| |
| |
| |
Bibliotheek
nieuw werk van en over leden
GIE LAENEN, Sofie en Peter. Een zomer lang wachten op een vader, Lannoo Tielt-Amsterdam, 1978, 108 blz., 27 × 20 cm, met tekeningen van Alex Nijs; geb. 325 fr. - In dit boek voert de auteur eigenlijk drie hoofdpersonages ten tonele: grootvader (Bomp), Sofie, zijn kleinkind en Peter, een jongen die - naar hij zelf beweert - ‘een beetje gek’ is en bij een tante in het dorp op ‘rust’ is. Omdat haar vader in de gevangenis zit en haar moeder - nu de zomervakantie aangebroken is - niet zo goed op haar kan letten, verblijft Sofie tijdelijk bij Bomp die alleen in een afgelegen huis woont. Ze zal bij hem wachten tot vader terugkeert... Daar ontmoet ze Peter en beide kinderen worden dikke vrienden. Bomp kan goed met hen omgaan en zo wordt de vakantie voor Sofie en Peter toch een mooie tijd. Op het einde van het boek treurt Sofie omdat Peter naar zijn dorp (?) teruggekeerd is, maar dan komt haar papa terug...! De jonge lezertjes (10 à 11 jaar) zullen veel genoegen beleven aan de kennismaking met hun leeftijdgenootjes uit het boek en ze zullen er zich misschien voor een stuk mee kunnen vereenzelvigen. Maar toch blijft er twijfel over bestaan of diezelfde lezertjes wel vrede zullen nemen met het feit dat in dit boek nogal wat situaties onduidelijk voorgesteld worden? Waarom zit papa in de gevangenis? En wat is er eigenlijk aan het gebeuren met de moeder van Peter? en diens vader? Zullen de lezers zich die vragen niet stellen? Het boek raakt een aantal ‘moderne’ problemen aan, maar het is wel de vraag of ze als echt en doorleefd zullen overkomen. Voor de rest is het prettig lezen en de tekeningen van Alex Nijs zijn voor het boek een echte verrijking. Ze ondersteunen op voortreffelijke wijze de lectuur. Vooral de natuurtaferelen zijn sfeer- en droomvol.
R.d.
MARIA VLAMIJNCK, De Heer van Geuzen-Yde, DAP Reinaert Uitgaven Zele, 1978; 207 blz., geb. 295 fr. - ‘De Heer van Geuzen-Yde’ is het zesde prozaboek van Maria Vlamijnck (o Sheffield 1917), die haar jeugd in Nieuwpoort doorbracht en in 1946 in Brussel ging wonen, waar ze tot 1976 aan het studiebureau van een groot bedrijf voor de vertaaldienst instond. Haar huidige woonplaats is Koksijde. Het dramatische verhaal speelt zich af in kringen van de hoge burgerij. Een vrouw die veel van haar huwelijk en het leven mag verwachten, ontdekt broksgewijze de gespleten persoonlijkheid van haar man, die opgaat in het mystieke, het transcendente en tegelijk in de zinnelijkheid gevangen zit. Door zijn hartstochtelijk zoeken naar kennis van het leven na de dood neemt zijn wereldvreemdheid toe en in zijn geestelijke ondergang sleurt hij de vrouw mee, die hij zielslief heeft. Aldus het hoofdthema van deze knappe en boeiend geschreven roman, waarin het ziektebeeld van een schizofreen voortreffelijk wordt getekend. Een boek dat wij in één adem hebben uitgelezen, niet alleen om het merkwaardige gegeven, doch evenzeer omwille van de evenwichtige zuivere stijl en de bewonderenswaardige stevige constructie.
A. Van den Berg
DRS ALBERT DE POORTERE, LUC VERSTRAETE e.a., Moderne Plastische Kunsten in en om Eeklo, Uitg. Kunstkring Academie voor Schone Kunsten Eeklo m.m.v. Raiffeisenkas en uitg. Lannoo; 240 blz., meer dan 200 kleur- en zwart-witillustraties, 34,5 × 26 cm., linnen band en stofomslag. - Het zeer mooie boek, dat reeds uit 1976 dateert, zet in met een ontroerde opdracht aan de initiatiefnemer wijlen Dr. Lucien Lampaert, die reeds al het voorbereidend werk had gedaan toen hij plots overleed. Tekstschrijver is kunstcriticus Drs. Alb. De Poortere, die als oprichter van de vooraanstaande Eeklose galerij Beatrijs het Eeklose kunstmilieu door en door kent. Kunstschilder-graficus Luc Verstraete regelde de algemene ordening en lay-out van het boek, waaraan nog vele anderen met enthousiasme hebben medegewerkt, zoals dat slechts nog op weinig plaatsen mogelijk is in dit cosmopolitizerende land.
Drie periodes worden achtereenvolgens behandeld. De woelige tijden van 1800 tot 1850 met de historische achtergronden van een stadje zonder veel glorieuze bladzijden in vroegere eeuwen, maar dat in de Hollandse tijd een eerste opleving kent - ook artistiek - en in de opkomst van de Vlaamse Beweging met Ledeganck en Willems een niet geringe rol gaat spelen en zelfs reeds een paar belangrijke kunstschilders bezit. De ‘Teekenschool’ is in 1828 ontstaan, door het Belgisch bestuur afgeschaft en in 1849 heropgericht; het wordt later de Academie die heden bloeit. De tweede periode (1850-1945) begint met jaren van armoede voor de kleine lieden, die de slachtoffers worden van de zich wijzigende economische situatie, welke echter voor de burgerij te Eeklo een ongekende bloei bracht. Daar haalde ook de kunst haar voordeel uit: een hele reeks namen van kunstenaars uit de periode 1850-1888 staan bekend, waarvan K. Smitz en A. Locufier de voornaamsten zijn. Vandaar ook de stichting van een ‘Kunstgilde’ in 1888, die de artistieke ontwikkeling zal bepalen samen met de Academie tot 1945. Dat de Kunstgilde streefde naar ‘kunst ten bate van de stielen’ was niet zonder invloed op de beoefening van de kunstambachten, die zich tot op heden met brio te Eeklo handhaven. De derde periode van 1945 tot 1975 wordt gekenmerkt door een verbazende economische en sociale ontwikkeling, waarmede ook een volledig nieuw artistiek klimaat gepaard gaat, wat dus voor de Eeklose kunstenaars een beslissende rol speelt. De samenstellers van het boek hebben wijzelijk voor deze laatste periode de kunstenaars zelf a..h.w. het woord gelaten, d.m.v. reprodukties van hun werken, vergezeld van korte presentatieteksten. Dat maakt dan ook het grootste deel uit van het prachtig boek. Wij zullen hier geen namen noemen: wat we het meest waarderen in deze aangelegenheid is dat kunstenaars met grote reputatie het niet beneden hun waardigheid hebben geacht om in
één boek geconfronteerd te worden met minder of zelfs niet bekende kunstenaars: een samenhorigheidsgevoel dat hen siert. Dat zulks nog te Eeklo mogelijk is maakt ons gelukkig.
EUGENE MATTELAER, Nooit de moed opgeven, Drukk. Julien Matthys, Knokke, Tweede uitgave 1979; 272 blz., in eigen beheer: Binnenhof 16, Knokke. - In ons januari-nummer 1978 schreef Eugène van Itterbeek uitvoerig al het goede wat hij dacht over het initiatief van Dr Mattelaer om één boodschap van hoop voor de mensheid in 80 talen te laten omzetten. De tweede uitgave is thans zo uitgebreid, omdat het aantal vertalingen sedert 1977 tot 310 is uitgegroeid en er een inleiding bijkwam van André Demedts, waar hij in vertelt over het ontstaan van het gedicht dertig jaren geleden en over de dienst van de medemens en van het volk, die de dichter al die jaren presteerde. Demedts wenst dat het gedicht mochte mondgemeen worden zoals de oude wijsheidsspreuken van ons volk. Dat is ook onze wens. Tenslotte: Mattelaeres respekt voor de Vlaamse dialekten heeft me persoonlijk ten zeerste verheugd.
MANU VERHULST, Thuiskomen bij jezelf en bij God, DAP Reinaert Uitgaven, Zele, 1978; 21 × 12 cm., 212 blz., gekartonn., 235 fr. - In serener tijden dan de onze dichtte een Vlaams priester een ‘Rijmsnoer om en om het jaar’ met diep religieuze gedichten, waarin zijn van godsdienst doordrongen tijdgenoten zichzelf en God op een verheven manier terug vonden. Wat de auteur van ‘Thuiskomen’ heeft bedoeld ligt tenslotte niet zover af van wat zijn voorganger in het priesterschap uit de negentiende eeuw G. Gezelle beoogde, maar dan getransponeerd naar een tijd van onrust en jachtigheid, die de mensen hebben vervreemd van de ancestrale godsgebondenheid en hen meteen de eigen identiteit deden verliezen. Die wil Manu Verhulst hen terugschenken uitgaande van de kleine dingen des levens, toevallige ontmoetingen en indrukken, een of andere bijbeltekst, eenvoudige ervaringen waaraan hij een diepere zin weet te geven. Slechts uitzonderlijk gebeurt het in een vrije dichtvorm; meestal zijn het korte op zichzelf staande verhalen van drie-vier bladzijden, waarin de auteur zonder een prekerige toon aan te slaan de mensen weer thuis brengt ‘op een bescheiden, rustige manier, eerbiedig voor ieders eigen ritme, en met dat vleugje humor, typisch voor een tochtgenoot die vertrouwen heeft in de weg en die vertrouwen inspireert’ zoals Mgr. Schreurs schrijft in zijn inleiding. Een teken des tijds is ook dat, waar Gezelle nogal eens naar de Vlaamse gedachte verwijst, Verhulst de Europese idee beklemtoont.
GASTON VAN CAMP & ANDRE SOLLIE, Jeugd en stad Tussen Babylon en Brasilia, Reeks ‘Impuls’ 2, Uitg. Lannoo, 1978; 123 blz., gebonden, 375 fr. - Een mooi jeugdboek, goed geschreven, prachtig geïllustreerd. Een der voornaamste gruwelen, waar jonge mensen tegen moeten aankijken, is de dementiële grootstad. De auteur heeft het fenomeen grootstad op een bevattelijke en tevens kritische manier willen aanpakken, als een verschijnsel dat zich reeds vele eeuwen voor Christus heeft ontwikkeld: Moenjo-Daro, Thebe, Babylon, Athene, Carthago, Rome. Een verschijnsel dat zioh in de moderne tijden met de medewerking van grote architecten als Berlage, Wright, Gropius, Kenzo Tange, Le Corbusier sterk heeft ontwikkeld, zonder dat b.v. een Gaudi erin kon slagen er de bloemen der verbeelding echt te doen heersen, zoals dat wel mogelijk was geweest in een stad als Venetië in de Renaissance en Baroktijd. Een verschijnsel dat het
| |
| |
vooruitzicht wekt van de aseptische stad van de toekomst, die afgesloten van de natuur, zich onder een reusachtige blauwe koepel zal verschuilen. Dit futuristisch beeld op het eind van het boek is wel het meest indrukwekkend onderdeel ervan, naast het eerste verhaal over de jongen, die met zijn fluit zijn Marokkaans dorp verlaat om naar de fascinerende grootstad Marakesj te trekken, waarvan hij ontdekt dat het maar een ontgoochelend Fata Morgana is. Een jeugdboek waar men echt iets aan heeft, te meer daar documentaire teksten tussen de verhalen en de beschrijvingen ingelast werden. Het geheel is knap geïllustreerd door André Sollie, die terecht als co-auteur wordt vooropgesteld. Wel vraagt men zich af waarom een aantal hogere waarden buiten beschouwing bleven in de kritiek op de hedendaagse en de futuristische grootstad.
JEAN-MARIE BAILLIEUL, MICHIEL DE BRUYNE, JOZEF GELDHOF, Hugo Verriest in Ieper. Een Blauwvoet in de branding, Uitg. Jef Lesage-Kring, Ieper, 1978. - Indien de viering van Verriests komst als principaal in Ieper in 1878 geen ander gevolg had gekend dan de publikatie van dit boek, dan nog zouden we ze als geslaagd mogen beschouwen. Inderdaad bij deze gelegenheid kreeg de Verriest-studie en meteen de studie van de Vlaamse Beweging een belangrijke verrijking. Niet dat deze publikatie als definitief mag doorgaan. We zouden er de voorkeur aan geven dat dergelijk boek volledig door één hand wordt geschreven; dan zouden de overlappingen en zelfs contradicties minder talrijk zijn geweest en het geheel zou een grotere eenheid hebben vertoond; de mindere vertrouwdheid met de 19de-eeuwse tijdgeest, die in de studie van J.M. Baillieul nogal erg opvalt, had men aldus ook kunnen vermijden. Het naarstig speuren naar documenten en het zorgvuldig zoeken naar hun juiste interpretatie is een bijzonder waardevolle fase van een historische studie. Maar het is slechts de eerste fase. Daarop zou meer een essayistische fase moeten volgen, waarin men tot een creatieve synthese komt. Dit stadium werd in deze publikatie niet bereikt. En toch moet men de drie auteurs dankbaar zijn, want heel wat minder bekende of totaal onbekende gegevens werden hier verzameld. Talrijke bladzijden uit de bestaande geschiedenissen en encyclopedieën van de Vlaamse Beweging zullen moeten herschreven of aangevuld worden dank zij dit voor een goed deel volkomen nieuw materiaal. Wij kunnen slechts de speurzin, het geduld en de inzet bewonderen, die de auteurs aan de dag legden om dit waardevolle boek samen te stellen. De Vlaamse gemeenschap is hen veel dank verschuldigd. Zij brachten ons een grote stap dichter bij het nog te publiceren grote werk, dat de fundamentele en decisieve betekenis van de Westvlaamse studentenbeweging voor de Vl. Beweging zal moeten aantonen.
JOHN GHEERAERT, Vertellingen uit ‘Het Zeepaardje’, Drukk. Publigrafik, Middelkerke, 1978; 80 blz., ill. van R. Devolder (225 fr. Pc. 000.0904945.32 J. Gheeraert Bredene). - De auteur publiceert thans, na ‘Als d'oude Peperbus vertelt...’ en ‘Ode aan Oostende’, zijn derde boek gewijd aan de koningin der badsteden. Het door Gijsen en Simenon ingeleide werk vertelt over de impressies die letterkundigen uit alle landen - en ook wel uit het eigen binnenland - er opdeden over een periode die gaat van de 18e eeuw, toen ze met de postkoets in het logement ‘Het zeepaardje’ van het toenmalige vissersdorp belandden, tot heden. Het is een lange reeks met grote namen als Byron, Charlotte Bontë, Ludwig Uhland, Nicolai Gogolj, Mark Twain, Paul Verlaine, Emile Verhaeren, Stefan Zweig, Fernand Crommelynck, Apollinaire. Gezelle, van de Woestijne, Charles Morgan, Michel de Ghelderode, Ernest Claes, Couperus, James Joyce, Henryk Sienkiewincz, Victor Hugo en Streuvels. Dat alles wist de auteur aaneen te rijgen tot een boeiend verhaal over een der meest fascinerende oorden van Europa, een stad met vele gezichten en met de alles beheersende zee, waarvoor het mensengedoe in het niet verzinkt.
ROGER GEERTS, Carmina Neerlandica. Nederlandse gedichten in het Latijn vertaald, Uitg. Heideland-Orbis, Hasselt, 1979; 36 blz. (125 fr. t.n.v. Roger Geerts, Parmastr. 37, 2640 Melsele). - In een tijd dat ‘humanisme’ voor sommigen niets anders meer betekent dan een primaire en infantiele godsdiensthaat, is het hartverheffend dat er nog mensen zijn die de verheven zin ervan, zoals de Renaissance die huldigde, weten in ere te houden. Criticus en essayist Roger Geerts is ook met hart en ziel classicus, meer nog: hij behoort tot deze elite onder de classici, die het Latijn als een levende literaire taal beoefenen. Het is voor hem een soort verheven Glasperlenspiel: juwelen uit onze eigen poëzie in Latijnse poëzie omzetten. Enkele zijner omdichtingen verschenen reeds in tijdschriften, o.m. in Nederland en Italië. Deze nu werden in een elegant bibliofiel plaket verzameld, tot glorie van de Nederlandstalige poëzie, waarvan hij de subtiele muziek in het Latijn wist te bewaren. Hoort u maar:
pueri flavi laetantes accedite
Zelfs wie geen Latijn kent zal vlug ontdekken welk Vlaams gedicht dit is.
A.S.
A. VAN HAGELAND, Sprong naar Omega, DAP Reinaert-Uitgaven Zele, 1978; 21 × 14 cm, 373 blz., paperback, 298 fr. - De bloemlezing ‘Sprong naar Omega’, samengesteld door A. van Hageland, bevat 20 SF-verhalen van grootmeesters uit de Amerikaanse en Engelse scholen, dit in knappe vertaling van Mark Wynants, die met zijn SF-debuut ‘De bestemming van een danser’ in 1977 terecht bekroond werd met de literaire Reinaert-prijs. Zelf SF-fans hebben wij terdege genoten van deze fanstastische verhalen, die ons meevoeren door de tijd en ruimte. Laten wij het maar dadelijk zeggen: de keuze is voortreffelijk! Meermaals in het Nederlands vertaalde teksten werden zoveel mogelijk vermeden. Ook dat is een winstpunt voor de lezer. Slechts één verhaal was ons in Nederlandse vertaling bekend. Komen aan bod in deze uiterst boeiende bloemlezing: Forrest J. Ackerman, Brian W. Aldiss, Poul Anderson, Isaac Asimov, George W. Barlow, Robert Bloch, Ray Bradbury, Arthur C. Clarke, Philip K. Dick, Gordon R. Dickson, Kris Neville, Emil Petaja, Rod Serling, Robert Sheckley, Clifford D. Simak, L. Sprague de Camp, Melvin Sturgis, A.E. van Vogt, Stanley G. Weinbaum en John Wyndham. Het zijn allemaal grote namen. Voor SF-lezers stevig aanbevolen.
A. VAN HAGELAND, Tweede land van de Griezel, DAP Reinaert-Uitgaven Zele, 1978; 22 × 14, 349 blz., geb. 325 fr. - In deze verzameling, eveneens samengesteld en bondig ingeleid door Albert van Hageland, treffen wij 25 originele Noord- en Zuidnederlandse griezelverhalen aan. Horror is inderdaad een genre apart geworden in onze literatuur. Sinds grootmeester Jean Ray (ps. John Flanders) hebben in ons Nederlands taalgebied heel wat auteurs zich aan griezelverhalen gewaagd. Veelal gaat het over spoken, duivels, heksen en monsters. Het buitennatuurlijke manifesteert zich in de normale leefwereld, realiteit en verbeelding vloeien dan in elkaar, fantastiek en griezel vullen elkaar aan tot men er echt van gruwelen zou. Goed vinden wij de korte bio- en bibliografische auteursnota's, die in elk verhaal voorafgaan. Niet alle teksten bereiken hetzelfde hoge peil als dat van de SF-bloemlezing, eveneens samengesteld door A. van Hageland. Dit is aldus best te begrijpen: hier werd de selectie beperkt tot ons Nederlands taalgebied. Het Engels taalgebied, waaruit de SF-verhalen komen, verschaft uiteraard heel wat meer keuzemogelijkheden. Vermelden wij tenslotte nog de medewerkers aan deze lezenswaardige verzamelbundel: Belcampo, Eddy C. Bertin, Marijke van Bokhoven, Edith Brendall, Wim Burkunk, Johan Daisne, Catherine Duval, Thijs Van Ebbenhorst-Tengbergen, John Flanders, Paul Van Herck, Maria Jacques, Bob Van Laerhoven, A.M. Lamend, Kathinka Lannoy, Cor Ria Leeman, Ef Leonard, Manuel van Loggem, Julien C. Raasveld, Julien Van Remoortere, Mark J. Ruyffelaert, Walter Suppee, Robert Terny & Christiane Varen, Felix Timmermans, William Vananderoye en Ab Visser.
A.d.L.
| |
boeken over kunst
JACQUES PARISSE, L'art a la parole, Edit. Pierre Mardaga, Liège, 1978; 336 blz., een dertigtal illustraties, 690 fr. - In dit boek heeft de auteur de artistieke kronieken gebundeld die hij voor de Luikse Radiozender uitsprak van 1964 tot 1977. De keuze der behandelde kunstenaars, die hier alfabetisch behandeld worden, is natuurlijk beperkt tot die welke aan de beurt kwamen in Luikse galerijen en musea, met inbegrip van talrijke buitenlanders uiteraard. Dat laat hem echter toe vooral uitvoerig in te gaan op de regionale figuren, waarvan veelal zelfs de namen in Vlaanderen bijna onbekend zijn, maar die toch blijken een eigentijds geheel te vormen. Dat eigentijdse beeld wordt wel wat overtrokken doordat de auteur - wat hij ook bewere - enigszins allergisch staat tegenover de meer traditionalistische kunst. Allergisch staat hij ook tegenover geengageerde kunst, die hij als propagandakunst wantrouwt. Het meest allergisch is hij voor het werk van levende Vlamingen. Die exposeren wel niet veel (veel te weinig!) te Luik, maar slechts een paar waren hem een afzonderlijke bespreking waard. Er komen zelfs geen vijf levende Vlamingen voor tussen de enkele honderden artiesten, die gewoon vernoemd worden. Hij verhaalt verder dat Jean-Paul Laenen als francofone Vlaming toelating kreeg om mede te dingen voor het ontwerpen van een standbeeld ter ere van de francofone Vlaming Maeterlinck en... bekroond werd en Parisse gaat er prat op dat hij de oprichting van dat beeld te Sart-Tilman door zijn verzet tien jaar heeft laten uitstellen. Laten we maar al deze allergieën op de koop toe nemen: wie heeft er geen in het wereldje der kunstcritici! Als u daarvan abstractie maakt, dan zult u toch constateren
| |
| |
dat deze bundel kritieken alles samen een goede informatiebron is en dat men het oordeel van Parisse niet zo maar naast zich kan leggen.
Kunst in dieser Zeit. Aspekte in Reden und Aufsätzen, Verlag Karl Thiemig, München, 1978; 184 blz., gebonden. - Ook dit boek is een bundeling, namelijk van kunstwetenschappelijke teksten over kunst en kunstenaars uit de laatste eeuw voornamelijk in Duitsland. Het werd gepubliceerd n.a.v. het 25-jarig jubileum van de Hans Thoma-Gesellschaft. Achttien belangrijke figuren komen aan het woord, deels kunstenaars zoals Hans Thoma, Rolf Escher, Karl Rösssing, maar meestal uit de kunstwetenschappen zoals Adolf Portmann, Gunther Thiem, Hans Sedlmayer, Bernhard Rupprecht, Jürgen Rausch. Elk van hen behandelt één kunstenaar (Hans Thoma, Fr. H. Greff, Lovis Corinth, Karl Rössing, Wulh. Busch, één kunsthistoricus (Sedlmayer) of één probleem (zoals de abstractie, de ontwikkeling van een motief, het verzamelen, de tijdsgebondenheid van de kunst). Eenvoud en helderheid zijn ongetwijfeld niet de grootste hoedanigheden van de Duitse kunstliteratuur, zeker niet als ze beoefend wordt door mensen van dit niveau. Persoonlijk werd ik het meest geboeid door wat Prof. B. Rupprecht over Sedlmayer schreef en door de uiteenzetting van Sedlmayer zelf over ‘Kunst zwischen den Zeiten’. In de tweede plaats door de breed-filosofische beschouwingen van Prof. Carl Fr. v. Weizäcker over de rol van de wetenschap voor het mensbeeld met Kepler als uitgangspunt. Niemand zal er zich over verwonderen dat de algemene conclusie van het boek wijst op de innerlijke tegenstrijdigheden van het hedendaagse kunstgebeuren, weerspiegeling van de innerlijke tegenstrijdigheden van deze tijd zelf.
JORDAN RADITSKOV, PAVEL VEZJINOV, De Barrière - Twee Bulgaarse novellen, Reeks: Oost-Europese literatuur in Nederlandse vertaling, Orion Brugge, 1978; 136 blz., zwart-wit illustraties. - De eerste novelle ‘De laatste zomer’ is van Jordan Raditsjkov, de tweede ‘De Barrière’ van Pavel Vezjinov. Ze werden in het Nederlands omgezet door Maja P. Boejoekliëva en Mon Detrez, die ook de inleiding verzorgde. Beide novellen werden door de auteurs zelf gekozen en Luc De Petter maakte de illustraties en de foto's van de schrijvers. Pavel Vezjinov en Jordan Raditsjkov zijn in de hedendaagse Bulgaarse literatuur elkaars volmaakte tegenpolen, maar ze tonen duidelijk de krachtlijnen aan, waarlangs de Bulgaarse literatuur en het geestesleven zich de laatste decennia hebben ontwikkeld. Vezjinov debuteerde in 1938 met proza over het stadsleven. Zijn rake psychologische portretten en zijn sfeervolle straattonelen werden zeer gewaardeerd. In ‘De Barrière’ snijdt hij eveneens dit thema aan. Het werd een uiterst boeiende en fantastische novelle.
In de korte novelle ‘De laatste zomer’ van Raditsjkov wordt de komst van het nieuwe, het eigentijdse voorgesteld als iets onafwendbaars. Alles in dit verhaal is symbolisch te duiden en romantisch dubbelzinnig. De dorpelingen moeten hun woonplaats verlaten, wegens een toekomstig stuwmeer. Raditsjkov heeft op een pregnante wijze de giftige eenzaamheid van de bij het stuwmeer achtergebleven Efrejtorov geevoceerd in diens kleine persoonlijke conservatieve wereld. In dit verhaal vloeien lyrisme en scherpe realiteit in elkaar over. Ondergang of vooruitgang is hier het grote thema.
Raditsjkov heeft belangstelling voor het oude dat moeizaam afsterft en verdwijnt, terwijl Vezjinov uit het heden de toekomst leest en voorspelt. Niet zonder reden liep de Bulgaarse literaire kritiek hoog op met deze beide novellen.
JAROSLAW IWASZKIEWICZ, Tuinen, Reeks: Oost-Europese literatuur in Nederlandse vertaling, Orion Brugge, 1978; 140 blz., illustr. in kleur. - De Poolse auteur Jaroslaw Iwaszkiewicz (geb. 1894 in Oekraïne) is in ons taalgebied geen onbekende. Van hem werden reeds een drietal belangrijke werken in het Nederlands vertaald, wat slechts een miniem gedeelte vertegenwoordigt van zijn omvangrijk werk, dat zowat alle literaire genres bestrijkt. Hij is een erudiet man met een grondige kennis van de Europese cultuur. De Poolse en Russische literatuur hebben hem heel wat bijgebracht, bovendien bestudeerde hij Oscar Wilde en Nietzsche, toen hij in 1909 te Kiew muziek en rechten volgde. Bij de bevrijding van Polen, na de eerste wereldoorlog, vestigde hij zich te Warschau. Het centrale thema van zijn ontzaglijk oeuvre is de historisch gedetermineerde ondergang van de Poolse landadel en hoge burgerij, gedurende de periode tussen de twee wereldoorlogen. Hij speelde in het Poolse literaire leven een voorname rol. Hij verwierf dan ook driemaal de Grote Staatsprijs voor Literatuur (1952, 1955 en 1970). Zijn werken werden bovendien herhaaldelijk in diverse talen vertaald. In het hier voorliggende werk ‘Tuinen’ gaat het eveneens over de ondergang van de Poolse landadel in Oekraïne. Het zijn vertellingen die slechts langzaam voortschrijden, omdat zij hoofdzakelijk bestaan in het oproepen van herinneringen, waarvan en waarover zij in zeer knappe stijl honderden fijne beschrijvingen en diepzinnige bespiegelingen bevatten. De klare hedonistische levensfilosofie van Iwaszkiewicz komt hier voortdurend om de hoek kijken. Graag vermelden wij ook nog het opgenomen gesprek van Mon Detrez met de auteur in zijn landhuis, nabij Warschau.
| |
periodische uitgaven
● | Open deur, Red. Min. v. Ned. Cultuur, Koloniënstraat 29-31, 1000 Brussel. - 1978, nr. 7-8: O.m. Commissies voor het boek (opgericht als contactcentrum voor de problematiek van het boekwezen), Veiligheid van het Cult. patrimonium (W. Juwet), Negenkoppige ombudsman en Werkgroep beeldende kunsten (wie erin zetelt wordt niet vermeld; van contacten met de goed werkende Dienst Kunstambachten van het Min. v. Middenstand is geen spraak en de grootste vereniging van plastische kunstenaars is onze Dienst Schone Kunsten evenmin bekend), Restauratiewerken aan Lam Gods van St.-Baafs Gent (Dan. Ostyn). In het dossier: subsidiëring van jeugdateliers en jeugdmuziekscholen in 1977. Het Dossier brengt ook een lijst der letterkundigen (alfabetisch) die in 1977 genoten van toelagen of van boekenaankoop; de som die aan elk afzonderlijk werd toegekend wordt echter niet vermeld, wat een onderzoek naar de discriminaties onmogelijk maakt; deze cijfers vindt men wel in de verslagen van de Cultuurraad van 25 mei 1978, een vrij confidentiële publikatie waarin bovendien enkel de toelagen voorkomen en de aankoop van boeken verzwegen wordt. Waarom al die geheimzinnigheid, die de indruk zou kunnen wekken dat zowel de auteurs als de parlementsleden door de Dienst der Letteren in het ootje genomen worden? En wanneer de cijfers van 1978? - Jrg. 1979, nr. 1: O.m. Brussel 1000 (o.a. Luister van de 19de-eeuwse architectuur, Prof. Alf. Hoppenbrouwers), Brakke Grond-bouw Amsterdam. |
● | Biekorf, Red. A. Dewitte en A. Viaene, Brugge; abonn. 400 fr., Pr. 000.0617780.84 Biekorf, 8200 Brugge. - Jrg. 1978, nr. 9/12: O.a. Zwevezele vóór 1914 (M. Cafmeyer), Grafiek van Napoleons kunstadviseur Vivant Denon in het Steinmetzcabinet Brugge (Lori van Biervliet), De Europese Mey-Droom van een Pollinkhovenaar in 1659 (A. Viaene), Westvlaamse spreuken (Marcel Vermeulen), Egmont op toneel in 1840-1865 (A. Viaene), Gedeporteerde Westvlamse priesters uit de Revolutietijd (Fr. Denys), Neo-gotiek te Vijve-Kapelle (belangrijk artikel van Emm. de Béthune, schepen Kortrijk), Jan de Busscheres Patriottische liederen, Roeselare 1790 (J. Huyghebaert), Jeroen Bosch volgens Jacques Chailley i.v.m. de Jobtriptiek van Hoeke (belangrijk artikel van Gaby Gyselen). Inhoudstafel van de Jrg. 1978 (375 blz.!). |
● | Adem, Tweem. tds. v. muziekcultuur, Uitg. Koorfed. ‘Het Madrigaal’ m.m.v. het Lemmensinstituut; abonn. 350 fr. Prk. 000-0528959-18 Het Madrigaal Leuven. - Jrg. 1978, nr. 4 en 5: Beide nummers zijn gewijd aan het probleem ‘Ruimte en muziek’ met artikels o.m. over Liederen over de dood en kerstliederen (Ign. de Sutter), Liturgisch muzikale suggesties (P. Schollaert), Kooropstelling (R. Leens), Ruimte scheppen voor iedereen (Alb. de Schepper), Het orgel en zijn ruimte (H. Steinhaus), De wijde ruimte van de gesloten vorm (W. Kloppenburg), Muziek en architectuur (R. Braem), Muziekpedagogie (M. van Reeth, J. Wouters, B. Haselbach), Tijdschriften (M. van Reeth) enz. |
● | De Tijdspiegel, Cult. Blad van Limburg, Red. Ludo Raskin, Opperstraat, Kozen-Nieuwerkerken; abonn. 200 fr. prk. 000-0112019-81 Tijdspiegel Hasselt. - Jrg. 1978, 3/4: Monografie van Fons Appelmans over de Eburonenroute, die met Tongeren, Bilzen, Eben-Emael en Rutten de zuidoosthoek omsluit van Limburg - het oudste cultuurgebied van Vlaanderen - en in gehuchten en dorpen heel wat te weinig bekende herinneringen aan een biezonder interessant verleden bevat: kerken, kastelen, oude hoeven, Alden Biezen, de Voer, de mergelgroeven... |
● | Poëziekrant, Tweem. tds., Red. Willy Tibergien, Nazarethstraat 41, De Pinte; 250 fr. Br. 441-7009051-76 Poëziekrant. - 1978/6 en 1979/1: Gedichten van o.m. Roel Richelieu van Londersele, Norbert de Winne, Paul M. Riegolle, Fernand Handpoorter, Bea de Longie, M. Vanstreels, Frans Deschoemaeker, H. Malfait, Pieter Aerts, Marleen de Crée-Roex, Gery Florizoone, Johan Bovyn, Willy Balyon. Interviews (Daniël Billiet met Paul Snoek en Leo Vroman), Poëziebesprekingen (door Armand van Assche, Marc Reynebau, Willy Tiberghien, R. Ekkers, Roger Vanbrabant e.a.). De kwaliteit handhaaft zich. |
● | 't Kofschip, Tweem. tds. van v.z.w. Kofschip-Kring, Red. Fr. Cornelis, Zeeptstraat 80, Keerbergen; abonn. 300 fr. Br. 068-0651700-84 Kofschipkring, Keerbergen. - 1978/6 en 1979/1: Gedichten van o.m. P.G. Buckinx, Gie Luyten, Gerard Cornelis, Alice van Meirvenne, Frans Cornelis, Pieter Aerts, Willy Verschaetse, Johan Bovyn, A. Dhoeve, Robert de Laere, Eugène Mattelaer, C. Oosterlinck, Willem van Herckenrode, Raoul de Puydt. Studies over plastische kunsten (R.M. de Puydt over Piet
|
| |
| |
| Gilles en Roel D'Haese; P.C. Buckinx en J. Baert over Jan de Smedt). Poëziebesprekingen (o.m. T. Luiting, R.M. de Puydt, Fr. Cornelis e.a.). Noteren we het zeer wijs artikel van Raoul M. de Puydt, i.v.m. de gevallen 't Hooft, Daele en Serras (78/6). Redactie en inhoud van het tds. werden uitgebreid (44 blz.). Een der degelijkste poëziebladen aan het worden. |
● | Schuim, Tweem. tds. voor Literatuur en Kunst, Red. Bert Willems, Lambert Swerts; abonn. 500 fr. Br. 235-0036090-18 Schuim Hasselt. - 1978, 5/6: Gedichten van o.m. Pieter Aerts, Mark Journee, Joris Denoo, Elfriede Hendrix, Bert Willems, Guy van Hoof, Guido Wulms, Dany Hilven, Jacques van Baelen, Gil Claes-Smeets, Maurice Trippas; Literaire studies van William Vananderoye, Dr K. Hellemans en Jan Vanspauwen (Utopische en SF-literatuur); Erik Verstraete over Eug. Vansteenkiste, René Swartenbroekx over Jeugdliteratuur; Recensies van Neer Vantina (poëzie), Dries Janssen (proza) en René Swartenbroeckx (Kinderlektuur). Verhalen van William Vananderoye en Maria Vlamynck. Verder nogal wat vreemde inbreng als naar gewoonte. Er wordt verder hard gewerkt om lezenswaardige nummers te realiseren. |
● | Appel, Driem. lit. tds., Red. Guido Wulms, Houtstraat 15, St.-Truiden; abonn. 300 fr. Br. 453-6155251-12 - 1978/3 en 4: Het tijdschrift, dat goed standhoudt, heeft een nieuwe presentatie aangenomen. Uit de inhoud van deze twee nummers lichten we o.m.: Alfred Weustenraad (o Loker 1860 - St.-Truiden 1878) uitvoerig be sproken door G. Wulms, die de zeer jong gestorven leerling van Verriest en Gezelliaanse dichter herdenkt; dit is iets waarvoor velen hem dankbaar zullen zijn! Juryverslag en geselecteerde gedichten van de Appel-prijs '78. Juryverslag SF-prijskamp van ‘Appel’ en bekroonde SF-verhalen. Poëzie van o.m. Johan Bovyn, Herman Hendrix, Guido Wulms, Elfriede Hendrix, R. Lauwers, Willy Balyon, J. Vromant, e.a. Essayistische teksten van Hermes met verstandige taal i.v.m. moraal in onderwijs en kunst. Interview met Jeugdschrijvers Cyriel Verleyen en Miep Dakman. - Een ‘Appel-Speciaal’, eerste van een reeks poëziebundels, brengt de dichtbundel ‘Maan over Kreta’ van Harjo Coumans. |
● | Creare, Tweem. tds., Red. Willy Copmans, Fabriekstraat 5, Geel; abonn. 300 fr. Prk. 000-0181294-01, Creare Geel. - 1978, 3/4 en 5: Gedichten van o.m. Lea Verdonck, Frans Verboven, Gerrit Achterland, Joz. van Dromme; verhalen van Johan van Nijen, Jos. Avers, W. Copmans; essayistische teksten van Bert Nacht (Jacob Smits), Willy Copmans (over poëzie van L.C. Roman, Colette Demil, Hervé Casier e.a.), Aloïs Verwaest (over toneel te Geel vroeger) en Willem van Broeckhoven (Kerkpatronen, kerkwijdingen en dorpskermissen te Geel). Talrijke illustraties. Een tijdschrift dat misschien geen hoge toppen scheert, maar echt ingeworteld is in een levende streekgemeenschap. |
● | Argus, Lit. tds. voor België en Nederland, Red. Roger Vanbrabant, Hasseltsesteenweg 73, St.-Truiden; abonn. 500 fr. Br. 335-0485916-89 Argus St.-Truiden. - 1978 nr. 4 en 5: o.m. Gedichten van Jan Vercammen, Jaak Brouwers, Johan Daisne, Jan van den Weghe, J. Stervelynck, Marc Insingel, Gabrielle Demedts, Guy Luyten, Marcel Coole, Willy Vaerewijck, e.a. Uitvoerige teksten over Walschap en M. Naessens. (o.a. Eugène van Itterbeek, Jan van den Weghe, Julia Tulkens, Bernard Kemp). Polemische teksten van Jan van den Weghe, Roger Vanbrabant. Eddy C. Bertin over fantastische literatuur. Randtekeningen over Claus (Eugène van Itterbeek, e.a.). Jan van den Weghe over de crisis van de Westerse cultuur. Ruime buitenlandse inbreng, vooral uit Nederland overeenkomstig de bedoeling zelf van het tijdschrift, dat ook wat betreft de presentatie belang hecht aan standing wat alle lof verdient. |
● | Hartslag, Driem. tds., Red. Jacques 't Kindt, Groendreef 239 Gent; abonn. 300 fr. Br. 068-0633000-05, Hartslag Waregem. - 1978 nr. 3: Nummer grotendeels over het motief ‘spiegel’. O.m. Spiegelperformances van Keiji Uematsu, gecommentarieerd door P. Gees. Trois miroirs (environments van J.L. Nyst). De spiegelweerkaatsing of ‘Memorical return’ naar M. Duchamp (Ruth Francken). The Glass Family van J.D. Salinger (J. Groosman). Reflexies in de scheerspiegel: nieuw-realisme in Vl. (L. Deflo). Roger Raveel in de spiegel(s) (P. Den Haene). - Nr. 4: Het ‘hart’ is hier het thema. Bestaat uit een experimenteel project van ‘Mail Art’ over dit onderwerp, dat Johan van Geluwe toeliet een dolle verzameling van teksten, tekeningen, grafieken, collages, foto's, knipsels enz. te realiseren. |
● | Muziekkrant, Driem. muziektds., Uitg. Centrum voor Muziek, Smaragdstraat 43, Grimbergen; abonn. 150 fr. Br. 434-7168440-47 - Nieuw tds. dat contacten en informatie beoogt en wordt geleid door Swa Depelchin op hoger adres; het ondersteunt de activiteiten van het Centrum op het gebied van muziekleven en muziekonderwijs. Het lanceringsnummer (okt. '78) handelt o.m. over Punk, Karlheinz Stockhausen, Brassmuziek, muziekonderwijs in Ned., Boudewijn Buckinx (als marginaal componist), Jeugd en Muziek, Pop muziek. |
● | Bouwkundig Erfgoed in Vlaanderen, Secr. M75+, Jozef II straat 30, 1040 Brussel. - 1978/nov.: O.a. Ladenburg, Duits voorbeeld van stadskernvernieuwing; Opleidingscentrum voor instandhouding van erfgoed te Venetië; Congres Industr. Archeologie te Stockholm 30/5-5/6. - Dec.: O.m. Hoevebouw (E. Goedleven en V. Goedseels); Het dorp in de stad / De stad in het dorp (Sieg Vlaeminck); Rangschikking van landschappen; Dendrologie in de landschapzorg. - 1979/jan.: O.m. Stadsvernieuwing 's Hertogenbosch; Natuurpark Dijledal (F. Stienlet); Retabel van Hakendover S.O.S.! Inhoud 1978. |
● | Art d'Eglise, Revue Trim., Red. Dom Fred. Debuyst, Monastère St. André, Ottignies; abonn. 450 fr. Prk. 000-0554380-25, Monastère St. André. - Oct.-déc. O.m. Hommage aan metaalkunstenaar Phil. Denis († 22-1-78) met talrijke illustraties. - Het nieuw museum voor Moderne Kunst te Brussel (arch. Roger Bastin). - 1978 Juillet-sept. O.m. Stadskerk te Louvainla-Neuve (arch. J. Cosse) met voorafgaandelijke urbanisatieprojecten. De gemeenschap rond de nieuwe kerk van Waterloo/St. Paul (Jean Cosse). Het Brussels Noorderkwartier. |
● | Espace. Eglise, arts, architecture, Uitg. Comité Nat. d'Art Sacré, Paris; abonn. 95 FF., Cahiers du Livre B.P. 2, 37170 Chambray-lès-Tours. - In 1978 werd opnieuw in Frankrijk een tds. voor religieuze kunst opgericht, dat weer aansloot bij het vroegere ‘Art Sacré’, zij het ook dat de problematiek nu anders ligt. - 1978/1 handelt over ‘Espace et rassemblement’, met o.m. een uitvoerige studie over de evolutie van de kerk-amenagering van de vroegste tijden tot nu. (P. Jounel). - Nr. 2 is betiteld ‘Conservation et vandalisme’, waar het hoofdartikel spreekt van ‘vandalisme destructeur’ en ‘vandalisme restaurateur’. Presentatie van een nieuw religieus gebouw, het ‘Lieu de rencontre Jean XXII’ te Avignon. - Nr. 3 spreekt over het kerkgebouw als ‘L'église en assemblée’ met een hoofdartikel van Dom Fred. Debuyst. Deze laatste heeft met zijn ‘Art d'Eglise’ het tekort aan een eigen Frans tds. gedurende jaren aangevuld. - Nr. 4: Bijna volledig gewijd aan de rapporten van het belangrijke congres over gewijde kunst dat deze zomer te Avignon doorging. Wij wensen dit zeer welgekomen blad, dat werkelijk een erg verzorgde indruk maakt, veel voorspoed toe. |
|
|