Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 27
(1978)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 406]
| |||||||||||
Kunst en GeestHet noodlottig decreet voor het Vlaamse bibliotheekwezenAlle letterkundigen weten hoe belangrijk de bibliotheek is voor de auteurs. De Vlaamse bibliotheken zijn de grootste afnemers van letterkundige werken. Gedurende vele decenniën was de toestand zeer gunstig voor de christelijke auteurs. Zij profiteerden ervan dat de meer dan duizend christelijke openbare bibliotheken bij hun aankopen natuurlijk voorrang gaven aan boeken welke niet tegen de christelijke levensopvatting indruisten. Hun kansen om gepubliceerd te worden waren dan ook merkelijk groter dan die van hun andersdenkende collega's. Van vrijzinnige zijde werd gepoogd een evenwaardig net van niet-christelijke vrije instellingen op te richten, maar het aantal ervan bleef beperkt. Men verkoos de leefbaarheid der christelijke bibliotheken te ondermijnen door de subsidiëring ervan laag te houden en ze (via het traditioneel vrijzinnig ministerie van onderwijs) onder strenge controle te plaatsen van een grotendeels vrijzinnig korps van staatsinspecteurs. Gebruik makend van de in de christelijke middens heersende pluralistische tendensen achtte men in 1978 van vrijzinnige zijde het ogenblik gekomen, om, d.m.v. een bibliotheekdecreet, het hele christelijke bibliotheeknet op te doeken, ten voordele van gemeentelijke bibliotheken onder pluralistische leiding. Dat plan is grotendeels geslaagd, door het bibliotheekdecreet dat op 6 juni jl. in de Nederlandse cultuurraad werd aanvaard. Eens te meer waren de christenen in Vlaanderen naïef en hebben ze hun eigen ruiten ingegooid in naam van een verkeerd begrepen pluralisme. | |||||||||||
Voornaamste bepalingen van het decreet
| |||||||||||
Kritische analyse van het decreetWij laten hier de bedenkingen volgen van Dr W. de Smet n.a.v. de aanvaarding van het bibliotheekdecreet: ‘Vooreerst is het iets unieks in de Belgische geschiedenis, dat vrije katholieke instellingen, in casu vrije openbare bibliotheken, ingericht door het christelijk initiatief, die sinds decennia gesubsidieerd worden, gedoemd zijn om op korte termijn volledig te verdwijnen. Het gaat hier om honderden (alleen al 1.200 katholieke, benevens vele vrije bibliotheken van andere strekking) bibliotheken, die onder toezicht van de staatsinspectie uitstekend cultureel werk verrichten. In ons land is het bestaansrecht van het vrije initiatief grondwettelijk erkend. Op vele gebieden, onder meer in de onderwijssector, maar ook in andere sectoren, werd de subsidiëring als geïnstitutionaliseerd beschouwd. Kunnen wij de openbare bibliotheken, ingericht door het vrij christelijk initiatief, die sinds 1921 gesubsidieerd worden, zo maar laten opslorpen door de openbare sector? Op enkele uitzonderingen na (50, waarvan 26 in de provincie Antwerpen...), zal het vrij bibliotheeknet door het nieuwe decreet worden opgedoekt. Hierbij wensen we duidelijk te stellen, dat we voorstanders zijn van het extern pluralisme. Het is niet onze bedoeling het overheidsinitiatief te bestrijden en we denken er niet aan, om aan andersdenkenden het recht op goed ingerichte, degelijk uitgeruste en door de gemeenschap bekostigde openbare bibliotheken te ontzeggen, hoewel onze bibliotheken gerust mogen gezien worden. Het zijn geen ghetto's van enggeestigheid. Wel nemen we onze taak van lectuurbegeleiding, vooral tegenover de jeugd, zeer ernstig op.Ga naar voetnoot* We verzetten ons echter tegen een intern pluralisme, dat in feite een monopolie wordt van het overheidsinitiatief, zodat van reële pluriformiteit geen sprake meer is. Zoals de toestand nu kan evolueren, is het gevaar voor een nefaste politisering niet denkbeeldig. Ook vragen we ons af, of de verplichting, binnen de drie jaar na het verschijnen van het decreet, over een goed uitgeruste, gemeentelijke, openbare bibliotheek te beschikken, vele gemeenten niet voor zware financiële en politieke moeilijkheden zal plaatsen.
We willen even de aandacht trekken op het pionierswerk, dat door het vrij initiatief in de bibliotheeksector werd gepresteerd. Tot in de kleinste gemeenten en parochies werden bibliotheken opgericht. De energie, de inzet, de geest van initiatief, de geldelijke investering, het onbezoldigd voluntariaat, die hierbij door duizenden mensen, gedurende generaties werden opgebracht, worden door het decreet wel erg miskend. Dit brengt ons op het thema van de zogezegde rationalisatie, die het decreet wil invoeren. Beseft men voldoende, hoe zuinig het vrij initiatief werkt op zovele domeinen? We kunnen naast de bibliotheken verwijzen naar onze scholen en onze verpleeginstellingen, die geheel of gedeeltelijk door de katholieke gemeenschap werden betaald. Liever dan met grote woorden, willen we het met een paar cijfers en getallen illustreren. Ze vragen weinig commentaar. De totale uitgaven van de stadsbibliotheek van Gent voor het dienstjaar 1977 bedragen 7.423.798 fr. Daarvan waren 5.839.193 fr. ten laste van de stad; 30.000 fr. als provincietoelage en 1.488.160 fr. als staatstoelage, wat een totaal van 7.357.353 fr. als overheidssteun geeft. Het vrij christelijk bibliotheeknet van Gent kon het voor 1977 doen met 164.500 fr. van de stad; 152.491 fr. van de provincie en 558.257 fr. van de staat. Wat een totaal geeft van 875.248 fr. aan overheidssubsidies. De stadsbibliotheek totaliseert voor 1977, 97.079 uitleningen, terwijl het vrij christelijk biblioteeknet van de stad, met ongeveer 90% minder aan overheidssubsidies 141.985 uitleningen telt. Dit betekent dat voor één uitlening in de stadsbibliotheek meer dan 70 fr. aan overheidssubsidies nodig zijn, terwijl de christelijke bibliotheken voor één uitlening slechts op 6 fr. aan overheidssteun beroep moeten doen. Men kan zich voorstellen welke hoge bedragen aan het bibliotheeknet van Gent zouden moeten besteed worden, indien gans het vrij bibliotheeknet door de stad zou worden overgenomen. Hierbij mag men niet vergeten, dat de deelgemeenten een groot aantal degelijke bibliotheken, opgericht door het vrij initiatief, bezitten, die in 1977 samen 196.787 uitleningen totaliseerden. Evenmin willen we de zeven bibliotheken van het Willemsfonds en de vijf socialistische vrije bibliotheken onvermeld laten. Zij hebben samen meer dan 100.000 uitleningen. We weten wel dat het nieuw decreet de uitgaven op een andere wijze spreidt over de staat, de provincie en de gemeente. Toch verandert dit alles niets aan het bedrag van de eventuele totale uitgaven. Weer willen we duidelijk stellen, dat we ons niet verzetten tegen een verhoging van de begroting van Cultuur. We waarderen de inspanningen die daar gebeuren, maar voor elke ingewijde moet het duidelijk zijn, dat zelfs met een hogere subsidiëring, het voortbestaan van het vrij openbaar christelijk bibliotheeknet een grote besparing aan overheidsuitgaven zou betekenen. Waarom het dan uitschakelen? Het is derhalve onmogelijk en dat vooral in een tijd van besparingen, het nieuwe decreet onder de vlag van rationalisatie of bezuiniging te lanceren of te propageren.
Indien men dan toch wilde rationaliseren, waren er zeker andere vormen van rationalisatie mogelijk. Ook het vrij christelijk bibliotheeknet was bereid aan deze rationalisatie mee te werken. Men kon verschillende uitleenposten afhankelijk maken van één plaatselijke bibliotheek (P.O.B.); men kon ook federeren. Een herstructurering is denkbaar zonder dat daardoor bijna heel het vrij initiatief uitgeschakeld wordt. We waren ook bereid grote inspanningen te doen en op vele plaatsen was men daarmee reeds begonnen, om tegemoet te komen aan een bibliotheekdecreet, dat klaar lag tijdens de vorige legislatuur en zo wel door de Commissie | |||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||
als door de Hoge Raad was goedgekeurd. Waarom moest dit goed decreet verdwijnen? Heeft men dan angst voor het dynamisch vrij initiatief, dat doeltreffend werkt met zuinige middelen? We wensen inderdaad geen geld van de Staat af te bedelen om achterlijke bibliotheken toch in leven te houden. Onze vrije bibliotheken zijn niet bang voor inspectie of voor strengere normen. Wanneer de Staat hoger betoelaagt, mag hij eisen stellen wat lokalen, bekwaamheidsattesten, boekenbezit, uitleningsaantal en openingsuren betreft. Wij zullen ons best doen om aan die eisen te beantwoorden.
Uiteindelijk stellen we vast, dat we als vrije bibliotheken over weinig macht beschikken, om ons te verweren tegen een decreet dat ons treft. We hebben alleen onze stem en die willen we dan toch laten horen, in de hoop dat men nog wil nadenken over zo'n belangrijke beslissing. Of denkt men dat vrije bibliotheken, als schapen, zelfs zonder blaten naar de slachtbank willen gaan?’ | |||||||||||
Hoe de bibliothecarissen reageerdenDe bibliothecarissen van de vrije openbare bibliotheken van de Antwerpse agglomeratie (die samen 45.000 lezers vertegenwoordigen en jaarlijks ongeveer 1,3 miljoen werken ontlenen) hebben een motie aangenomen tegen het decreet: ‘De vrije openbare bibliotheken van de Antwerpse agglomeratie hebben kennis genomen van het bibliotheekdecreet gebaseerd op een politiek akkoord tussen CVP, BSP en VU, waarbij het beheer van de openbare bibliotheken in de toekomst principieel en bij voorrang wordt toevertrouwd aan de gemeentelijke overheden. Zij vestigen er de aandacht op dat openbaar bibliotheekwerk niet bestaat in het passief ter beschikking stellen van een zo groot mogelijk aantal informatiebronnen, maar dat openbaar bibliotheekwerk een volwaardig vormingswerk is, waarin de lezer wegwijs wordt gemaakt in de doolhof van informatie en recht heeft op vrijblijvende adviezen van technisch geschoolde vormingswerkers. Zij beklemtonen dat het niet alleen een onvervreemdbaar recht, maar tevens ook de plicht is van iedere burger, naar zijn mogelijkheden deel te nemen aan het vormingswerk en veroordelen dan ook met de meeste klem het monopoliseren van een typisch vormingswerk in handen van openbare lichamen, als strijdig met de participatiedemocratie en wijzen op de gevaren van een ondemocratisch geleide informatie. De vrije openbare bibliotheken van de Antwerpse agglomeratie bevestigen hun voornemen zulke etatistische initiatieven met alle mogelijke middelen te bestrijden. Zij verklaren zich in geen geval neer te leggen bij het huidig decreet op het openbaar bibliotheekwerk, blijven nochtans van oordeel dat een nieuwe wettelijke regeling niet alleen nuttig maar tevens dringend noodzakelijk is en twijfelen niet aan de mogelijkheden van een eerlijk compromis tussen de verschillende opvattingen omtrent openbaar bibliotheekwerk’.
Het congres van de Oost- en Westvlaamse bibliothecarissen in Deinze trof gelijkaardige besluiten. Het moedige Hoofdbestuur van het Davidsfonds reageerde in dezelfde zin. Maar er waren ook andere reacties. Zo verklaarde een verheugd staflid van AMVC-Antwerpen dat na 10 jaar er niets meer van het christelijk bibliotheekwezen zou bestaan, noch van het Alg. Secr. v. Kath. Bibl. of van ‘Boekengids’; het AMVC zou zelfs niet bereid zijn het archief ervan op te nemen. Een oud-medewerker van het AMVC kwam de Limburgse bibliothecarissen bepraten om toch maar het decreet te aanvaarden. A.S. |
|