Christelijke kunst en levend geloof
(N.a.v. het artikel ‘Kunst en religie’, in ‘Vlaanderen’ nov.-dec. 1975).
Christelijke kunst komt hoofdzakelijk in drie vormen voor: als sacrale kunst (liturgie namelijk en paraliturgie), als formeel christelijke kunst (goed merkbare motieven uit de christelijke openbaring), als profane kunst met christelijke inspiratie (vaak moeilijk te onderscheiden). Nu lijkt deze laatste ons belangrijker dan de andere twee: alleen door háár intensiteit geraakt àlles van de grond. We pleiten dus voor de christelijke inspiratie, het levend geloof van de creërende kunstenaar.
Dank zij de omgewerkte liturgie, het veranderde godsdienstonderwijs, de nieuwe vormen van christelijke opvoeding, actie, samenzijn, pastoraal, ontstond een overvloed van sacrale en van formeel christelijke probeersels. Wij bedoelen vooral: de brede waaier van liturgische teksten, de persoonlijke en gezamenlijke overwegingen, gebeden, gezangen, de actualiserende parafrasen van psalmen of evangelie, de programmateksten bij dialogen of conferenties, de uiteenzettingen en stellingnamen... Duidelijk leeft er iets en duikt iets nieuws op; onmiddellijk verwatert echter veel in de massa-mediaoverdaad, zodat het oude gezegde mag opgehaald worden: ‘veel gescheer en weinig wol’.
Binnen het beperkt artistieke is de formeel christelijke kunst ambivalent geworden: gelovigen en ongelovigen hanteren dezelfde openbaringsmotieven, waarvan de heiligste soms cynisch besmeurd worden. Traditie-christenen van hun kant verdoezelen en ignoreren veel tekenen-van-geloof: al te lang werden deze ontledigd, gedoofd, omgebogen naar moralisering of sentimentele ascese, naar een onwerkelijke stagnering. Zo komt het dat gezaghebbende critici, ook gelovige, de christelijk geëngageerde kunst voor minderwaardig houden: bij een goed poppenspel (zo motiveren ze hun houding) mag niemand werkende vingers bespeuren.
Ook de christelijk geïnspireerde kunst, profaan van voorkomen, geniet bij ons weinig aanzien: het klare geloof borrelt er zo zelden, zo weinig in op! We blijven hier niet stil bij de antihumane en antigodsdienstige verloedering, die onweersproken en profetisch onze cultuur wil oriënteren en stuwen - al verdienen ook diè kunstenaars een oprechte bejegening. Doch daarnaast treft ons, in christelijke kunstkringen, het grote getal van gecomplexeerden, die creatief noch kritisch op vaste grond lopen. Het geloof is voor hen een resterende dwangbuis, dat ze niet weten af te leggen, niet kunnen vergeten. Vitaliteit en fierheid lijken opgegaan in een bij pozen agressieve onzekerheid en onrust.
Een oplevend geloof (oplevende liefde daarin) bevordert openheid en verbroedering, zuivert de lucht, verleent vastheid. Polemieken, op basis dan van een sereen-eerbiedige pluriformiteit, bezetten nooit de hele horizon; de christelijke kunstenaar, mens en persoon, mag zichzelf zijn, doorgroeien, meedelen en goeddoen. Alleen een godsdienstige warmte laat de waarachtige kunst opschieten, die weerkerig de zwellende godsdienst weet te bezielen, symbolisch te verrijken, te doen doordringen tot alles van aarde en hemel.
Dat is nog niet alles; want alleen een herlevende godsdienstigheid (in het westen een herlevend christendom) redt onze samenleving, onze kunst meteen. Samenleving en kunst ondergaan dezelfde zware crisis, beïnvloeden mekaar en vinden het niet. Als in een vermaterialiseerde beschonkenheid gooit men waarden en waarheid om, zonder de verblinde begoocheling op te ruimen welke de nakende ondergang vooruitgang noemt...
...Wij breken dus een lans voor de christelijk geïnspireerde kunst, verder geheel in het profane, - voor de christelijke herleving zelf, onontbeerlijk om veilig te staan. Al het overige volgt daaruit: een formeel christelijke kunst waarbij de openbaringsmotieven weer vlammende edelstenen worden, - een sacrale kunst die bijbel en sacramenten weet te valoriseren in een modern-christelijke traditie.
Mogen we dat alles, in vorm van vraag, toepassen op ons Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond? Wordt het misschien een vraag van staan of vallen, leven of sterven?
Niet zonder fierheid en praal, scherp zelfbewustzijn en parate verdediging, maakt het onze cultuurschatten voor velen toegankelijk: verleden en heden, steden en provincies, mensen en groepen! Niet zonder een rusteloze bedrijvigheid en onafgewende aandacht wil het alle gelovige kunstenaars verbroederen, alle artiesten van goede wil; onder wie dan velen, bij een erkentenis, huldiging, attentie, zich begrepen en gelukkig voelen, aangespoord en tot méér bekwaam... Het verbond werkt in de breedte; in de diepte ook wel, maar minder.
Moet het zijn allereerste aandacht niet even verleggen, uitbreiden liever? Zonder personen of prestaties voorbij te zien, zonder planten en bloemen te laten verkwijnen, moet het de grond niet gaan bewerken voor betere wortels? Zonder het heerlijke huis nog te verwaarlozen, moet het de fundamenten niet vaster leggen? Hier, in het culturele Vlaanderen, is de oude Rots-van-Petrus bijna tot zand verbrokkeld, - en, in de stormen van nu, welke stichting houdt dan stand?
Em. Janssen, Heverlee.