hier Gaston Durnez met wie ik, vóór ik aan het werk ging, een oriënterend lunch-gesprek had in een warm, bruin en Brussels eethuis in de buurt van zijn redactie.
Ik dank zeer hartelijk de cartoonisten en auteurs van de bijdragen voor hun vriendschappelijke medewerking. En ik hoop dat de lezer, als hij dit nummer doorneemt, heel dikwijls kan glimlachen, grinniken, schaterlachen, hoonlachen, uitbundig of met binnenpretjes, bij het bekijken van de zwarte, vuurrode, helderblauwe, roserode, gifgele en mooigroentranspante humor van Vlaanderen.
Pil: de reeks ‘Opera en Belcanto’.