Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 26
(1977)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |
haar huisik ga weer door je huis
en vind er al de kamers leeg
waar de wormen kasten schonden
ligt nu wat hout tot stof vergaan
ik ga weer rond je huis
en zoek je wijl ik een herinnering weeg
waar de pruimelaren stonden
groeit nu beton in stomme waan
ik ga weer naar mijn huis
met de wond die heimwee heet
waar eertijds de zon door de vensters gleed
blijven op de vloer mijn sporen staan
Gilbert Coghe
| |
bij de dood van mijn grootmoederdat haar bloed mijn denken helpt bepalen
besef ik meer en meer
dat de dood haar nu is komen halen
doet mij zeer
dat ik haar niet meer kan vragen
hoe het veel veel vroeger was
dat het uit is met de dagen
toen ze voor haar doden las
dat ik met wat natte aarde
niet een kruis kon smijten op haar kist
dat zij in mijn moeder mij nog baarde
slechts deels haar beeld en gelijkenis
dat stemt mij droef
nu ik haar vandaag begroef
Gilbert Coghe
| |
pietà voor mijn zoonterwijl de slaap
zijn huid met zuurstof heelt
en hij, mijn zoon,
met bloemen van de lakens
nog zijn ogen deelt
beveelt de dood
de eenzaamheid
verzoekt hij tot verademing de tijd
die hem gemeenzaam met elk ding behoort
slaapt hij, mijn zoon,
zijn mond smelt af
zoals een koortsig woord
bij 't raken aan de boord van linnen rozen
terwijl de bloeddruk van een droom
wat purper in zijn hals ontbloot
en hier en daar
de larve van wit zweet
zijn poriën doorboort
Nicole Doise
| |
kinderkamerik kom vriendschap sluiten
met je beer
ik kom met het gordijn
de maan dicht
over je bedrand schuiven
mijn zoon
jij lijkt mij zo
onsterfelijk ineens
ik loop als een godin
op cothurnen van zachte kurk
naast je dromen op en neer
daar omarmen
de jonge leeuwen mekaar
ze geeuwen naar het water
en naar hun werelddeel
met de zon die strepen trekt
een tand van ijzer vlekt
door elk gevaar
Nicole Doise
de papegaai
bij de lamp
schrijft voetnota's
op een bankje
eensklaps
(wie klapt ineens onhoorbaar
hier en daar symmetrisch in de handen?)
eensklaps zie
daar klautert weer het bamboe-aapje
uit de hoek van je gezicht
grijpt naar de vruchten
achter je rijpe oor
mijn zoon
mijn heiden van acht jaar
onbehoorlijk slaapt hij voort
de blos nochtans
aan zijn ene wang
bijna onecht en overbodig
doet of iets tussen hem en mij
zoet
of vergankelijk wordt
Nicole Doise
| |
euridiceWij zijn het dolen gewend
het ronddolen in tijden
met starogen en gebaren
met open monden
die elk woord gevangen houden.
Zó ver reikt het land
zó langzaam golft
het gerucht naar de overkant
ertussen ligt de stilte
in gapende grijze ravijnen
ze wiegt mee op geloof en verraad.
Je staat op de heuvel en schreeuwt
de handen aan de getuite mond
je meet vleugels aan
schreeuwt en wacht
maar onuitgesproken woorden
wegen licht op de wind
en de overkant spreekt een andere taal.
Euridice.
Christina Guirlande
| |
dauwbekje musDauwbekje in de morgen,
vleugje stof in het zand,
nulletje mus in het windgezaaide zomergras,
een bes wordt haar toegebloeid,
geen veer wordt haar ontnomen.
Ergens op een hand gedragen,
het musje uit het land van Kanaän.
Fernand Florizoone
| |
boom van geloof
voor Bieke
Ik trek naar mijn akker
met de morgen op mijn schouders
het licht zingt in mijn moedertaal.
Ik wens de dag het evenwicht der dingen:
de plantput een appelboom
de kikker zijn sloot
de duif haar twijg
het verlangen zijn overkant.
In mijn herfst kom ik weer langs
met mijn kleinkind op mijn schouders
om samen de appel van de dag te plukken
uit de boom van ons geloof.
Fernand Florizoone
|
|