Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 27
(1978)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||
Nieuwe ledenOp de vergadering van 15 april 1978 werden volgende nieuwe leden aanvaard. We heten hen hartelijk welkom: | |||||||||||||||||||||
Antwerpen:
| |||||||||||||||||||||
Brabant:
| |||||||||||||||||||||
Limburg:
| |||||||||||||||||||||
Oost-Vlaanderen:
| |||||||||||||||||||||
West-Vlaanderen:
| |||||||||||||||||||||
Buitenland:
| |||||||||||||||||||||
Jaarvergadering 1978 van het C.V.K.V.Het Kunstenaarsverbond verwacht talrijke aanwezigen op de Statutaire Jaarvergadering, die op zondag 28 mei plaats heeft te Oudenaarde. We hopen u reeds om 9.30 u. in ons midden te hebben in de Dekanale Kerk, op de Jaardienst voor de kunstenaars, die sedert de vorige Jaarvergadering zijn overleden; ook hun naastbestaanden kunnen deze dienst bijwonen. Het zijn: Antoon Aarts, Stephaan Axters, Ferdinand Bilcke, Arthur Broeckaert, Georges Bruggeman, Cecilia Callebert, Robert De Man, Michiel De Pijpere, Lode De Roey, Fred de Swert, Amaat Dumon, Jozef Ghesquière, Gerard Hermans, Lambert IJzermans, Luc Matthys, Albert van den Daele, Arnold van den Eeckhout, Frans van Immerseel, Jos van Rooy en Jan Yoors. Het merkwaardige Oudenaards stadhuis wordt onder deskundige leiding bezocht. Aperitief en feestmaal daarna in ‘De Zalm’ op de Grote Markt, gevolgd door de statutaire vergadering, met huldiging van de leden-kunstenaars, die een belangrijke onderscheiding verwierven of een belangrijke verjaardag hebben. Zij zijn natuurlijk onze ere-genodigden op het feestmaal. Het CVKV houdt er niet van de samenkomsten te vermenigvuldigen: met des te meer aandrang zet de Raad van Beheer u aan te Oudenaarde aanwezig te zijn. Nadere gegevens krijgt u nog via ons ledenblad ‘Tijdingen’. | |||||||||||||||||||||
S.I.A.C. - internationaal verbond van christelijke kunstenaarsHet Internationaal Comité van Siac kwam samen te München van 15 tot 17 februari. Twee leden van onze redactieleiding werden er aanvaard als gedelegeerden voor Vlaanderen in dit comité. Vanwege het Kunstenaarsverbond werd er vooreerst aangedrongen dat S.I.A.C. zich - overeenkomstig de besprekingen en resoluties van het Congres van Male in 1976 - los zou werken van haar image van vereniging van kerkbouwarchitecten, om zich op alle terreinen van kunst en literatuur te bewegen. Een Vlaamse gedelegeerde kwam ook tussen om een actie op internationale schaal voor te stellen ten einde kunstschilders en beeldhouwers toe te laten hun taak te vervullen in het kerkgebouw, vooral na de ware beeldenstorm die de naoorlog heeft veroorzaakt in de bestaande kerken en de troosteloze betonkerkenbouw, die nu reeds jaren lang de wereld teistert.
Begin april - van 4 tot 6-4 - waren de leden van het Intern. Siac-comité ook te Hamburg uitgenodigd op een Kirchenbau-Tagung, georganiseerd door de K.U.K. (Ver. van Keulse Katholieke Kunstenaars) m.m.v. het vicariaat Hamburg. Het tema ervan beantwoordde helemaal aan de wensen, die te München van Vlaamse zijde waren geopperd, steunend op de resoluties van Male. Het ging er namelijk over ‘Monumentalmalerei im Kirchenbau des 20. Jahrhunderts’. Belangrijke tussenkomsten kwamen van Dr Ir. Erich Stephany (Aachen), Dr Heribert Schade (München), Dr K. Jos. Schmitz (Paderborn) en Dipl.-Arch. M. Eberhard Kleffner (Int. voorz. Siac).
Leden van S.I.A.C. kunnen ook nog deelnemen aan een colloquium, dat plaats heeft op het eiland Reichenau (meer van Constanz) van 4 tot 7 oktober. Inrichter is de ‘Gemeinschaft Christl. Kunst’ van Freiburg, voorgezeten door Ir. Arch. Walter Groh, met Zwitserse medewerking. Tema zal zijn ‘Transcendenz in der modernen Kunst’ en ‘Transcendenz in der Literatur’. Leden van het CVKV kunnen aan halve prijs lid worden van S.I.A.C. Het volstaat DM 15,0 te storten op de bankrekening van het CVKV met vermelding van de reden der betaling. | |||||||||||||||||||||
Cumulatie in het muziekonderwijsEen der gevolgen van de onzinnige ‘voogdij’ die de minister van Nationale Opvoeding nog meent te mogen uitoefenen op het Ministerie van Cultuur is dat zijn onbesuisde wet van 24 dec. '76 over het cumulatieverbod ook van toepassing was op het van Cultuur afhankelijke kunst- en muziekonderwijs, wat talrijke instellingen en leerlingen wegens het heersend tekort aan onderwijspersoneel in een onmogelijke situatie bracht, waaraan achteraf met kunst- en vliegwerk moest verholpen worden. Dit blijkt uit volgend antwoord van Minister De Backer op een vraag vanwege een Cultuurraadslid over de cumulatie in het muziekonderwijs. Zij antwoordde ‘dat meteen na het verschijnen van de wet van 24-12-1976, de cumulatiemogelijkheden opgedreven werden om het gebrek aan leraren in het kunstonderwijs op te vangen. Voorts werd op een voorlopige en bijzondere wijze het aantal lesgevers opgedreven en werd het individueel onderwijs voor een aantal instrumentale vakken vervangen door groepsonderricht. Deze maatregelen zijn erop gericht een grotere sociale dimensie te geven aan dit onderwijs, dat niet meer tot een kleine elite mag beperkt blijven. De koren, amateur-ensembles e.d. moeten bij het kunstonderwijs kunnen aanleunen en er de stimulerende invloed van ondergaan’.
Voor een meer uitvoerige behandeling van deze problematiek kunnen we verwijzen naar het tijdschrift ‘Spectator’ no 15, 15 april '78, blz. 16-21 (Forelstraat 22, Gent). | |||||||||||||||||||||
Geen staatsprijs voor jeugdliteratuurMevrouw Mia Panneels-van Baelen (CVP) stelde hierover volgende vraag aan de Minister van Cultuur:
Naar aanleiding van de ontstane beroering bij Vlaamse jeugdauteurs, zou ik van mevrouw de Minister willen vernemen waarom de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Jeugdliteratuur niet werd toegekend. Waarom maakte de Minister geen gebruik van haar prerogatieven om de beslissing van de betrokken jury niet te aanvaarden en waarom wees zij geen andere jury aan die wél kon overgaan tot het toewijzen van voormelde staatsprijs, te meer daar het niet-toekennen van bedoelde prijs de ogenschijnlijke achterstand van de Vlaamse jeugdliteratuur t.o.v. de Noord-Nederlandse in de ogen van het lezerspubliek zou kunnen bestendigen. Daarenboven voelen vele auteurs die zich inzetten voor het goede Vlaamse jeugdboek, zich nu in de steek gelaten.
Antwoord van de Minister:
In antwoord op haar vraag wil ik het geachte lid er vooreerst op wijzen dat het toekennen | |||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||
van staatsprijzen natuurlijk altijd wel een hachelijke onderneming is. In het verleden is de toekenning van de Staatsprijs meermaals aan kritiek onderhevig geweest. Om al deze redenen is het ook wenselijk dat de Minister zich laat bijstaan door een jury. Zulks is overigens verplicht door het decreet van 27 juni 1973. Het is van zeer groot belang dat deze jury evenwichtig wordt samengesteld. Daartoe heb ik mij overigens laten adviseren door de Commissie van Advies ter Bevordering van de Nederlandstalige Letterkunde in België, die mij een voorstel heeft gemaakt, dat door mij werd aanvaard. Ik was en ben inderdaad van mening dat het voorstel van de Commissie voor de samenstelling van de jury zeer evenwichtig was samengesteld, nl. drie leden die zelf jeugdboeken op actief hebben hetzij bedrijvig in verenigingen die de bevordering van de jeugdliteratuur tot doel hebben, één bibliothecaris (de bibliotheek waar betrokkene haar activiteit uitoefent is in het gehele Vlaamse land overigens bekend om de uitstekende afdeling jeugdliteratuur) en één lid van de Adviescommissie, journaliste, die sedert verscheidene jaren de ‘opvoedingsproblematiek’ beroepshalve volgt. Ten overvloede wil ik hier nog aan toevoegen dat in de jury uiteraard geen personen konden zetelen die zelf eventueel voor de prijs in aanmerking zouden kunnen komen. Deze jury, samengesteld zoals hierboven omschreven, heeft gebruik gemaakt van haar recht, volgens het decreet bepaald, om aan de Minister voor te stellen de prijs niet toe te kennen. Ik heb dit advies van de jury aanvaard en heb dan ook beslist de driejaarlijkse prijs voor de jeugdliteratuur niet toe te kennen. Het lijkt mij strijdig met de geest van het hierboven aangehaalde decreet dat de Minister, wanneer zij een advies van de door haar aangewezen jury niet bijtreedt, een nieuwe jury aanwijst. Ik ben immers van mening dat wanneer een Minister zelf een jury samenstelt, in de overtuiging dat een evenwichtige samenstelling werd bereikt, dat de jury is samengesteld uit bekwame leden die de materie waarover het gaat, goed kennen, deze Minister zeer zware redenen moet hebben om het advies van zulkdanig college naast zich te leggen en zelf een andere beslissing te treffen, b.v. onregelmatigheden in jurering, het onherstelbare schade toebrengen aan de jeugdliteratuur in het algemeen. In alle eerlijkheid geloof ik dat er geen enkele reden voorhanden was om van het advies af te wijken. Inderdaad, wanneer ik het krediet van de toelagen ingeschreven in de begroting 1977 plaats tegenover hetzelfde krediet 1976, dan kan men niet anders dan hier een belangrijke inspanning vanwege het departement van Nederlandse Cultuur vaststellen. De stijging bedraagt immers niet minder dan 50 t.h. Bij het overlopen van de verdeling van dit krediet stelt men vast dat ruim 60 t.h. van het krediet voorbehouden voor de schoollezingen, ging naar auteurs van jeugdboeken. De overige toelagen werden gelijkelijk verdeeld over de 5 secties van de Adviescommissie (m.n. proza, poëzie, essay, jeugdliteratuur en toneelliteratuur). Aan de jeugdauteurs werden 20 beurzen of toelagen toegekend gaande van 20.000 fr. tot 90.000 fr. Daarbij dienen uiteraard nog de aankopen en de toelagen aan verenigingen van jeugdauteurs of verenigingen die de bevordering en verspreiding van jeugdliteratuur tot doel hebben, gerekend. Ik meen dan ook te mogen zeggen dat wij een ernstige inspanning ten bate van de jeugdliteratuur hebben geleverd. Of de staatsprijs voor jeugdliteratuur al dan niet diende toegekend, is uiteraard een feit waarover men van mening kan verschillen. Rekening gehouden met hetgeen voorafgaat en rekening gehouden met het feit dat een ernstige financiële inspanning vanwege mijn departement werd geleverd voor de aanmoediging van de jeugdliteratuur, meen ik te mogen zeggen dat ik geen andere beslissing kon nemen dan degene die ik heb genomen.
Noot van de Red.: Alle deze beschouwingen beletten niet dat wie de samenstelling van de jury kende vooraf reeds kon weten dat een niet-toekenning van de Staatsprijs er dik in lag. Bovendien valt aan te merken dat de administratie van de letteren sedert enkele jaren het detail van de subsidies verleend aan de literatuur niet meer durft te publiceren. | |||||||||||||||||||||
Jaargang 1978Door onvoorziene omstandigheden zijn we verplicht de volgorde van de verschijning van de nummers van de lopende jaargang andermaal te wijzigen. Hieronder geven we u het overzicht van de volledige jaargang:
De ereleden (vanaf 1.000 fr.) en zij die een nieuwe abonnee hebben bijgebracht mogen binnenkort hun geschenk verwachten: een litho/steendruk van Jacques 't Kindt. De verzending is begonnen. | |||||||||||||||||||||
Men is de naakte betonkerken beuKardinaal Joseph Höffner, voorzitter van de Duitse bisschoppenconferentie en aartsbisschop van Keulen, hield op assewoensdag van dit jaar een toespraak tot de talrijke groep kunstenaars, die in de Dom waren samen gekomen om het assekruisje te ontvangen. Volgende passus uit zijn toespraak is ook voor Vlaanderen belangrijk: ‘Voor de kunstenaar is de zichtbare schepping niet alleen een energiebron of een steengroeve waaruit men materiële goederen ophaalt. Zij is voor hem de openbaring van een mysterie. De kunstenaar gaat niet uit de weg voor de problemen die de mens vandaag pijnigen en kwellen. Inspiratie, intuïtie en creativiteit maken het hem mogelijk het wezenlijke in het kunstwerk te doen stralen of als gehouwen gestalte uit de steen te bevrijden. Een kunstwerk is meer dan bedoelingloze schoonheid van vorm. Het kan het wezen der dingen en uiteindelijk het wezen van de mens zelf op zinvolle manier doorzichtig maken. Het maakt een venster open, dat de blik op het gans andere, op het oneindige, vrij maakt. Een open venster maakt niet alleen de blik op de wereld vrij, het laat ook het lawaai van de wereld binnen, dat luid en verwarrend is. Dat kan leiden tot verwoesting van de kunst zelf. Vaak vraagt men thans dat de grenzen van de kunst zouden doorbroken worden, zodat men geen onderscheid meer moet maken tussen kunst en kitsch, tussen kunstenaar en knoeier: alles moet genivelleerd worden! Men haalt de grote werken van Rembrandt en Michelangelo neer door persiflage. Men beweert zelfs door het afbreken van de kunstgrenzen de maatschappelijke ordening uiteen te werpen en de weg te banen voor nieuwe sociale strukturen. Dante heet de kunst “kleinkind van God”. Daarmede bedoelt hij dat het grondtema van de kunst “God en de mens” is. Men kan niet scherper de zogenaamde “Happening en triviale kunst” afwijzen. De 80-jarige Michelangelo schreef in 1555: “Het schilderen en beeldhouwen heeft geen ander doel dan de ziel in stilte naar Gods liefde te richten, op die liefde welke tot ons komt om ons in de armen van het kruis op te nemen”. Weliswaar is de geestelijke wereld onzichtbaar voor ons oog, maar zij omgeeft ons en is niet minder werkelijk als de stoffelijke wereld. In de laatste jaren hebben velen erover geklaagd dat zelfs in de sakrale kunst alom de zuivere functionaliteit, het princiep van het uitsluitend bruikbare is ingedrongen, ja zelfs niet zelden met aanspraak op absoluutheid. Zo zijn veel nieuwe kerken koude glansloze betonhallen, liefdeloze en barre geloofsbunkers, monumenten van triestigheid die doen rillen, maar niets doen ontdekken van de schoonheid en goedheid van God. Eentonigheid en verveling zijn dodelijk voor de kunst. Vooral de sakrale kunst heeft beelden en symbolen vandoen. Ik ben overtuigd dat beelden en symbolen, die jammerlijk vaak geweerd worden, terug in de kerken hun plaats moeten vinden. Hun terugkeer is reeds ingezet, en ook de heimwee naar een sakrale muziek die noch aan het koele functionalisme noch aan ekstatische verdoving is overgeleverd, wordt elke dag groter. De mens laat zich op de duur niet meer opsluiten in de dimensie van het louter rationele. De honger naar kleur en licht, naar beeld en sieraad, naar feest en luister wijst naar het gans andere toe.’ |
|