| |
Kunst en Geest
Lexicon van de actuele kunst - supplement (II)
In de rubriek ‘Kunst en geest’ van nr. 151 verscheen een eerste supplement bij het ‘Lexicon van de actuele kunst’ (A. Dusar en A. Smeets, uitg. Lannoo, Tielt, 1971); het bevatte veel termen in verband met wetenschap en technologie in hun relatie tot de actuele kunst. Supplement 2 is voornamelijk gebaseerd op het later verschenen ‘Glossary of Art, Architecture and Design since 1945’ van John A. Walker (Ed. Clive Bingley Ltd, London), zodat thans veel termen uit het Angelsaksische kunst-jargon aan de beurt komen. Cursivering van zekere termen betekent verwijzing naar het ‘Lexicon van de actuele kunst’.
| |
Abstract illusionisme
Tendens om in de abstracte kunst illusionistische procédés te gebruiken, die zich bij de Amerikaanse abstracten ca. 1965 ontwikkelde (D. Bannard, Ron Davis, Frank Stella e.a.). Zij introduceerden bv. diepteeffecten.
De term werd ook toegepast in verband met het beeldhouwwerk van Kenneth Draper, Nigel Hall e.a. in Engeland.
| |
Abstraction libre (vrije abstractie)
In Frankrijk onderscheidt men soms in de abstractie: enerzijds de geometrische abstractie (streng), en anderzijds de informele kunst (geimproviseerd); tussen beide in situeert zich de vrije abstractie vertegenwoordigd o.m. door J. Atlan, J. Bissier, W. Baumeister, N. de Stael, S. Poliakoff.
| |
Actualisme / mort de l'art
Houdt verband met de meidagen te Parijs in 1968. Alain Jouffrey gaf de naam ‘Actualisme’ aan alles wat op kunstplan gebeurt in periodes zoals mei 68, nl. het wegvallen van de scheiding tussen kunst en maatschappelijke werkelijkheid, omdat in die geest ontstane kunstwerken niet meer als kunstwerk kunnen gecatalogeerd worden, maar slechts zin hebben in verband met het actuele gebeuren. Hij beschrijft het als een soort ‘Mort de l'art’, dood van de kunst.
| |
Art activiste / arts of activism / angry arts
Soort Protest-kunst. Term gebruikt om zekere kunstuitingen te beduiden in Frankrijk (en later in de V.S.), die wilden protesteren - in de lijn van de Parijse rellen van 1968 - tegen Viëtnamoorlog, rassendiscriminatie, fascisme enz.: posters, guerilla-teater, tekeningen, graffiti...
| |
Art culturel
Pejoratieve term, die door gauchistische kunstenaars en critici sedert de Parijse meidagen 1968 wordt gebruikt. Wijst op ongeveer hetzelfde als de term ‘Schone Kunsten’ in pejoratieve zin: d.w.z. kunst voor de kunst (‘L'art pour l'art’), een kunst die tam en schadeloos is, die ingekapseld en beschermd wordt door het burgerlijk systeem. In feite is de culturele kunstenaar in een gepriviligeerd ghetto opgesloten want hij is gebonden aan het kapitalistisch kunstverdelingssysteem waarin kunst (ook protestkunst) geld is. Als gauchistisch alternatief sprak men van Straatkunst en Wilde kunst, een kunst die direct politieke actie voert. Cf. Atelier populaire.
| |
Art deco / mode 1925
Reeds tussen de twee oorlogen gebruikte men de term Art Deco, afgeleid van ‘Arts Décoratifs’ (tent. Parijs 1925). Kwam terug in gebruik omstreeks 1970 bij het verwijzen naar de opnieuw in de mode zijnde ‘Modern Style’ uit de tweede en derde decade van deze eeuw, de ‘Mode 1925’. In feite heerste in de Art Deco en de Modern Style de kurve en de kleurhevigheid, wat volstrekt in tegenspraak is met de streng geometrische Bauhausstijl, waaraan men omstreeks 1970 ook soms de naam ‘Art Deco’ geeft.
| |
Arts workers coalition (awc)
Groep die omstreeks 1969 in New York een honderdtal kunstenaars telde, voorgegaan door Carl Andre: zij willen geen artiesten meer zijn maar kunstarbeiders, niet in marxistische zin maar in de betekenis van ‘iemand die bijdraagt tot de kunstproduktie’. Wel is men er vijand van
| |
| |
het kapitalistische systeem van almachtige kunstgalerijen, van vedettencultus, van het bestaande museumbeheer, de Viëtnamoorlog, de rassendiscriminatie enz.
| |
Atelier populaire
Tijdens de rellen in 1968 te Parijs hebben leerlingen van de ‘Ecole des Beaux-Arts’ een atelier opgezet voor het maken van serigrafische posters; er werden er ongeveer 350 gemaakt en verspreid op ca. 120.000 exx. voor de sluiting door de politie in juni. De ontwerpen werden door comitees goedgekeurd en anoniem geproduceerd. Nadien werden zij in Franse, Engelse en Duitse edities gebundeld en gepubliceerd. De stijl ervan was populair, simplistisch en brutaal.
| |
Camp
Amerikaanse term van moeilijk te bepalen oorsprong; gebruikt in verband met de eigen leef- en kunstopvattingen van bepaalde stedelijke clans, die zich dandystisch afzetten tegen de massacultuur. Uitingen ervan zijn b.v. de voorkeur voor nog niet algemeen aanvaarde nieuwe modes, voor het excentrieke, teatrale, speelse, artificiële, bizarre. Zelf Kitsch kan Camp zijn ‘als het zo slecht is dat het goed wordt’. Camp krijgt ook de betekenis van ‘barok’ en barokke kunst heet dus religieuze Camp te zijn. Camp wil aldus aansluiten bij strekkingen van het verleden, zoals de geraffineerdheid en de vrije fantasie van de 18e eeuw, de preraffaelieten, de Art Nouveau, de architectuur van Ant. Gaudi, waarnaar de bewondering van de Camp-adepten zolang gaat tot iedereen ze bewondert: want dan worden ze verfoeilijk voor de Camp-mens.
| |
Centre national d'art contemporain (cnac)
Centrum opgericht te Parijs in 1967 op initiatief van Pompidou, dan nog eerste minister; het moest o.m. een documentatiecentrum zijn voor actuele kunst in binnen- en buitenland afhankelijk van het Ministère des Affaires Culturelles (toen A. Malraux). Sommige activiteiten ervan werden stelselmatig tegengewerkt om politieke redenen vooral vanwege gauchistische kunstenaars.
| |
Centro de arte y communicación (cayc)
Opgericht te Buenos Aires in 1968 en geleid door Jorge Glusberg. Behalve artiesten zijn er ook psychologen, sociologen, mathematici en critici bij aangesloten. Er wordt hoofdzakelijk aandacht geschonken aan kunstvormen die aansluiten bij wetenschap (in bijzonder de meetkunde) en technologie, evenals aan de sociologische aspecten van het kunstfenomeen.
| |
Commonism / o.k.-art / industrial art / consumer style / factualist style / new super realism / commodity art / gag art
Enkele der vele namen, die aan de Pop art gegeven werden. Dat beantwoordt aan de consumptiemaatschappij, waarin ongeveer dezelfde producten om commerciële redenen onder tientallen verschillende etiketten verkocht worden. Karakteristiek is volgende uitspraak van de popartvedette Claes Oldenburg in 1967: ‘I am for Kool-Art, 7-UP-art, Pepsi-art, Sunshine art, 39 cents art, 15 cents art, Vatronol art, Dro-Bomb art, Vam art, Menthol art, L × M art, Ex-lax art, Venida art, Heaven Hill art, Pamrly art, San-o-med art, Rx-art, 9-99 art, Now art, How art, Fire art, Last chance art, Only art, Diamond art, Tomorrow art, Franks art, Ducks art, Meat-o-rama art’.
| |
Con art / concept art / idea art / impossible art / documentary art / post-object art / non-object art / dematerialised art / blind man's art / head-art / meta-art / project art / analytic art
Keuze uit de grote variëteit van termen, die in het Angelsaksische taalgebied gebruikt worden voor de conceptuele kunst. Niets illustreert beter de gekke situaties waarin de actuele kunst is geraakt dan dit gegoochel met termen, die gewild duister zijn en bedoeld om de argeloze burger te verbluffen. Dit spelletje was al lang bezig vóór de conceptuele kunst naar voor trad op het internationaal kunsttoneel. Cf. Commonism.
| |
Clastic art
Van het Grieks ‘klastikos’ = breekbaar. De Amerikaan Carl Andre bestempelt hiermede zijn structuren gemaakt uit bestaande elementen zoals bakstenen, hooibalen, blokken staal, ijzer, hout of kunststof. Hij behandelt dit materiaal zonder het te wijzigen; hij haalt het dus uit zijn oorspronkelijke niet-kunst-toestand door het op een bepaalde wijze te schikken. Deze dispositie is ‘breekbaar’, omdat men de elementen weer uit dit tijdelijk verband kan halen en doen terugkeren tot hun nietkunstsituatie. ‘Clastic’ staat tegenover ‘plastic’ volgens Andre; klastische kunst wil een alternatief zijn voor plastische kunst, die het materiaal een nieuwe vorm geeft door het te bewerken (snijden, boetseren, kappen enz.).
| |
Custom painting
Vanaf ongeveer 1948 begon een zekere van Dutch-Holland in Zuid-Californië met het personaliseren van in massa geproduceerde artikelen (vooral motoren en auto's), door beschildering. Dat kende groot succes. Vandaar ontstond o.m. het volledig persoonlijk construeren met losse stukken van fantastische voertuigen: men sprak van ‘Kustom car cult’. De Engelse Pop-kunstenaar Peter Philips gebruikte de term ‘Custom Art’ in betrekking tot zijn werk, waarin hij beelden uit de sub-culturen inlaste b.v. met lederjakken geklede motorrijders.
| |
Direkte kunst / wiener aktionismus / irrit art
Oostenrijks artiesten van het zogenaamd Weens Instituut voor directe kunst (Otto Muhl, Hermann Nitsch e.a.) heten aldus vanaf ca. 1965 hun acties of happenings. Zij zijn gekenmerkt door ongekende extravagantie: masochisme, sadisme, besmeren van de deelnemers met bloed en vlees, brutale erotiek. Zij heten te behoren tot het ‘Wiener Aktionismus’, dat het traditioneel uitbeelden door kunstmiddelen verwerpt als niet meer zinvol: men moet de realiteit zelf gebruiken als kunstuitdrukkingsmiddel, direct en letterlijk. Wegens het irriterend karakter hiervan werd deze ‘kunst’ door Lea Vergine ‘Irritart’ geheten.
| |
Ethnic art
Vooral in de V.S. gebruikt men deze term meer en meer voor kunst van bepaalde radicale minderheden zoals de Portorikanen of de negers (cf. Black Art). Kreeg meer belang in het kader van de strijd tegen de discriminatie.
| |
Euston road school
Groep belangrijke Engelse kunstenaars (V. Pasmore, Cl. Rogers, Graham Bell, e.a.) verbonden met de Londense kunstschool van Rogers en Pasmore, die eerst in Fitzroy Street en later in Euston Road was gegevestigd tot 1939. Maar ook na W.O. II bleven zij invloedrijk. Gekenmerkt door hun nauw aansluiten bij de Ecole de Paris, meer bepaald een figuratieve stijl, die eclectisch de lijn van Degas, Cézanne, Bonnard e.a. verder ontwikkelde.
| |
Expo-kunst / expo art
Hybriede term, waarmede de modernistische en futuristische bouwkunde bedoeld wordt, die gebruikt wordt voor de paviljoenen van wereldtentoonstellingen.
| |
Flash art
‘Flash’ wijst op schittering en oppervlakkige glans. De term ‘Flash Art’ wordt in Engeland toegepast op een aantal uitingen van het moderne leven waarin oppervlakkige schittering domineert: show, pop muziek, de kledij der succeszangers, de excessief versierde motoren en wagens... Men vindt dit terug in de Pop Art van Allen Jones, Peter Philips, Andy Warhol, Frank Stella, Richard Hamilton e.a.: metaalkleuren, fiberglas, gepolijste verflagen, spiegels en andere attributen worden hiertoe gebruikt.
| |
Floor art (Vloer-kunst)
Een aantal beeldhouwers verfoeien zo de piedestalkunst, dat zij gewoon allerlei elementen over de vloer spreiden van een galerij of op de grond buiten. Dit kunnen metalen elementen of blokken en tegels zijn (C. Andre), ijzerstructuren (Anth. Caro), uitgesneden vormen (Tim. Dever), stukken koord (Barry Flanagan), modder, bladeren, zand, lompen enz. (Minimal Art). Hieruit ontstond de Earth Art, waarbij de aarde zelf bewerkt wordt door de kunstenaar, die deze operatie tot kunst uitroept.
| |
| |
| |
Gedragskunst / behavioural art
Kunstopvatting, gelanceerd door de Engelse kunstenaar Steve Willats en waarvoor hij een ‘Centre for Behavioural Art’ oprichtte in Art House te Londen. Zij sluit aan bij gegevens uit de sociale gedragswetenschappen en de kybernetische technieken. Alle kunst moet volgens hem wijzigingen in de gedragingen van het publiek veroorzaken: de kunstenaar moet hiervan bewust zijn en niet geïsoleerd, maar in een maatschappelijk environment werken. Zo organiseerde Willats projecten waarin een heterogeen publek werd betrokken, uit verschillende sociale groepen. Hij deed ook aan marktonderzoek en sociale enquêtes opdat de artiesten met de resultaten hiervan zouden kunnen rekening houden in hun projecten. Zie ook Kybernetische kust.
| |
Geometry of fear (meetkunde van de vrees)
Naam gegeven door Herbert Read voor het werk van een aantal expressionistische of existentialistische Engelse beeldhouwers, die in de lijn van Germaine Richier en Giacometti in de jaren vijftig de naoorlogse spanning en levensangst uitdrukten door vermenging van menselijke en dierlijke elementen, kooiconstructies, stekeligheden... Vb. Lynn Chadwick, Reg Butler, Kenneth Armitage, e.a.
| |
Habitat
Modewoord bij architecten en designers in de jaren 50 en 60. Oorspronkelijk betekent het de natuurlijke omgeving waarin plant en dier zich ontwikkelen. Waar het mensen betreft wijst het vooral op een artificieel door architecten geconcipieerd leefmilieu (cf. Le Corbusier, ‘Unité d'Habitation’). Beroemd is het ‘Habitat’ van de Expo te Montreal (1967), ontworpen door de Israeli architect Moshe Safte: behuizingseenheden gemaakt volgens serieproduktiemethoden werden er op zeer grillige manier gecombineerd, om aan een grote groep mensen op een beperkte oppervlakte toch privésfeer en comfort verzekeren.
| |
Historicisme
Tendens om stijlen uit vroegere tijden na te bootsen, mits zekere aanpassingen. Door Pevsner werd de term ook toegepast op het navolgen van stijlen uit vroege perioden van de moderne kunst (bv. de Neo-De Stijl, de Neo-Art Nouveau).
| |
Impressionisme abstrait
Term gebruikt om het aanwenden aan te duiden in de abstracte kunst van zekere impressionistische procédés zoals eenvormige penseeltrekken: de abstracten bedoelen hetzelfde optisch effect als de impressionisten, echter los van alle figuratie. Het abstract impressionisme houdt verband met het succes van Monnets late werken bij de abstracten. De tentoonstelling ‘Abstract Impressionisme’ (London 1958) bevatte werk o.m. van Nic. de Staël, J.-P. Riopelle, Sam Francis en Patrick Heron.
| |
Institute for research in art and technology (irat)
Gesticht in 1968 te Londen met als doel werkaccomodatie te bezorgen aan groepen kunstenaars op verschillende terreinen zoals alternatieve TV en toneel, computerkunst, film- en foto, electronische kunst, kunststofexperimenten, video... Het gaat dus om kunstactiviteiten, die een uitgebreide technologie vereisen.
| |
Kapitalistisches realismus
Naam afgeleid van het socialistisch realisme. Hij wordt soms gegeven aan de realistische werken van de Duitsers Gerd Richter e.a., die bekend werden om hun op fotografie berustende uitbeelding van hedendaagse personages en gebeurtenissen. Richter was een der centrale figuren der Biënnale van Venetië in 1972.
| |
Kunstlaboratorium / arts lab(oratorium)
De Amerikaan Jim Haynes stichtte het eerste lab in Covent Garden te Londen in 1967: in een verlaten scrap-metal warenhuis huisde hij een teater, bioscoop, kunstgalerij, ateliers en boekwinkel en gaf er de status van een privé club aan. Twee jaar later waren er zo 150 in Groot-Brittannië. De bedoeling was avantgarde en undergroundkunst te bevorderen door aan de artiesten vrije ateliers te verschaffen voor losse experimenten en projecten; anderzijds wilde men het publiek centra bezorgen voor ‘fun, new culture and madness’ (R. Neville). De meeste arts labs waren slecht beheerd en hielden dus niet lang stand; trouwens de artiesten vertikten het weldra te moeten werken te midden een stroom van gapers.
| |
Kitsch
Van het Duitse ‘Verkitschen’ = goedkoop maken: wijst dus op tweederangskunst, ontstaan door nabootsing van vroegere kunststijlen. De term wordt soms in verband gebracht met het Russisch ‘Keetcheetsya’ = protserig, opgedirkt. Dikwijls betekent het zogenaamde kunstwerken gekenmerkt door goedkoop sentimentalisme en op grote schaal verspreid bij het volk; daarom door de meeste avantgarde-kunstenaars gescholden voor pseudo-kunst, kunstpollutie, massa-consumptie-kunst zonder echte esthetische waarde, na-aping door de bourgeois van de weelde der benijde aristocratie, souvenirkunst, produkten van een zielloze industrie... Men vindt de Kitsch terug in alle kunstvertakkingen en -disciplines. Sommige avantgarde-kunstenaars vereerden de Kitchkunst: b.v. Yves Klein, Claes Oldenburg en veel Pop-kunstenaars. Abraham Moles schreef een essay getiteld ‘Le Kitsch: l'art du bonheur’ (1971).
| |
Kleur-dia-cultuur / slide culture
De invloed van de kleurfoto (en dia) is zo groot dat zij een cultuurscheppend verschijnsel kan heten. Zij is determinerend in de artistieke opvoeding. Zelfs het gruwelijke (b.v. atoompaddestoel of menselijke miserie) worden erdoor tot een kleurwonder. De kunstwerken zelf winnen door de fotografie aan schittering, zodat de originelen zelf dikwijls ontgoochelend wordt. Zie ook Flash art.
| |
Metabolisten
Groep opgericht door de befaamde Japanse architect Kenzo Tange in 1960. Hij streefde naar een architectuur die zich ontplooit volgens de groeibeginselen die in de biologie gelden (metabolisme). Hij heeft dus meer aandacht voor het verband tussen de bouwwerken dan voor de afzonderlijke gebouwen. Zo ontstond b.v. het project van Kukokawa, waarbij de leefruimte bovengronds was en de productie ondergronds werd geïnstalleerd.
| |
Musée imaginaire (denkbeeldig museum) / museum without walls (museum zonder muren)
André Malraux kwam tot de conclusie dat iedereen zich door middel van reprodukties een eigen ‘musée imaginaire’ kon bouwen; deze idee werd verder ontwikkeld in de V.S. (Museum without walls).
| |
Negerkunst / black art / negro art / art nègre
In brede zin wijst dit op kunst van Amerikaanse negers; enger op kunst die de Europese opvattingen verwerpt ten voordele van primitief Afrikaanse of gegroeid is uit specifieke ervaringen van Amerikaanse negers. ‘Studio Museum’ is een centrum voor Black Art te Haarlem-New York (1968). Soms is Black Art ook een kunst die aansluit bij de Black Power-ideeën. Negerkunst wordt veel beoefend te Washington DC (Sam Gilliams, Alma Thomas, Carroll Sockwell, e.a.).
| |
Neo-romantic painting
Naar het voorbeeld van een aantal grote kunstenaars (Paul Nash, Graham Sutherland, Henry Moore, Edw. Burra) ontstonden in Engeland voor en na W.O. II veel sterk emotieve landschapschilderijen (meestal aquarellen) in de traditie van de Engelse romantiek.
| |
New informalists / new colourists / lyrical co-lourism
Omstreeks 1970 ontwikkelde zich in de V.S. een reactie tegen de bewering dat de (vooral abstracte) schilderkunst dood is: een aantal schilders produceerden daartoe grote schilderijen, met acrylverf gespreid of gedopt over het doek, lyrisch abstract, zeer decoratief en zorgvuldig bewerkt (David Diao, Robert Duran, Ken Showell, James Sullivan, Donald Lewallen e.a.).
| |
Oikistika / ecistics
Term gelanceerd door de Griekse architect Const. A. Doxiadis (van het Griekse woord ‘oikos’ = huis). Hij bedoelde een nieuwe wetenschap, deze van de menselijke nederzetting. Ze betrekt haar gegevens uit economie, sociologie, politiek, historie, anthropologie, urbanisme e.a. en verwerkt deze gegevens wetenschappelijk en mathematisch. Hij leidt een centrum voor Oikistika te Athene.
| |
| |
| |
Onzichtbare sculptuur / lost sculpture
Term toegepast op de Minimal Art in de beeldhouwkunst waarbij het gaat om beeldhouwwerk dat in feite uit dingen uit de realiteit bestaat, zodat men er geen beeldhouwwerk in ziet. ‘Lost’ staat in tegenstelling tot ‘found’; de ‘found objects’ zijn banale dingen die geïsoleerd en tot kunst verheven werden, om mogelijks nadien weer gewone dingen te worden = ‘lost objects’.
| |
Romantische abstractie / abstract sublime / american sublime
Term gelanceerd in 1961 door de Amerikaanse Robert Rowenblum in verband met de Amerikanen Jackson Pollock, Barnett Newman, Mark Rothko en Clyfford Still. Steunend op het onderscheid tussen het mooie (lief, glad, delicaat) en het sublieme (vreselijk, duister, eenzaam, romantisch). Zo kan men ook spreken van romantische abstractie.
| |
Sciart
Samenstelling van ‘science’ en ‘art’. Naam voorgesteld door de Amerikaanse fysicus en dichter Bern Porter, in een essay van 1971, waarin hij talrijke wetenschappelijke ontdekkingen onderzoekt die door de kunstenaars kunnen gebruikt worden.
| |
Participatory art / part art / participatie kunst / fun art
Kunst waaraan de toeschouwer op een of andere wijze actief participeert. In zekere zin is voor gelijk welke kunst participatie nodig, maar na 1945 zocht men op allerlei manieren aan deze participatie een meer concrete en directe vorm te geven. Dit komt o.m. tot uiting in de Op art (verplaatsing geeft waarnemingswijziging), Kinetische kunst (de toeschouwer kan in vele gevallen zelf de beweging bepalen), Kybernetische kunst (klanken voortgebracht door de toeschouwer wijzigen het kunstwerk), Pneumatische kunst (de toeschouwer helpt op- en afblazen), Happenings en Acties (de toeschouwer speelt er meestal een essentiële actieve rol), enz Cf. Tentoonstelling ‘Pioneers of Part Art’ (Oxford 1971). ‘Part art’ wordt in de V.S. meestal met de naam ‘Fun art’ betiteld, wat het speelse element ervan beklemtoont. Maar deze naam wijst op het gevaar voor oppervlakkigheid en prullerigheid, dat vooral de technologische kunst bedreigt: kunst wordt een spelletje voor technologen, of voor verzamelaars van curiosa.
| |
Polit art / prop art
Politieke kunst en propaganda kunst. Vooral in posters en cartoens.
| |
Procederings-kunst / procedural art / process art
Kan Process Art in de enge betekenis geheten worden, nl. een kunst welke aan het wordingsproces zelf van het kunstwerk meer betekenis hecht dan aan het eindresultaat. Bv. Voor Action Painters is het eindresultaat een neerslag van hun creatieve activiteit zelf, het is eigenlijk nooit af, want men kan er mee doorgaan. Men gebruikt daartoe graag technieken en procédés die klaar de manier van procederen van de kunstenaar tonen (bv. dripping, foto's van tussenstadia, wijzigingen aanbrengen gedurende de tentoonstelling, het maken van het schilderij als een vertoning publiek opvoeren).
| |
Straatkunst / street art
Alle kunst die zich op straat presenteert kan natuurlijk met die naam bestempeld worden: Happenings, Acties. In enge zin wijst het op de politieke en propagandakunst in het openbaar, die op grote schaal wordt aangewend tot systematische indoctrinatie van de massa in alle totalitaire staten. Reeds in 1918 verklaarde de Rus Vladimir Mayakovski dat de kunstenaars van de straten hun borstels en van de pleinen hun paletten moesten maken. Artistiek en wat ideeën betreft veelal zeer primair, maar daarom juist efficient: hetzelfde fenomeen stelt men vast in het politiek toneel bv. van B. Brecht. Cf Strassenkunst.
| |
Studio archizoom associati / supersensualismo
Groep van zes kunstenaars uit Florence gesticht in 1966. Zij wilden in de architectuur en het Design het antifunctionalisme brengen: aanwending van Kitch-elementen, decoratie en stilering. Zij kregen steun van de tijdschriften ‘Domus’ en ‘In’ (Milaan).
| |
Tantra-kunst
Sanskriet: ‘Tan’ = evolutieproces + ‘Tra’ = werktuig; betekent ‘Middelen voor de ontwikkeling van de kennis’.
Als godsdienst is het mengsel van hindoeïsme, boeddhisme en yoga (van 4e E.v. Chr. tot heden), als kunst is het even verscheiden. Het succes van de Oosterse godsdiensten bracht ook in kunstenaarskringen - vooral in de U.S.A. - belangstelling en navolging van deze kunst o.m. in de Psychedelic Art.
| |
West coast school / pacific school
In de naoorlog geraakte de kunstactiviteit aan de Westkust van de USA (Los Angeles, San Francisco) zeer bekend. Een eigenlijke school is er niet, wel enkele veel voorkomende tendensen: invloed van de Oosterse kunst, vooral Japan en China, openheid, verdraagzaamheid, eerbied voor het métier. Bekende namen zijn bv. Mark Tobey, Morris Grave, Mel Ramos, Edward Kienholz.
A.S.
|
|