Op de Vlaamse Poëziedagen 1972 werd Gwij Mandelinck uit Tielt bekroond met een reeks van drie gedichten. Aan de laureaat werden enkele vragen gesteld.
[pagina 437]
[p. 437]
-
Waarin ligt het belangrijkste van Uw poëzie?
-
Mijn poëzie vind ik eigenlijk niet zo ‘belangrijk’. Hoe zou het? Hoeveel goeie poëzie wordt er geschreven? Ik heb echter altijd een enorme vreugde beleefd aan poëzie. Toen ik enkele jaren geleden toneel schreef (o.a. De wake) kon ik mij niet losmaken van een poëtisering op op scène. Ik heb drie jaar geleden gekozen voor het gedicht. Ik stond echter behoedzaam tegenover de direkte belijdenis. In mijn bundel ‘Het oogbad’ staat de vreugde voorop. De vreugde om de eenvoudige dingen, de vreugde om een transcendente hoop. De ik-vorm heb ik geneutraliseerd door een veralgemeende wij-vorm. Door een nauwkeurige natuuranalyse heb ik geprobeerd een verkoelingseffect te bereiken. Bij de poging het leven zoveel mogelijk in symbolen af te koelen, heb ik vooral het beeld uitgebalanceerd. Misschien tot in het extreme toe.
-
Is er een evolutie in Uw poëzie merkbaar?
-
In een bundel, die nu bijna zijn voltooiing bereikt, heb ik een versobering nagestreefd in woord- en beeldgebruik. Volgens het juryverslag van de Vlaamse Poëziedagen heeft het geluk in de bekroonde gedichten opnieuw een overheersend karakter. De vreugde wordt in brede cirkels rondom ‘het huis’ getrokken. Het wordt wellicht een bundel van de ‘thuiskomst’. Maar die vreugde wordt door een bedwongen angst voortdurend gerelativeerd. De gedichten lijken meer extravert dan die uit de vorige bundel: in mijn laatste twintig gedichten kom ik voortdurend ‘van bij de mensen.’
-
Heeft de poëzie een kans in deze tijd?
-
Waarom niet? Vraag niet dat de mensen een aantal bundels lezen. Plaats een vers in een dagblad, op een reklamebord, misschien op een gebruiksvoorwerp en je zal heel wat mensen een poëtische feeling bezorgen. Poëzie van lange adem is echter voor een meer beperkte ‘kring’ bestemd. Wie nood heeft aan een gedicht, zal er naar grijpen. Verkoopcijfers spelen in de poëzie geen rol. Naarmate mijn poëzie gerelativeerd wordt, snap ik des te duidelijker hoe belangrijk en onvoorstelbaar het leven is. En dat is ook heel wat.